liefde afhankelijk-zijn van een man haar albeheerschend levensverlangen is, dat zij verwezenlijken wil, ook al vernielt zij er eigen en anderer geluk mee, al moet zij er zich voor in de macht geven der leugen, waarvan toch haar innerlijk wezen afkeerig is. Maar de mijmerende zelfontleding bleef haar vreemd, en als na haar droeve ontgoocheling, een ouder vriend haar redeneerend voorhoudt, hoe liefde en verlangen slechts relatieve waarden zijn in het leven van een mensch, vindt zij tot antwoord enkel den zielekreet: ‘Ik ben voor niets anders geboren ...’
En toch draagt deze Hellen in zich een bevrijdend element. Onder haar ijdelen lust aan eigen macht tot bekoren, haar zucht naar avontuur en haar ongebreidelde sensualiteit, gloeit onaangetast als wezenskern een warme moederlijkheid, - het gevoel, dat bij de oudere zusters zoo hopeloos aan het uitdooven leek. Een moederlijk voelen zoo sterk en spontaan, dat het allen die haar naderkomen, binnen de straling van zijn warmte trekt: haar door het leven afgematte moeder, haar ziekelijke, droefgeestige oudere zuster, een spichtig dagmeisje wier kleine verdrietjes zij troost. Maar innigst van al omvangt zij er het moederlooze jongetje mee dat zij verzorgt en koestert, alle zelfzuchtig belang op zij zettend, wiens bazig en fleurig figuurtje als zonneschijn glanst over vele bladzijden.
En een verheuging is het, om dit wijd moederlijk voelen, de losmaking van zichzelf om te gaan tot het wezen van anderen, dat De Branding doorflikkerde als een lichtje den mist, weer te vinden in den nieuwsten bundel der schrijfster, Open Zee, getemperd tot een bestendiger gloed, die haast al deze verhalen omhult met een sfeer van zachtheid. Onwillekeurig brengt een aandachtig vergelijkend lezen van beide boeken er toe, om ook het eerste aan te zien met ruimer belangstelling en een poging tot begrip. Was niet in dit liefde-verhaal van Hellen het op de spits gedreven zinnelijk verlangen, dat door zijn eenzijdigheid ook nergens heelemaal levenswaar aandeed, te beschouwen als iets bijkomstigs? als het wat vèr doorslaan van den slinger in een beweging, die zich noodwendig moest losmaken van een al te zeer verintellectualiseerd vrouwelijk levensgevoel, dat dreigde met verstarring en dood? Want zulk een beweging kon wel niet anders dan zich wenden naar de andere levens-pool, het instinct. En wellicht nog duidelijker maakt zich die terugslag naar het instinctieve kenbaar door het verschijnsel, dat een goed deel van het klein gebeuren, waarvan Open Zee vertelt, zich afspeelt onder het oppervlak der bewustheid. In zekeren zin schijnt zoo dit werk wel mee opgenomen in een der vele stroomingen die richting uit, welke in de laatste jaren zoo machtig kwamen opzetten, maar het bewaarde toch daarin een zeer eigen gehalte. Want zelden werd zoo zuiver als door enkele van deze vertellingen, die alle blijven bewegen binnen den schijn van het vastgegronde en alledaagsche, zonder ophef of nadruk, zonder eenig vernuft-spel met occultisme of Freudisme ook, de overpeinzing bij den lezer levendig, hoe weerloos vaak een mensch de stuwing volgt van machten in zijn binnenste die hij niet kent, veelmin beheerscht.
Nergens legt de auteur zich of anderen problemen voor, schijnbaar vanzelf en onweerhoudbaar worden onder het lezen de vragen in ons losgewoeld. Zij vertelt van een jonge vrouw en moeder, onmachtig om wat het leven van haar eischt en wat zij voor zich zelf verlangen zou, tot een blij geheel saam te smelten, en dan half dapper, half moedeloos een stuk van zichzelf verloochenend - en noemt dat verhaal Een broze Ziel.