De Gids. Jaargang 85(1921)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 245] [p. 245] De zon. De Zon, de àl-zegenende Koningin, Die teer gesponnen goud in garven deelde, Wèkte, waar lachend zij de velden streelde, Stroomen van voorjaarsgeur en kleur-gewin. De waereld scheen één groeiens-blij gezin, Verjongd in 't witte kleed dier bloesemweelde, Die 't paradijs eens tooide, - en vooglen kweelden Hun lied den blijden blauwen hemel in. Maar tusschen rozenhaag en rijpend graan Lag een jong man, door wonden wreed geschonden, Grimmig verslagen in den dood gegaan... En boven 't schendig beeld van Kaïnszonde, Met menschenleed noch dood of rouw begaan, Vierde de Zon haar souvereine ronde. Jan Veth. Vorige Volgende