De Gids. Jaargang 92(1928)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 343] [p. 343] Westmoesson. (Kust van Atjeh). De regen ratelt op de klappertuinen, Die mijlenver de huivergrauwe zee bezoomen. Uit regenfloers en wolkenflarden doomen Van verre bergen sombre, ruigbegroeide kruinen, En gonzend stuwen zwaargezwollen stroomen Ter monding voort leemgeler waatren wilden vloed, Meevoerend - willoos - losgewoelde boomen, Wier wankel evenwicht de wieling kant'len doet. Den geur van rottend loover en de aromen Van overrijpe vruchten, die met doffen, Gedempten val op molm-zachten bodem ploffen, Verwaait de regenwind in vochte vlagen, Die rits'lend door het groen der blanke sawahs zwerven, Om aan den grauwen einder weg te sterven.... Daar splijt de late zon de lage wolkenlagen: Goudlichte glorie overstraalt de landen En purper vlammen òp de duistre tufsteenwanden. J.F. Kunst. Vorige Volgende