De Gids. Jaargang 92(1928)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Hero en Leander. Als Hero aan dat water kwam Waar haar de minne henen nam - Gelijk een bloemblad op den wind Zich ijl en voortgedragen vindt - Wist zij den laatsten nacht verscheurd Naar leed en schemer uitgebeurd; Het windgetier joeg schuim en zand in witte flarden over 't strand, dat duister in den nieuwen dag, een wond, midd' zee en bergen lag. De somb're donder van den vloed was dreunend in haar bonzend bloed: de angst, de opstand, het gemis dat dreigt en onafwendbaar is, dat weenen schort -; maar eens gaat wijd- verloren in oneindigheid die achter het bekend gezicht van al wat wij beminnen ligt. Doch allengs spatte 't feller licht in vonken duizendvoud en dicht uiteen en òp en stortte weer in koele, zachter strooming neer gelijk een moegekuste mond met 't zoeter woord zijn liefde kondt. [pagina 43] [p. 43] Daar stond de schoone Hero stil in zonneschicht en windgeril. Een jonge berk in glanzend licht stond nimmer ranker opgericht. Heur haar, dat vlotte als een wijl bewogen rusteloos en ijl, gebaarde een brekend neigen naar het nieuwe aanzijn rondom haar. Zij dronk den dag met oogen wijd van zwevende verlorenheid, die haar ook hier ook hier kwam vinden, die haar ontvoerde aan die haar minden; en met een onbewust gebaar vonden haar stille hande' elkaar. Dan ging ze over 't witte zand En schutte de oogen met de hand of neep ze een wijle onwillig dicht voor 't vonke-spelen van het licht dat, ginds, in zilv'ren spiegels blonk.... Haar was het, of de ebbe wonk, die met van rillend schuim een rand, week ver en verder van het land -; Zóó gaf de wade van den dood het lichaam van Leander bloot. Zij ging op den beminde toe En klaagde niet en vroeg niet hoe; Doch 't was, of haar hier tegenloech de dood, dien zij in 't harte droeg, of dit onduldb're was gewin, een nieuw aanschouwd, bekend begin en al het schuwb're van het leed in 't lied van zee en wind vergleed.... Ze knielt bij haar Leander neer Betast den dood met handen teer, En droomend ziet ze voor zich heen [pagina 44] [p. 44] of haar iets liefelijks verscheen; Dan, rustig, of ze slapen ging, vleit ze zich naast haar lieveling. Het stommer lied van wind en zee is enkel streeling, enkel vrêe. - Zij heeft Leander's dood geproefd En dat is al, wat zij behoeft. Maria van Royen. Vorige Volgende