De Gids. Jaargang 89(1925)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 171] [p. 171] Oude verzen. Sonnet. Teeken den hemel in het zand der zee en ga, en droom; want bij uw wederkeeren zullen de golven u hun wijsheid leeren ruischende over 't beeld van uwen vrêe. Alle de woorden, wijze en geheime en de paleizen en de pyramiden en vorsten die daarvoor hun volk verrieden en volkeren, en dichters, en hun rijmen, Al deze zijn geweest en zij bezaten de spiegeling der hooge hemelen zij zijn gegaan; zij hebben mets gelaten. Teeken den hemel in het zand der zee en droom van hun vergetene gelaten en droom, en wees gelukkig met uw vrêe. 1917 [pagina 172] [p. 172] De Vlam Een ranke vlam, een stil dun vuur, zweeft tusschen mij en de natuur den brandend helderen hemel in, daar vliegen donkere vlinders in. Ik ben dit blinde sterven moe, ik sluit het dunne venster toe, ik ga en slaap; te middernacht is 't open in den wind gebracht. De kaarsvlam trilt, als in 't begin vliegen er donkere vlinders in, een huivering, een oogopslag, ik zie wat mij verteeren mag. Een oogopslag van de beminde deed mij den diepen hemel vinden; helaas, de open hemelen zijn vlam en brandend wemelen. Mij ziet uit die beminde oogen een stiller, dieper wezen aan, een vlam waartoe de ziel moet gaan, verlies is ieder ander pogen. Het lichaam sliep in oud bestaan; o ingeschapen wreed vermogen der ziel om van ons heen te gaan. 1917 [pagina 173] [p. 173] Het Antwoord. Hare oogen waren dicht, haar mond gesloten. Er was geen woord meer, en haar wit gezicht was vreemd en zielloos naar hem opgericht. Hij liet haar los, nu alles scheen verstooten. En met één hand steun zoekende op zijn borst duwde zij hem terug, schreed achteruit; haar lippen openden, maar geen geluid kwam af, alsof het hart niet spreken dorst. Hare oogleên trilden en haar blik ging open, zij zag hem en schreed nogmaals verder heen. Hij dacht alleen: ‘zij spreekt niet, zij spreekt niet’ voelde zijn handen hangen naar beneên en scherpe tranen in zijn oogen loopen en toen zeide ook de stem: ‘Ik weet het met’. 1920 J.W.F. Werumeus Buning Vorige Volgende