| |
| |
| |
De Russische socialistische federatieve Sowjet-republiek.
Opmerkelijk is, voor wie eenige jaren in het buitenland vertoefde, de verandering die in de geestelijke atmosfeer van Nederland heeft plaats gehad; verbazend het nieuwe geloof, dat daar is opgebloeid; ontstellend de gronden waarop het wordt gepropageerd en de onjuiste voorstellingen omtrent wat elders in naam van die leer is gewrocht.
Voorlichting van het publiek schijnt thans de onafwijsbare plicht van allen, die het Communisme in Rusland zelf aan het werk hebben gezien.
Te Kieff gevestigd als vertegenwoordiger der Nederlandsche regeering, was ik tevens belast met de bescherming der belangen van andere nationalen, toen de bolsjewiki daar binnentrokken. Te zamen met alle consulaire ambtenaren werd ik uit Kieff uitgewezen en bleef, gedurende eenige weken, te Odessa geïnterneerd, totdat een Fransch oorlogsschip ons naar Constantinopel overbracht. Reeds vóór de verovering van Kieff door de roode troepen had de Russische communistische beweging mijne aandachtige belangstelling; sedert die gebeurtenis heb ik niet opgehouden haar ter plaatse te bestudeeren als een belangwekkend maatschappelijk verschijnsel, ten opzichte waarvan ik geheel vrij stond, noch in mijn oordeel belemmerd door de instructies mijner regeering noch door persoonlijke belangen of oordeelen vooringenomen.
Van de overtuigde communisten, sowjet-autoriteiten of anderen, heb ik nagenoeg niets kunnen ervaren; nagenoeg alle moeite met hen anders als ambtelijk te verkeeren, was
| |
| |
vergeefsch: voorzoover zij niet zich a priori op een onverzoenlijk vijandig standpunt stellen, zijn zij veelal bevreesd, voortdurend bespionneerd door wantrouwende partijgenooten, dikwijls door heel weinig intelligente, zelfs op de simpelste vragen te antwoorden. In de tweede of derde week van het roode bewind werd de chef der kiëver afdeeling van het Volkscommissariaat van Buitenlandsche Zaken (destijds nog gevestigd te Kharkoff) gearresteerd, onder meer, omdat hij te mijnen huize een haastig noenmaal had genuttigd; nog gedurende een tiental dagen kreeg ik omtrent hem berichten door andere, weder ontslagen arrestanten; sedert dien is hij verdwenen. Rakofski, den president der, slechts in naam van Moskou onafhankelijke, Oekrainsche Socialistische Republiek heb ik heel enkele malen tot een kort en steeds belangwekkend gesprek kunnen bewegen, maar hij weigerde over iets anders zich uit te laten dan over butienlandsche politiek.
Alle andere bronnen van informatie waaronder de - alle officieele of officieuse - dagbladen een groote plaats innemen, stonden echter te mijner beschikking. Voor wat te Petrograd en Moskou, steden die ik persoonlijk niet bezocht heb, gebeurd is, heb ik behalve van tallooze andere inlichtingen van Russen en Polen, van Duitschers en Oekrainers, van allerlei overtuiging en werkkring, kunnen gebruikmaken van de ervaringen van een zweedsch diplomaat, die aan het nederlandsche gezantschap te Petrograd heeft gearbeid in de sectie, die de engelsche belangen behartigde, en bovenal van die van den heer E. Kruytbosch, een Nederlander, te Petrograd verbonden aan de commercieele leiding der rubberfabriek Treoegolnik (onderneming, die in den goeden tijd aan 16000 arbeiders werk verschafte), en later commercieel leider der filiale te Kieff, in gedwongen dienst der bolsjewiki, die het bedrijf hadden genationaliseerd. Ik heb zeer sterk den indruk gekregen dat principieel noch feitelijk de toestand in het Noorden verschilde van die in het Zuiden. Zoolang de Raad van Volkscommissarissen te Kharkhoff was gevestigd, was het leven te Kieff gemakkelijker, was daar minder orde, maar ook minder consequent schrikbewind; soortgelijke ervaring had men te Petrograd en Moskou opgedaan; zoodat tusschen Moskou en Kieff
| |
| |
allicht een verschil in graad, zij het niet in wezen, bestond.
Van de nederlandsch-communistische vlugschriften en artikelen, die ik onder oogen heb gehad, scheen mij de brochure van mevrouw Roland Holst verreweg de sympathiekste. De auteur zet met de zuivere eerlijkheid en de overtuigde vervoering van den apostel hare vooroordeelen en onvolledige wetenschap uiteen. Indien het dan mijn taak is, in een zeer summiere beschrijving, valsche voorstellingen te niet te doen, meen ik niet juister te kunnen handelen en zeker niet aangenamer, dan, uit dat geschrift enkele grepen doende, mijn voorstelling van de ‘daden der bolsjewiki’ te stellen tegenover hare meening. Ik meen mij daarbij, zooveel maar eenigszins mogelijk is, van eene rechtstreeksche beoordeeling der feiten te moeten onthouden.
| |
I.
‘De geheele macht binnen het territoir der Republiek behoort aan de arbeidersbevolking van het land’ en ‘de parasitische klassen der maatschappij behooren te worden vernietigd’ heet het in de Grondwet der ‘Russische Socialistische Federatieve Raden-Republiek’, die in een ander artikel uitroept de ‘dictatuur van het proletariaat’. Zeer beslist wordt afstand gedaan van de democratische gedachte dat de geheele volksgemeenschap deel behoort te hebben aan de regeermacht, en de absolute heerschappij van een déél van het volk over het gehéél ingesteld.
Het proletariaat, dat dus alleen actief en passief kiesrecht heeft, bestaat volgens diezelfde Grondwet uit ‘allen, die hun levensonderhoud bekostigen uit de opbrengst van productieven en voor het algemeen nuttigen arbeid’, als hoedanig alléén worden beschouwd ‘arbeiders en geëmployeerden in industrie, handel en landbouw, verder de boeren, die geene arbeiders in hun dienst hebben en de personen, die, in de huishouding werkzaam, hunnen gezinsgenooten den productieven arbeid buitenshuis mogelijk maken’, ten slotte de, onbegrijpelijk tallooze, ‘staatsambtenaren, de soldaten en matrozen van de roode legers en vloot. Uitgesloten zijn allen die arbeiders in hun dienst hebben, die handel drijven, van renten of pensioenen leven, geestelijken en dergelijke’.
| |
| |
Zoo de theorie: de praktijk beperkt het aantal kiezers nog zéér aanmerkelijk. Dat weet mevrouw Roland Holst ook wel. Immers, zij deelt mede: ‘Na de Novemberrevolutie werden de vakvereenigingen herschapen in industrieverbonden naar duitsch-amerikaansch voorbeeld. Van het lidmaatschap van den vakbond werd het kiesrecht voor de politieke Sowjets afhankelijk gesteld’ (pag. 16). Maar dat is slechts één der middelen op de verkiezingen invloed te oefenen, slechts de éérste beperking.
Dagbladen of tijdschriften, die den kiezers andere als communistische denkbeelden zouden verkondigen, worden niet getolereerd. Recht van vereeniging en vergadering hebben alleen de communistische partijgenooten; zoodra schijnt niet den regeeringsspionnen eene vereeniging een sterk afwijkende meening te zijn toegedaan, of zij wordt opgeheven: openbare kiezersvergaderingen, waarin de problemen van den dag worden besproken, in niet-communistischen, zelfs in socialistischen zin, worden als ‘contra-revolutionnair’ gesloten. Nauwelijks iemand zou durven wagen zich te stellen tegenover den regeeringscandidaat, in een land waar reeds de verdenking van oppositie blootstelt aan huiszoeking en strafvervolging.
De stemming is openbaar, niet geheim; volgens officieele toelichting ‘opdat de goedgezinde arbeiders hunne op vijanden van het proletariaat stemmende makkers zullen leeren kennen en in toom houden’. De tot oordeelen in dezen bevoegde autoriteiten echter beschouwen ieder niet-communist als ‘contra-revolutionnair’ en bestraffen iedere contra-revolutionnaire handeling met den dood. Gekozen wordt, in de praktijk, door de machthebbers; gestemd wordt, in de praktijk, slechts door communisten of die ervoor moeten doorgaan.
De geschiedschrijfster van de ‘Daden der Bolsjewiki’ vindt een en ander geheel in den haak. Immers: ‘Gedurende dit tijdperk is de inrichting der maatschappij volgens de eischen der formeele demokratie onmogelijk, omdat de bourgeoisie, zoolang zij sociaal niet vernietigd, dat wil zeggen, niet in de nieuwe arbeidersgemeenschap is opgegaan, haar ekonomische voorrechten altijd weer zou gebruiken om de formeelbestaande demokratie metterdaad te vervalschen en de achterlijke, onbewuste of halfbewuste elementen van de massa
| |
| |
te beïnvloeden’ (p. 13). Hoe zij en hare medestanders echter erin slagen den wil van dergelijke kiezers te vereenzelvigen met den wil van ‘de geheele arbeidersbevolking van het land’, is raadselachtig.
Op die wijze komen tot stand de ‘Raden’ van stad en land. In hun gebied oefenen zij, in naam van het volk, alle macht van wetgeving, uitvoering en rechtspraak, die zij niet overdragen aan een hoogere autoriteit. Zij kiezen uit hun midden een bestuur, het ‘Uitvoerend Comité’, dat, zoolang de Raad niet vergaderd is, in zijnen naam decreteert, handelt en vonnist.
De locale Raden vaardigen uitverkorenen af naar de Gouvernements-Radencongressen, die, op hun beurt, afgevaardigden zenden naar het Al-Russische Radencongres. De macht dier lichamen, tot wier competentie behoort wat van gouvernements- en landsbelang is, wordt weder toevertrouwd aan Uitvoerende Comité's in de gouvernementen, en aan het Centraal Uitvoerd Comité in de republiek.
Drie belangrijke theoretische verschilpunten zijn het, die de aangeduide organisatie onderscheiden van gemeentebestuur, provinciale-staten en rijks-parlementen, zooals wij die kennen. Eerst heeten de raden te beschikken over àlle macht van wetgeving, uitvoering en rechtspraak, in de meest complete willekeur die het onbezonnen volk verlangen kan; - in den parlementairen staat houdt het kiezersvolk, door zijne organen, nauwlettend toezicht op het bestuur, dat het niet pretendeert zelf uit te oefenen, en vertrouwt het de rechtspraak toe aan daartoe door het bestuur bevoegd geoordeelde personen. De raden dragen alle macht weder over aan een uit hun midden gekozen bestuurscollege, zonder ook maar een deel zich voor te behouden; - daarentegen wordt in den modernen staat slechts een zeer ondergeschikt deel der wetgevende functie toevertrouwd aan de met uitvoering belaste organen. Eindelijk bepaalt te onzent het centrale, opperste vertegenwoordigend lichaam wat tot de competentie van de lagere colleges behoort, terwijl in het radenstelsel de lagere colleges het zijn, die aan de hoogere sommige zaken van meer omvattend belang overlaten.
De Raden heeten driemaal per week samen te komen, de vier- tot zeshonderd afgevaardigden der Gouvernements- | |
| |
congressen, tweemaal per maand; het Al-Russische Radencongres een gezelschap van 2000 leden, stroomt slechts tweemaal in het jaar, voor een tiental dagen, samen om zich te vergasten aan russisch-lange, russisch-vage en russisch-sentimenteele redevoeringen. Het Centraal Uitvoerend Comité, van 300 leden, bestuur van het Al-Russische Radencongres, heet wetgeving, rechtspraak en bestuur over het geheele gebied te deelen met den Raad van Volkscommissarissen, hoofden der 18 departementen van algemeen bestuur, gekozen door dat Comité.
Het kiezersvolk heet niet alleen iedere drie maanden direct te worden geraadpleegd, maar ook tusschentijds de macht te hebben de leden van den raad door andere te vervangen. Maar het Uitvoerend Comité van den Raad zelf moet de verkiezingen in gang zetten; het houdt zich niet strikt aan de bepaling van driemaandelijksche verkiezingen en geeft zeker niet zelf aan het volk gelegenheid nog tusschentijds zich uit te spreken. Het Uitvoerend Comité van het Gouvernements-Radencongres noch het Centraal Uitvoerend Comité van het Al-Russische Radencongres gedragen zich anders ten aanzien van de verkiezingen voor hunne Congressen.
Behalve aan de omstandigheid dat zij, feitelijk, de heele wetgeving en uitvoering in handen hebben, ontleenen de leden der Uitvoerende Comité's nog macht aan deze andere dat hunne leden, als vertegenwoordigers van de Raden en Congressen, aan het hoofd staan van allerlei openbare en oeconomische instellingen, van genationaliseerde bedrijven.
Worden nu al de Uitvoerende Comité's, vanaf het simpelste landelijke Comité tot aan het verhevene Centrale Uitvoerende Comité, volgens het stelsel der Grondwet, verkozen door de Raden en Congressen, in de praktijk wordt bij die keuze de aanbeveling gevolgd der locale, der gewestelijke, der centrale communistische partij-besturen. De locale en gewestelijke besturen houd zich in hunne aanbevelingen strict aan de aanwijzingen van het Centraal Communistisch Partij-bestuur.
De leden nu van het Centraal Communistisch Partijbestuur zijn zelf leden van den Raad van Volkscommissarissen en van de (later te bespreken) Al-Russische Bijzondere Commissie. De leden van het Centraal Uitvoerend Comité
| |
| |
zijn, voor het meerendeel, tevens ambtenaar in de bureaux derzelfde Volkscommissarissen en van dezelfde Bijzondere Commisie. Op die feitelijke - en in de natuur van menschen en dingen liggende - combinatie berust de absolute macht van de langs vier, door henzelf streng gecontrôleerde, trappen verkozen en dús onafzetbaren Raad van Volkscommissarissen. In dien Raad is Trotski nog bijzonder machtig doordat hij volkscommissaris is voor het leger en Lenin doordat hem de partij vereert als den nieuwen Tsaar.
Ongehoord vast sluit dus alles ineen; enkele personen beschikken over de geheele staatsmacht; van hoog tot laag doen zij hunne creaturen en de door hunne creaturen aangewezenen, in laatste instantie, kiezen door hunne werkelijke of schijnbare partijgenooten. Mevrouw Roland Holst is dus buitengemeen slecht ingelicht indien zijn meent dat ‘de vertegenwoordigende organen der massaas’ iets anders zijn als ‘zelfstandige, van de massa onafhankelijke instellingen, die zich op den duur onherroepelijk tegenover deze verheffen’ (p. 14).
De macht van het proletariaat heeft zich, op den weg van den Raad tot de Volkscommissarissen, van haren oorsprong losgemaakt: een kleine groep tyranniseert door hare ambtenaren het geheele land... juist als vroeger. Destijds was het de baltische adel, die Rusland beheerde, thans zijn het joodsche journalisten en ingenieurs. Evenals vroeger bevindt zich de wetgevende en uitvoerende macht in eenzelfde hand, en is van toezicht en openbare kritiek op wetgeving of op uitvoering geen sprake.
De straffe feitelijke centralisatie sluit anarchie niet uit. Immers, beheersching van de partij en van de regeeringspersonen is niet tevens beheersching van regeeringsdaden. De menigten gewestelijke en plaatselijke Uitvoerende Comité's (en de door hen bestuurde Radencongressen en Raden) hebben zich te gedragen naar de decreten van het Centraal Uitvoerend Comité en van den Raad van Volkscommissarissen. Zonder duidelijk besef echter van wat boven hun werkkring uit gaat en zonder zich veel te verdiepen in de stapels, niet eenmaal systematisch gepubliceerde, verordeningen van de hoogere regeeringslichamen, nemen zij besluiten, die de belangen raken van den geheelen staat en voeren die, zoover mogelijk, uit. Theoretisch hebben immers zij, die
| |
| |
de vertegenwoordigers zijn der plaatselijke proletariërs, het oppergezag in handen. Waar het betreft langzamen opbouw, kan het hooger college ingrijpen met naijverig verbod; in snelle afbraak echter zijn de lagere Uitvoerende Comite's hun te vlug.
Het Comité van de stad Moskou beveelt de nationalisatie van de geheele russische textiel-industrie, en de executie van den Tsaar heeft plaats op besluit van het Uitvoerend Comité van Jekaterinenburg, een mijnstad in den Oeral, den onttroonden gevangene als verblijfplaats aangewezen.
| |
II.
Naast de regeering staan de ‘Bijzondere Commissies tot Bestrijding van Contra-revolutie, Woekerhandel en Ambtsmisdrijven’. Zonder deze zou zij zich niet langer dan enkele maanden hebben kunnen handhaven. Eene zeer kleine minderheid toch, niet steunende op traditie of eenige andere geestelijke macht, behoeft, tot het opleggen van haren wil aan eene overgroote meerderheid, wel sterke materieele machtsmiddelen.
In Moskou zetelt de Al-russische Bijzondere Commissie, het centraal-instituut; in ieder gouvernement, in iedere stad van eenige beteekenis, in ieder groot dorp is een dergelijke gewestelijke of plaatselijke instelling gevestigd. Te Kieff werkten er drie naast elkander: de Oekrainsche, die voor het gouvernement Kieff, en de stedelijke.
De commissies hebben ten doel bestrijding der contrarevolutie, juister gezegd der personen, die tegen de revolutionnaire machthebbers bezwaren hebben, ‘bourgeois’, mensjewiki en anderen, uitroeiïng van den sluik- en woekerhandel, die ginds weliger bloeit, waarschijnlijk, dan waar ook in Europa, en fnuiking der ambtsmisdrijven - behalve dan het zich laten omkoopen, waaraan haar eigen leden zich mochten hebben schuldig gemaakt. Hare middelen tot die doeleinden zijn analoog aan die, aangewend door de tsaristische geheime politie: een uitgebreid spionnage-systeem, aanmoediging van verklapping, uitlokking van onvoorzichtige uitlatingen eerst, doorzoeking van woning en correspondentie, gevangenneming en foltering daarna, uiterst summiere rechtspleging en doodstraf ten slot.
| |
| |
Volgens de ervaring is iedere ambtenaar te koop, evenals in het tsaristische Rusland het geval was; slechts ontbreekt tegenwoordig een tarief en maken de onderlinge naijver zoowel als de nog verscherpte spionnage de poging tot omkooping gevaarlijker dan vroeger. Van de omkoopbaarheid der leden van de Bijzondere Commissie zelf ben ik te Kieff herhaaldelijk getuige geweest. In het bijzonder staat mij al te levendig voor den geest het geval van een mij bekenden oud-garde-officier, tegen wien niets ten laste werd gelegd dan het feit dat hij officier geweest was; wij, zijne familie en bekenden, zijn er niet in geslaagd de afkoopsom voor zijn leven, 60.000 roebel, binnen den ons gelaten, zeer korten, termijn bijeen te brengen; hij is door de Bijzondere Commissie van de stad Kieff gedood. Verreweg de meeste der gevallen van berechte ambtenaren, die mij persoonlijk bekend zijn geworden, betroffen personen, die het gewaagd hadden zich tegen de grenzelooze willekeur der Bijzondere Commissies te verzetten of die hare macht poogden in te perken.
De bestrijding van den sluik- en woekerhandel is al even weinig effectief als die van de ambtsmisdrijven. En gelukkig! Waarvan zou men geleefd hebben, nu de roode potentaten nagenoeg allen regelmatigen handel volstrekt verhinderden, en hunne rantsoeneering ‘bourgeois’ en zulke lieden als vertegenwoordigers van den imperialistischen staat Nederland eenvoudig voorbijging? Wel werden vele namen gepubliceerd van wegens verboden handel terechtgestelden, maar opmerkelijk was het, dat in de lijsten de namen ontbraken van de joodsche speculanten in sieraden, in vreemde geldspeciën, in levensmiddelen, die ieder in de stad kende (en die velen noodig hadden), zeker niet het minst de leden der commissie, door hen omgekocht en aan hen verwant! Terwijl alle goud heette te woden geconfiskeerd ten bate van den bolsjewiekschen staat en zelfs het bezit van goud levensgevaarlijk was, kwam te Kieff bij de straatmakelaars nog dagelijks een ongeschreven noteering tot stand voor, weliswaar iederen dag moeilijker te krijgen, goudgeld.
Maar het belangrijkste werk van de Bijzondere Commissie is de bestijding der ‘contra-revolutie’. Toen zij de macht in handen gekregen hadden, vonden de maximalisten goed iedere handeling, die ten doel heeft de gëusurpeerde opper- | |
| |
macht hunner partij te ontgaan, contra-revoluionnair te verklaren. Niet alleen de eigenlijke reactionnairen heetten zich ‘tegen de revolutie’ te kanten, maar ook de progressieve partijen, kadetten en revolutionnair-socialisten, en zelfs de mensjewiki; allen dus die de eerste, de Februari-revolutie gemaakt hadden. De agent van het Volkscommissariaat van Buitenlandsche Zaken te Odessa, die mij toevoegde: ‘Alle bourgeois zijn misdadigers tegen den staat’, geeft de opvatting van alle Bijzondere Commissies weer, die reeds het enkele bestaan van den niet-proletariër een vergrijp tegen de Grondwet schijnen te achten, omdat deze in haar derde artikel ‘de niets onziende onderdrukking der uitbuiters’ tot staatsdoel proclameert. Zelfs anderen, zoo zij zich, ofschoon zich geenszins met de politiek bemoeiend, niet stipt houden aan de ‘communistische’ voorschriften en bevelen: stakende arbeiders, arme boeren die weigeren hun ploegpaard af te geven voor het roode leger, weet men onder den verzamel-‘contra-revolutionnair’ te brengen.
Verbeurdverklaring van goederen en kapitaal, gevangenneming en dooden van gijzelaars, verbod van uitgave van boeken, tijdschriften en dagbladen, en vooral het dooden van ‘staatsmisdadigers’, behooren tot de repressie-middelen van de Bijzondeere Commissie, door bataillons eigen lijfgarden bijgestaan en beschermd.
Opsporing der misdrijven, instructie, aanklacht en vonnis berusten alle in dezelfde handen; berooving van het leven is de gewone straf, terstond ten uitvoer gelegd; van openbaarheid of hooger beroep is geen sprake; het oppertoezicht, dat den Raad van Volkscommissarissen toekomt, wordt door de machtige commissies eenvoudig verijdeld; het toezicht, dat de Al-russische over de locale commissies houdt, bestaat in de praktijk slechts in het lezen van de verslagen, die de commissies zelve geven willen.
Het personeel van deze commissies bestaat uit de infaamste schurken, die in de russische jodenbuurten te vinden zijn, en uit kroonstadsche matrozen, door de maximalisten-revolutie uit de strafdepôts bevrijd. In het eigen weekblad der commissies klagen zij over miskenning, over den laster dat hunne leden, toch uitgezochte communisten, een uitvaagsel der partij zouden zijn; in een ander maximalistisch tijdschrift wordt
| |
| |
gesproken van eene schifting, die onder de leiders plaats heeft, waardoor in de Raden de goede elementen blijven, terwijl de Buitengewone Commissies langzamerhand verzamelingen werden van avonturiers, onmiddellijk voor alle soort bandietenstreken te vinden.
Vooral de actie van deze ontzinde wreedaards is het die de joden-pogroms, onmiddellijk gevolg van de bevrijding van iedere landstreek, verklaart.
Conflicten tusschen de Bijzondere Commissies en de andere autoriteiten, die hunne macht meer of min aan banden wenschen te leggen, die hun georganiseerd schrikbewind wenschen te verzachten, zijn minder zeldzaam dan men zou verwachten. Zij strekken dien anderen tot eer. Lenin, de tsaar van het bolsjewieken-regime, is tegenstander van de terreur, en dus van den beruchten Dzjerzinski, vroeger voorzitter der Al-russische Bijzondere Commissie, thans Volkscommissaris van Binnenlandsche Zaken, en van Peters, zijn opvolger; - verandering heeft Lenin niet weten te brengen, maar slachtoffer is hij nog niet geworden. Dombrowski, de militaire commandant van Odessa, die eene stelselmatige algemeene plundering, door de plaatselijke Bijzondere Commissie bevolen en tegen een bepaalden datum aangekondigd, gewapenderhand heeft belet, is, in mijn tijd, minder gelukkig geweest.
Voor eene beschrijving van de methoden der commissies, voor eene becijfering van hunne executies, is dit tijdschrift de plaats niet. Ik maak slechts melding van den befaamden open brief, dien eenige hooggeplaatste bolsjewiki aan de Al-russische hebben gericht naar aanleiding van de vrijlating van den britschen consul Lockhart, waarin zij der commissie verwijten dat zij niet, ten einde mededeelingen en adressen te verkrijgen, die zoo iemand toch in groote getale moet hebben, hun gevangene aan zoo geraffineerde folteringen hebben onderworpen dat het lezen harer beschrijving alleen reeds den contra-revolutionnairen een heilzamen schrik zou hebben ingeboezemd. ‘Of moest men hem de mogelijkheid laten aan de Al-russische Bijzondere Commissie te ontkomen, ten einde niet den toorn der britsche regeering op zich te laden? Genoeg sentimentaliteit! Laat het onwaardige spel met “Diplomatie” en “Vertegenwoordiging” varen! Heeft men
| |
| |
een gevaarlijken schurk te pakken gekregen, dan moet men alles uit hem halen wat in hem zit om hem daarna af te maken’ (in het origineel gespatieerd.)
Mevrouw Holst noemt wel ‘het feit van deze terechtstellingen eene zwarte bladzijde in het gouden boek der russische revolutie’ (p. 47), maar wijt die uitsluitend aan ‘het duivelsche woeden der contra-revolutionnaire machten’, die zij vereenzelvigt met ‘het imperialisme’ dat ‘zich nog geen dag kan handhaven, zonder dwang, geweld, onderdrukking en barbaarschheid’, en aarzelt niet vast te stellen dat, ‘het rechtswezen zijn hatelijk klasse-karakter verloren heeft’ (p. 46). De opmerking is ietwat verwonderlijk: de vervolging der ‘bourgeoisie’, als zoodanig, zou noch hatelijk zijn noch klassenjustitie? Of de vonnissende Bijzondere Commissie zou niets met het ‘rechtswezen’ uitstaande hebben? Dat zou zelfs een russische fanaticus niet toegeven!
‘In de plaats der vroegere rechtbanken en gerechtshoven van vakspecialisten kwamen volksrechtbanken, door de Sowjets gekozen en samengesteld uit boeren, soldaten en arbeiders. De leekenrechters kregen de opdracht, recht te spreken volgens hun geweten’ (p. 45).
Dat alles geldt voor de rechtspraak in civiele zaken en voor kleine overtredingen. De ingewikkelde verhoudingen zijn afgeschaft in eene maatschappij, die tot uiterst primitieve vormen is teruggevoerd, en derhalve kan ook de ingewikkelde regeling dier verhoudingen vervallen. Het schijnt dan minder noodig willekeur uit te sluiten, recht te doen naar een tevoren weloverdachten norm; het schijnt dan mogelijk de beslissing van geschillen over te laten aan de stemming van het oogenblik van een drietal menschen, die spreken moeten over zaken die zij nimmer hebben bedacht, nog minder geleerd.
Voor den handigen pleiter schijnt de zaak bij voorbaat gewonnen. Eigenlijk kan niemand ook maar eenigszins staat maken op de ingeving van het oogenblik, die het zorgvuldig overwogen vonnis vervangt.
‘Ieder burger, die de zittingen bijwoonde, kreeg het recht als aanklager en verdediger op te treden; wat beteekent, dat de rechtspraak door leeken in àl haar konsekwenties werd doorgezet’ (p. 45). Ook dit past in den achteruitgezetten cultuurtoestand. Van dat recht wordt druk gebruik
| |
| |
gemaakt. Het publiek mengt zich in de behandeling der zaken, rechters en partijen gaan op die tusschenkomst in; een eindeloos, maar zeer gemoedelijk geredekavel is het gevolg, en verwarring de uitkomst.
| |
III.
Niet alleen hare inwendige constitutie kan een samenleving karakteriseeren, hare houding tegenover het buitenland is bijna even kenschetsend. Aan dezen kant echter schenkt mevrouw Roland Holst niet de geringste aandacht.
Heb ik zooeven het staatsbestel (indien men dit zoo noemen mag) geteekend als de onverbiddelijke heerschappij van de leiders eener kleine partijfractie, ik vind in de gedraging der zich noemende regeering naar buiten denzelfden partijgeest terug.
Voor de commissarissen der Socialistische Republiek bestaan staten niet; zij onderkennen in de menigten die Europa bevolken, slechts ‘nationaliteiten’ (dat zijn rassen en stammen), in partijen, doch niet in staten gedeeld en gegroepeerd. Hun imperialisme verlangt dat de ‘communistische partij’ de heele wereld beheersche; andere grenzen als tusschen ‘bourgeois’ en ‘proletariër’ worden niet erkend. De oekrainsche president, Rakofski, maakte er geen geheim van, dat hij, als gezant van de Raden-Republiek te Moskou bij den Hetman te Kieff, tot eersten plicht had de bolsjewieksche beweging in de Oekraine te organiseeren en zich aan haar hoofd te stellen.
De moskousche volkscommissarissen belijden wel het beginsel van zelfbeschikkingsrecht voor alle volkeren, maar handelen daarnaar niet. De Oekrainsche Republiek heette als zelfstandige staat erkend, maar de Volkscommissarissen, te Kharkoff eerst, te Kieff later, gedroegen zich naar de instructies uit Moskou. Zoodra hadden niet de bolsjewiki te Buda-pest de overhand gekregen, of er was sprake van federatie met het hongaarsche broedervolk, onder opperheerschappij van Moskou.
De consequentie dier leer moet natuurlijk in de behandeling der vreemdelingen, ingezetenen van het door de Radenregeering beheerschte gebied, eveneens tot uiting komen. Het
| |
| |
past dezen loozen lieden echter allerminst openlijk dingen te zeggen, die groote groepen tegen hen zouden ontstemmen, zoolang deze nog de kracht en de wakkerheid hebben zich te weer te stellen. Dies wordt, aanvankelijk, een decreet uitgevaardigd, waarbij den vreemdelingen eenige rechten worden toegekend, waarvan de voornaamste zijn, dat hunne huizen niet kunnen worden gerequireerd zonder militaire noodzaak, en ook dan nog niet zonder dat hun een andere passende woning wordt aangewezen waarheen zij hunne meubelen en kleederen mogen overbrengen; zij zijn vrijgesteld van buitengewone belastingen en van den militairen dienst en mochten zij in hechtenis worden genomen, dan moeten de motieven van dien maatregel terstond aan den betrokken consul worden medegedeeld.
Doch dit decreet wordt niet uitgevoerd. Bij iedere requisitie eener woning wordt militaire noodzaak voorgewend, terwijl nadere verklaring van dat motief wordt geweigerd; andere woningen kunnen de betrokken autoriteiten in den termijn van een of twee maal 24 uur, die gelaten wordt, niet vinden; de certificaten, door consuls over vervoerd wordende meubels afgegeven, maken op een rooden officier of op een commissaris, die de goederen aanhoudt, niet den geringsten indruk; zelfs eene heffing ineens mag niet eene bijzondere belasting heeten; van gevangennemingen hoort het Commissariaat van Buitenlandsche Zaken nimmer iets, zoodat het er ook niets over mededeelt; paspoorten, in Rusland door een consul afgegeven, worden als bewijs van vreemdelingschap niet erkend.
Vertegenwoordigers van vreemde staten, consulaire zoowel als diplomatieke, hebben het recht voor hunne landgenooten op te treden en hen bij te staan, maar eigenlijk niet meer dan ieder ander, en zeker minder dan de aanstonds te bespreken ‘Comité's van vreemde communisten.’ Het duurt ook niet lang of zij worden weggedrongen. Men wil dan wel erkennen comité's van saamhoorige nationalen die de hunnen bijstaan, zooveel mogelijk uit den commissarissen welgevallige (dat is: ‘proletarische’) elementen samengesteld.
Te Petrograd was de predikant Schim van der Loeff, voor wiens bevrijding uit gevangenschap de nederlandsche regeering in den herfst en den winter van het jaar 1919 alle
| |
| |
denkbare middelen heeft aangewend, voorzitter van het nederlandsche comité. Te Kieff, waar te weinig Nederlanders bleven om een comité te vormen, heb ik voor hen aansluiting gevraagd en verkregen bij het skandinavische comité, dat ten tijde van mijn vertrek nog niet erkend was. Een britsch comité, door mij in overleg met bijna alle leden der kolonie gevormd, was ook nog niet officieel erkend. Een bulgaarsch en een poolsch comité hadden niet de geringste kans, omdat reeds eenige zich noemende communisten als zoodanig waren geconstitueerd.
Eindelijk worden dan, bij decreet, ook de vreemdelingen volkomen gelijkgesteld met de russische en oekrainsche nationalen, en worden zij gemobiliseerd voor het roode leger.
In de bonte veelheid van Raden en Comité's die allerlei groepen ‘proletariërs’ met allerlei bedoeling oprichten, en aan welke allen, volgens de constitutie, een vage souvereine macht toekomt, hebben de Comité's van vreemde communisten een eigen en zeer groote plaats. Zij komen tot stand, zoover ik kan nagaan, doordat eenige roofzuchtige en brutale lieden zich als zoodanig opwerpen en van den Raad van Volkscommissarissen erkenning vragen als vertegenwoordigers der communisten in hun land. De sowjet-autoriteiten, die op een door haar gewenscht verloop van zaken anticipeeren, behandelen hen als waren zij wettige vertegenwoordigers van hun land, dat zich als Raden-republiek zou hebben geconstitueerd en zich zou hebben aangesloten bij de Socialistische Federatieve Sowjet-republiek. Zij heerschen dan over hunne beweerde nationalen op dezelfde wijze als de regeerende commissarissen het over het heele territoir doen. Zij nemen dus de zaken van de aan hun willekeur overgeleverde vreemdelingen in beheer en berooven hen van hetgeen de andere autoriteiten hun nog gelaten hebben; zij doen huiszoekingen en arresteeren; zij weigeren verlof het land te verlaten en geven passen uit. Hun macht is zoo groot en zoo onbepaald, dat een conflict tusschen eenige hongaarschjoodsche bandieten, die zich het ‘Comité van Duitsche Communisten’ noemden en de Volkscommissarissen te Kieff, over een bedrag van eenige millioenen roebels, die de hooge regeering aan duitsche ‘Wirtschaftscentralen’ en andere officieele instellingen in liquidatie wilde ontnemen, en waarvan
| |
| |
de anderen zich reeds hadden meester gemaakt, aan de overheid oneindige moeite en last gaf. De gedeserteerde en wegens hoogverraad ter dood veroordeelde kapitein Sadoul, candidaat der communisten bij de laatste verkiezingen voor de fransche Kamer, was voorzitter van den Raad der fransche communisten te Odessa.
Officieele vertegenwoordigers van eenen werkelijken staat, die zich, tegenover of naast die comité's, ten bate hunner beschermelingen willen handhaven, kunnen het zoeken in een nóg fermer optreden, nóg hooger toon, in - weliswaar bij totale afwezigheid van hulpmiddelen uiterst moeilijk te bereiken, doch absoluut noodzakelijke - intimidatie der door hun geringere ontwikkeling bezwaarde sowjet-autoriteiten.... Tot op het oogenblik dat de diplomaat of consul het land moet ruimen, of zijn vrijheid verliest.
| |
IV.
Kort na de revolutie, die Lenin en Trotski aan het roer bracht, werd een decreet uitgevaardigd over het toezicht door de arbeiders uit te oefenen in de industrie. De organisatie is dezelfde als in den staat. De arbeiders eener fabriek of mijn kiezen een Arbeiderscommissie; in de groote ondernemingen worden een regeeringscommissaris en een vertegenwoordiger van het vakvereenigingsbestuur in de commissie opgenomen. Die commissie is te vergelijken met den Raad van Commissarissen in onze Naamlooze Vennootschap; hare macht is echter veel grooter. Zij neemt het algemeene beheer der fabriek in handen, zonder daarvoor de verantwoordelijkheid te dragen. Op den eigenaar van de fabriek, werkende onder de bevelen der commissies en belast met de dagelijksche leiding, rust de geheele verantwoordelijkheid.
Boven deze commissies staan de Commissies van toezicht en arbeidsverdeeling, in gelijksoortige bedrijven, welker leden voor de helft gekozen worden door de arbeiders-commissies en voor de andere helft door de vakvereeniging; haar taak is analoog aan die van het bestuur eener trust.
De vakvereeniging, harerzijds onderworpen aan het bestuur van den Al-russischen Bond van Vakvereenigingen, contrôleert de Commissies van toezicht en arbeidsverdeeling.
| |
| |
Worden aldus de verschillende bedrijven geregeld, Arbeidsraden, onafhankelijk van de vakvereenigingen, door de regeering benoemd, zullen zorgen voor het onderling verband der verschillende industrieën, voor de verdeeling van de grondstoffen en materialen, die onderscheiden industrieën gezamenlijk noodig hebben, en zoo meer.
Die geheele regeling behoort tot de geschiedenis.
‘De fabrieksraden’ (juister: arbeiderscommissies) zoo citeert mevrouw Holst (p. 37) een sowjet-autoriteit, ‘stelden in talrijke gevallen de belangen van hun eigen groep boven de algemeene der arbeiderklasse’. ‘Gebrek aan zelftucht, samenhoorigheid en gemeenschapsbesef onder de massa's’ (p. 43) deden het hunne. ‘Steeds nieuwe wrijvingen en botsingen waren hiervan het gevolg’ (p. 37). De plaatselijke regeeringsorganen staan, bij die wrijvingen, aanvankelijk aan den kant der arbeiderscommissies, onteigenen - bij wijze van strafmaatregel, niet in het weloverwogen belang der gemeenschap - in menigte de fabrieken, waaruit zij den directeur verjagen, en die dan de noch technisch, noch commercieel onderlegde arbeiderscommissies binnenkort te gronde richten. Resultaat is de ruïne van welhaast de geheele russische industrie. De proef met de ‘socialisatie’ der bedrijven mislukt; de ‘massa’ is ondeugdelijk gebleken tot beheer en leiding der fabrieksnijverheid.
In Mei 1918 wordt te Moskou een congres bijeengeroepen der gewestelijke commissies van den Vakvereenigingsbond. Daar wordt besloten tot de reorganisatie der functies van den Oppersten Raad van Volkshuishouding, opperste directie der voortaan ‘genationaliseerde’ bedrijven. Begin Juni 1918 onttrok het moskousche gouvernement circa 500 fabrieken aan het beheer der Arbeiderscommissies, en einde dier maand naastte het nog een duizendtal, die tezamen een kapitaal van verscheiden milliarden roebel vertegenwoordigden. Later volgden nog andere, bijna al de weinige fabrieken die nog kunnen produceeren, wier machines niet roekeloos zijn vernield of verwaarloosd, wier grondstoffen en brandstoffen door de arbeiders niet ten eigen profijte zijn verkocht. Ongeveer twee derden dier genationaliseerde fabrieken echter waren einde 1918 reeds gesloten.
De met dat optreden ingeleide staatssocialistische regeling,
| |
| |
die de industrie aan de willekeur der arbeiders onttrekt om haar onder staatsbeheer te stellen, is de volgende:
Aan den Oppersten Raad voor de Volkshuishouding is het toezicht op de industrie in bepaalde streken toevertrouwd.
Ondergeschikt aan den Oppersten Raad, maar geheel onafhankelijk van de gewestelijke Raden, waarmede zij behooren samen te werken, staan de Industrie-centralen, die de technische en commercieele leiding van bepaalde industrieën in het geheele gebied der Radenrepubliek vereenigen; zoo de Rubber-centrale, de Textiel-centrale, de Werktuigen-centrale. De directie der afzonderlijke fabrieken is door haar toevertrouwd aan de Fabrieksraden.
De Opperste Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de drie onderscheidene belanghebbenden bij de nationalisatie der industrie: de republikeinsche regeering, die politiek en sociaal belang heeft bij het uitbreiden van het staatsbedrijf, de technische en commercieele leiders der bedrijven, die uit den aard der zaak met resultaat verlangen voort te brengen en met profijt om te zetten, en de arbeiders en geëmployeerden, voor wie werk en arbeidsvoorwaarden levensquaestie zijn. Ook de ondergeschikte Raden zijn samengesteld uit dezelfde elementen. Een fabriek wordt derhalve beheerd door een of meer technische en commercieele directeuren, aangesteld door de Centrale, evenveel regeeringscommissarissen, benoemd door den Oppersten Raad, en evenveel arbeiders, door het Arbeiderscomité aangewezen.
In vele fabrieken hebben de Centralen geschoolde ‘bourgeois’ tot commercieele en technische directeuren aangesteld met salarissen tot vijftig maal hooger dan die der werklieden en kantoorbedienden; de regeeringscommissarissen stemmen gemeenlijk, zelfs zonder voorafgaand onderzoek, met den bedrijfsleider mede. De eerst in de fabriek almachtige Arbeiderscomité's zijn thans machteloos. Aldus is het lot der geheele industrie, onttrokken aan de communistische massa, in handen gelegd van een betrekkelijk kleine groep personen, veel geringer in aantal dan vóór de revolutie het geval was.
Krassin, volkscommissaris voor handel en nijverheid, voor verkeerswezen en voor de verzorging van het leger, staat, met enorme macht, aan het hoofd van de staatstrust die Opperste Raad voor Volkshuishouding heet. Hij heeft gered
| |
| |
wat nog te redden viel, zoo dikwijls hij door andere groote persoonlijkheden werd gesteund.
Dat is het geval geweest bij de Textiel-centrale. Het presidium van dit lichaam, en dat van den gewestelijken Raad voor de volkshuishouding van Moskou tevens, zijn opgedragen aan Ragin. Hij is erin geslaagd te Moskou ongeveer de helft der weefgetouwen weder aan het werk te brengen, terwijl de textiel-industrie elders zoo goed als geheel stil ligt. Deze Centrale is de best geleide van alle.
Intusschen zijn de resultaten van de nijverheid allerwege allerbedroevendst. Tegenover een rekening van 11 milliard roebel aan uitgaven over de eerste zes maanden van 1919, staat een productie ter waarde van 6 milliard. De Textielcentrale betaalt 1.348 millioen roebels en brengt een waarde van 143 millioen voort, dat is ruim 10%.
Steeds hooger stijgen de loonen, steeds geringer wordt de individueele arbeidspraestatie. Steeds grooter wordt het aantal fabrieken dat de deuren sluit; de ontvolking der steden gaat steeds verder.
De onvermoeide lofzangeres der bolsjewiki moge opgewekt verzekeren dat ‘de theoretici der revolutie den Oppersten Raad beschouwen als het zenuwcentrum van den toekomstigen socialistischen staat’ (p. 37), de practici zien nu reeds in, dat dit lichaam, met zijn 250.000 ambtenaren, zóó volledig is verbureaucratiseerd, dat geen sterveling meer den weg erin weet. Ten einde nog iets te bereiken, heeft een man als Krassin buiten dien Raad om moet handelen. Met de 6.000 ambtenaren der Textiel-centrale onder zijne bevelen, heeft Ragin ongelooflijke moeilijkheden te overwinnen om althans de dicht bij zijn bureau gelegen fabrieken aan het werk te houden. Een communistisch dagblad klaagt, dat, terwijl het volk in den grootsten kleedingsnood verkeert, anderhalf millioen stukken laken een jaar lang in een staatsmagazijn verborgen liggen, ten prooi aan den eetlust van ratten en aan de hebzucht van Centrale-beambten.
Dan komt de derde phase der ontwikkeling. In vele werkplaatsen wordt een ijzeren discipline ingevoerd, tot welker handhaving de gewapende directeuren en commissarissen zich geregeld van gewapende soldaten bedienen; Taylorsysteem en premie-stelsel, verbod van verlof en verlenging
| |
| |
van den arbeidsdag worden in toepasing gebracht. In menige fabriek is bepaald dat de werklieden hune klachten behooren aan te brengen bij de gewestelijke Raden voor de volkshuishouding, opdat zij de directie niet lastig vallen bij de leiding van het bedrijf.
De ontevredenheid onder de ongewapende arbeiders groeit met den dag; de onderdrukking door maatregelen van gewapend geweld wordt steeds wreeder. Administratie-gebouwen worden voortdurend militair bewaakt, en directie-vertrekken door opgestelde machinegeweren gedekt. Geweldige werkstakingen in de aan tienduizenden arbeiders werk gevende genationaliseerde Poetiloff-fabrieken, in de Oboekhoff-fabrieken, in de Petrograder spoorwegwerkplaatsen, worden in bloed gesmoord.
Het schijnt zeer de vraag of zelfs Krassin de russische nijverheid, in den loop der laatste vijftig jaar met noeste vlijt door vreemde ondernemers met behulp van vreemde geschoolde werkkrachten opgebouwd, tegen geheelen ondergang zal kunnen behoeden.
| |
V.
Tot het jaar 1861 was de grond uitsluitend eigendom van den Tsaar, de Kerk en den Adel; de boeren waren lijfeigenen, verbonden aan den grond.
In 1861 schafte Alexander II lijfeigenschap en heerendienst af en stelde de van ouds bestaande dorpsgemeenschappen in de gelegenheid den grond, dien de landheeren voor haar voeding en onderhoud hadden gereserveerd, af te koopen door betaling van annuïteiten en in collectief eigendom te nemen.
Na den boerenopstand van 1906, die volgde op de ontbinding van de eerste Rijksdoema, werd, onder de auspiciën van Stolypine, een decreet uitgevaardigd, volgens hetwelk die gedeelten der gemeene gronden, die sedert twaalf jaar of meer ter bewerking aan een en dezelfde familie waren toegewezen, in vollen eigendom zouden overgaan aan het hoofd van dat gezin; de andere gemeene gronden zouden voorloopig gemeen blijven, en eerst langzamerhand in privaateigendom overgaan.
De aankoop van den bodem door de boeren moest
| |
| |
worden gesteund door de staatsboerenleenbank; men had echter kans gezien de werking dier bank in hooge mate te verijdelen.
Zoo stonden de zaken toen, in 1917, een boerenopstand op de revolutie der stedelingen en soldaten volgde. De leiders der bolsjewiki handelden volgens hunne gewone taktiek: ten einde de landbouwende bevolking op hun hand te krijgen, predikten zij den boeren de anarchie. Bij congresbesluit van 26 October 1917 worden met kracht van wet voorzien de besluiten van het Boerencongres van 23 Juni van dat jaar. Het particulier grootgrondtbezit wordt afgeschaft en de domeinen van tsaar en kerk, de goederen van den adel met al wat zich daarop bevindt, worden ter beschikking gesteld van de locale boerencomité's, die als administrateurs zullen optreden. De landerijen der roode soldaten en der boeren zijn echter niet aan confiscatie onderworpen. Men laat dus, wat de boeren betreft, het bestaande systeem intact; de aanval is uitsluitend gericht op de grootgrondbezitters. De comité's, waarin de gezeten boeren, thans bevredigd, zitting nemen, gaan, zonder eenig systeem, over tot verdeeling van het grootgrondbezit.
In hetzelfde nummer van het officiëele dagblad echter worden vanwege den landbouwcommissaris gepubliceerd ‘Instructies’ over het communistische landbezit, dat geleidelijk moet worden ingevoerd: alle grond, óók die der eigenerfde boeren, behoort aan den staat te komen; aan boerengezinnen moeten stukken land ter bebouwing worden toegewezen; het werken met gesalarieerde landarbeiders zal worden verboden.
Verwezenlijking van het programma werd opgedragen aan regeeringscommissarissen, die met de boerencomité's zouden samenwerken. De comité's echter waren niet te vinden voor den afstand van het juist verworven bezit. Men verving ze daarop door ‘Comité's van armoede’, waarin alleen de armste boeren, de bezitlooze boerenarbeiders en het uit de steden gevluchte proletariaat mochten zitting nemen.
Een teruggang dus naar het stelsel van vóór 1861, met dit verschil dat nu niet de oude grondeigenaars, maar de vroegere daglooners de machthebbers zijn. ‘De roode draad, die door de agrarische politiek der Bolsjewiki loopt, is het
| |
| |
aanwakkeren van den klassenstrijd tusschen de rijke en de halfproletarische boeren, die 's winters op de fabrieken werkten’, zegt mevrouw Holst volkomen juist (p. 31). Het ‘decreet’, op grond van de motie van het Boerencongres uitgevaardigd, werd opgevat als eene autorisatie tot het plunderen der grootgrondbezitters, de ‘Instructie’ als eene aansporing tot berooving van den landelijken middenstand. Ongekend is de vernieling geweest van landbouwwerktuigen, de vernietiging van voorraden, van paarden en van vee.
‘Gesteund door de Roode Garden namen de komitees der arme boeren de macht in handen, zij zetten de inbeslagneming van levensmiddelen ten bate van den staat door, regelden den ruil van deze tegen industrieprodukten, en namen de oprichting van arbeidsgemeenschappen ter hand’. (p. 32). Deze laatste voorstelling is fantastisch. Hoe zouden boerenarbeiders, in het meest ongeletterde land van Europa, in staat zijn den ruil te regelen van de landbouwproducten eener geheele streek tegen voortbrengselen der industrie, ter voorziening in de behoeften dier streek; hoe zouden zij de oprichting van arbeidsgemeenschappen ter hand nemen, indien zij zich, door roof, in luiheid meer dan het noodige kunnen verwerven?
Zoo is het dan ook gebeurd. De werkende boeren hielden op levensmiddelen naar de markt te brengen, vanwaar zij niet met kleeding en schoeisel, met manufacturen en landbouwwerktuigen naar huis konden komen, waar zij stuitten op maximumprijzen en bloot stonden aan de willekeur der plaatselijke autoreititen. De comité's van armoede werkten de confiscatie van graan en paarden voor het roode leger in de hand; zij verschaften, ten laste der boeren, den uit de hongersteden vluchtenden arbeiders voedsel en onderdak.
Het systeem heeft gefaald, en de sowjet-autoriteiten erkennen de mislukking door de middenstandsboeren weder in de Comité's op te nemen en hun uit te leggen dat het nooit in de bedoeling had gelegen de landbouw-commune door dwang in te voeren, maar dat ieder dorp voor zich mag uitmaken of het dien vorm van grondbezit al of niet aanvaarden wil.
Ook deze maatregel tot bevrediging der boeren heeft echter niet geholpen. De landbouwers, die hoe langer hoe meer
| |
| |
beseffen dat zij in het land de eenige producenten zijn, kanten zich tegen de regeering die hunne paarden en een groot deel van hun graan heeft weggenomen ten behoeve van het roode leger, die getracht heeft hunne zonen te mobiliseeren; tegen de sowjet-ambtenaren, die maximumprijzen hebben vastgesteld voor het graan dat zij hun nog laten, en die den aankoop van landbouwwerktuigen zoozeer bemoeilijkt hebben. Boerenopstanden zijn algemeen, zij het dan zoo slecht georganiseerd, dat zij in November-December 1918 Moskou wel ernstig konden bedreigen, maar niet nemen; dat zij den toevoer van levensmiddelen en den treinenloop naar Kieff in April-Mei 1919 wel wisten te belemmeren, maar de overheerschers niet konden verjagen.
In December 1918 werd een decreet uitgevaardigd tot regeling van den dwangarbeid op het land. Een commissie werd belast met het onderzoek van den toestand en het nemen van de noodige maatregelen ter voorziening; de gewestelijke Raden waren verplicht haar een voldoend aantal arbeiders te verschaffen.
In het voorjaar van 1919 is men bij een decreet ‘tot uitbreiding van het bebouwde land’ ertoe overgegaan werklooze fabrieksarbeiders te verplichten tot bebouwing van 8 millioen desjatinen onbeheerd land, dat vroeger aan grootgrondbezitters had toebehoord. De maatregel moet, op den duur, worden uitgebreid tot al het land dat de boeren braak laten liggen. Ongehoord zijn de moeilijkheden die een bureaucratische inrichting van het landbouwbedrijf in het algemeen ondervindt; in dit geval, nu landbouwwerktuigen zoowel als paarden en vee ontbreken, moeten zij wel onoverkomelijk zijn. De resultaten der poging zijn mij niet bekend geworden.
De totale mislukking van de staatsindustrie in de Socialistische Republiek heeft den staatslandbouw noodzakelijk gemaakt. Indien de genationaliseerde bedrijven voldoende en goedkoop hadden geproduceerd, zou niet zooveel land onbebouwd zijn gebleven. Toen de staat echter niet bij machte bleek anderen het land te doen behouwen door hun, in ruil voor voedingsmiddelen, fabrieksgoederen aan te bieden, kwam hij, op den duur, in de noodzakeiijkheid zelf den landbouw ter hand te nemen.
In het Zuiden, de Oekraine, is het nog niet zoover gekomen.
| |
| |
Na de inneming van Kieff, in begin Februari 1919, is graan bij de boeren gerequireerd voor Groot-Rusland, zelfs - naar men klaagde - zaaigoed. Het grootste deel der naar Moskou en Petrograd gezonden wagonladingen werd echter onderweg geplunderd. De boeren hebben zelf het land meer of min behoorlijk bebouwd. Toen de oogst was binnengehaald echter, hebben zij hunne dorpen met wal en gracht verschanst tegen de afdeelingen soldaten, die dien zouden willen weghalen.
| |
VI.
De banken werden gesloten, haar kapitaal zoowel als de bij hen in pand gegeven goederen en waarden verbeurd verklaard, haar bedrijf in naam overgenomen door de Volksbank. Eigenlijke bankierszaken doet de Volksbank niet; zij bepaalt zich uit den aard der zaak tot kassierswerk. Door stillegging van particuliere bedrijven, door confiscatie of vernieling van alle mijnen en een deel der industrie, is het normale credietwezen zoo goed als overbodig geworden. De dictatuur heeft hier slechts vernietiging gebracht.
Ook de verheerlijkster dier dictatuur erkent zulks, waar zij schrijft: ‘De inbeslagneming der banken was gemakkelijk geweest; ze werkelijk in dienst der nieuwe orde van zaken te gebruiken bleek daarentegen uiterst moeilijk’ (p. 34), en: ‘De nationalisatie der banken werd doorgezet als een onderdeel van de grootsche poging om den geheelen bureaukratischen, ekonomischen en politieken machtstoestel der bourgeoisie met één slag te vernietigen en dien te vervangen door nieuwe instellingen, in overeenkomst met den aard van het Sowjetbewind’ (p. 33); - na eenige regels daarvóór de eenvoudige waarheid te hebben verkondigd dat ‘om te beheeren het noodig is te leeren, en te leeren tijd eischt.’ De gevolgtrekking uit die twee stellingen is duidelijk: de revolutie kan niet tot het beoogde doel leiden, omdat zij den tijd niet laat tot leeren. Maar de vurige schrijfster leidt er uit af, dat de schuld der mislukking ligt bij..... den ‘bourgeois’, den aartsvijand, die niet verkiest vriendendiensten te bewijzen aan wie hem als vijand behandelt.
De handel is in Sowjet-Rusland ‘genationaliseerd.’ In een groot aantal artikelen is het slechts de staat, die, door zijne
| |
| |
organen, handeldrijven mag. De socialistische staat wordt bij zijne transactiën met het buitenland geleid door de behoeften der volksmassa's, zegt mevrouw Holst (p. 38), dus juist als de particuliere koopman. ‘Enkel die waren worden uit het buitenland ingevoerd, die dienen om werkelijke volksbehoeften te bevredigen; de invoer van weelde artikelen wordt daarentegen tot het uiterste beperkt.’ Juist als in alle andere bij den oorlog betrokken europeesche staten. Tot de taak van den ‘Raad van den buitenlandschen handel’ behooren o.a. ‘het vaststellen van den omvang van vraag en aanbod der in- en uit te voeren produkten; de inkoop der benoodigde voorraden en de vaststelling der prijzen’ (p. 38). Precies zoo doet de kapitalistische koopman, wiens bedrijf blijkbaar voor de dichteres een gesloten boek is.
Nieuw zou echter de poging zijn tot den uiterst primitieven vorm van warenruilhandel terug te gaan; ik heb daaromtrent geen gegevens. Zij is hoogstwaarschijnlijk spoedig mislukt, en niet in de Oekraine ingevoerd, hoewel de president der oekrainsche republiek mij verzekerde, dat hij niets liever verlangde dan ertsen, huiden en andere zaken, die men tot zich genomen had, tegen duitsche en engelsche producten te ruilen.
De nieuwe binnenlandsche handel kenmerkt zich door een ontzaglijken bureaucratischen omslag. Het is er niet alleen om te doen den groothandel, maar ook den kleinhandel te monopoliseeren. Er wordt dus nauwlettend op toegezien dat niemand meer krijgt dan hij voor zijn persoonlijk gebruik noodig heeft. Tienduizenden ambtenaren stellen zich tusschen den consument en de onbereikbare waar. Een boer, die een ploeg verlangt, moet, in stad, een dik dossier overleggen van certificaten en verloven, door allerlei autoriteiten afgegeven, en is dan ten slotte gedwongen van den aankoop af te zien, omdat de tijd van ploegen lang verstreken is voordat hij het werktuig kan krijgen, dat hijzelf uit den voorraad heeft uitgezocht...... tenzij hij eenige der betrokken ambtenaren omkoopt.
Een inwoner van Poltawa, die een paar rubber-handschoenen koopen wil, heeft zes certificaten te Kieff over te leggen, voordat de verkoopcentrale der genationaliseerde fabriek hem die leveren mag.
| |
| |
Het vervoerwezen is in een ellendigen staat. Dozijnen locomotieven staan op een zijlijn te verroesten; nieuwe worden veel te weinig in gebruik gesteld. De reparatie-werkplaatsen staan overvol beschadigd materiaal. In de wagens, waarvan men vergeten heeft waarheen zij moeten worden verzonden, staan de goederen onbeheerd te bederven, indien zij niet te voren worden gestolen. Men heeft het weinige rollend materiaal uit de Oekraine grootendeels naar de lijnen in Centraal-Rusland weggevoerd; de houten spoorweg-viaducten op de kaden in de haven van Odessa werden afgebroken om als brandhout te worden verstookt.
Brievenport heet afgeschaft, maar stukken, aan de post toevertrouwd zonder van postzegels te zijn voorzien, komen al even gebrekkig aan als andere. De telegraaf is nagenoeg onbruikbaar.
Door al die omstandigheden is het uitgestrekte territoir feitelijk verdeeld in heel kleine productie- en distributie-gebieden, die nauwelijks eenigen samenhang hebben.
Of Krassin, de zeer energieke figuur, sedert een half jaar volkscommissaris van het verkeerswezen, op den duur hierin verbetering zal weten te brengen, staat te bezien.
| |
VII.
Een aantrekkelijke groep van staatsbemoeiïngen is die, waaraan de naam van Loenatsjarski is verbonden. Het zijn de instellingen die zich met het kind bezighouden, waaraan deze krachtige idealist zijn energie gegeven heeft.
De bestudeering van maatregelen, die de bescherming van het moederschap en van het kind kunnen verzekeren, werd ijverig ter hand genomen. Tot den bouw en de inrichting van kraamvrouwentehuizen, van vondelinggestichten, van kinderbewaarplaatsen werd besloten.
Aan enkele scholen kunnen zelfs wel inderdaad de ‘sanitaire sectiën’ toegevoegd zijn, waarvan mevrouw Holst gewag maakt (p. 61); mij is daarvan niets bekend. In Petrograd en Moskou zijn ook schoolkeukens opgericht, die een verhoogd rantsoen levensmiddelen voor de kleinen beschikbaar stellen; elders is daarvan echter niets te merken.
| |
| |
Dat alle cacao en chocolade, in Rusland aanwezig, voor de schoolkeukens gereserveerd wordt (p. 61), is weder grove overdrijving.
Inderdaad was een goed deel van het onderwijs vooral op het platteland van het tsaristische Rusland zeer opzettelijk verwaarloosd; en Loenatsjarski tracht werkelijk iets op te bouwen. Hij neemt daartoe vele oude plannen over. De lezer van het geschrift over de ‘Daden der Bolsjewiki’ zou kunnen meenen dat in Rusland geene paedagogische tijdschriften bestonden, dat de plannen voor eene instelling tot wetenschappelijke beoefening der kinderpsychologie in Rusland iets nieuws zijn (p. 63). Ten onrechte.
In de school worden intusschen op groote schaal niet onbedenkelijke proeven genomen. Naast onderwijs tot ontwikkeling der verstandelijke en lichamelijke eigenschappen wordt tevens onderwijs verstrekt in handenarbeid, gelijk elders in Europa reeds lang algemeen als juist is erkend. Maar ook heeft men, in de héél groote klassen der volksschool, ‘kindercomité's’ ingesteld, die over allerlei interne aangelegenheden hebben te beslissen, en uit den aard der zaak niet veel beter weten te doen dan zichzelf extra-vacanties toe te meten, minder in den smaak vallende lessen te weigeren, en weinig populaire onderwijzers op zijde te zetten. In de kweekscholen voor onderwijzers werken de kweekelingen mede bij het kiezen hunner leeraars.
In afwachting van de hervormde scholen, die er nog niet zijn, heeft men alvast scholen, die er wel zijn, afgeschaft. Het is te Kieff voor een bourgeois hoogst moeilijk schoolonderwijs voor zijne kinderen te vinden, daar een menigte scholen gesloten zijn, terwijl de andere werken met veel te groote klassen en slechts halve dagen. De bourgeois-kinderen worden niet toegelaten zoolang de jeugdige proletariërtjes, die worden aangemeld, niet allen een plaatsje gevonden hebben.
Met alle waardeering voor den man, die te midden van de algemeene ruïne iets tot stand heeft gebracht, moet gewezen worden op wat ook hij heeft laten vernielen. Het ‘hooger onderwijs’, dat ook te onzent steeds meer in de knel komt ten bate van de ‘vakstudie’, wordt ginds grondig verwaarloosd. De gymnasia en lycea zijn te Kieff (over andere plaatsen heb ik geenerlei bericht) als scholen ten dienste der bour- | |
| |
geoisie afgeschaft, de universiteiten zijn alle verlaagd tot volksuniversiteit. Admissie-examens zijn officieel afgeschaft, doch door de professoren weder steelsgewijze ingevoerd. In Rusland minder dan waar ook had men reden onderwijsinrichtingen voor ‘burgerlijke’ te houden: nergens in Europa studeerden zooveel doodarme studenten. In universiteitsgaarkeukens bestond gelegenheid voor 5 kopeken een portie vleesch te eten, en menig student kon met 25 roebel per maand rondkomen; weliswaar kon hij niet tegelijkertijd acht uur per dag aan fabrieksarbeid besteden.
Zeer bijzondere zorg wordt door hetzelfde commissariaat besteed aan propaganda van communistische gevoelens in eigen land, aan propaganda tegen de bestaande orde in het buitenland. Inderdaad wordt dit partijbelang buitengewoon goed bediend, is de voorziening in dezen tak van partij-dienst door staats-hulp zeer geslaagd.
De oprichting eener Socialistische Academie voor sociale wetenschappen te Petrograd wordt als een groote ‘daad’ verheerlijkt (p. 67). Het ware wellicht gepast geweest te vermelden, dat zij de plaats heeft ingenomen van de zuiverder wetenschappelijke cursussen der Vereeniging voor Staathuishoudkunde. Het nieuwe instituut heeft onlangs den eersten oogst van 1000 propagandisten opgeleverd, die op eene aanstelling niet behoefden te wachten. Zij zullen den ‘massalen honger naar kennis’ (p. 68) moeten bevredigen!
De post- en telegraafkantoren, die voor den totaal ontwrichten postdienst nauwelijks meer noodig zijn, heeft men ingericht tot centra van tractaatjes-verspreiding. En in treinen wordt veelal een propagandalectuur-wagen ingeschakeld, die onderweg vliegende blaadjes verspreidt, en beplakt is met de grove anti-bourgeois reclameplaten in centsprenten- of expressionistischen stijl, sieraad der steden. Weliswaar is de landbevolking zoo goed als geheel analphabeet, maar de communistische pamfletten vinden evenveel aftrek als de tsaristische couranten, waarom, in vredestijd, de plattelanders den trein langs bedelden. Ook vroeger verbaasde zich de onervaren vreemde reiziger over de ‘weetgierigheid van den moezjik’ (p. 69); de Rus echter verklaarde hem het phenomeen uit de liefhebberij der plattelanders, cigaretten te rooken, gerold in het scherpsmakend courantenpapier.
| |
| |
| |
VIII.
Het sowjet-bestuur heeft eene menigte sociale decreten in zijne dagbladen doen afdrukken, waarvan eenige niet anders zijn dan min of meer geslaagde copieën van wetten uit den tsarentijd of uit dien van het voorloopig bewind onder Kerensky, andere naar europeesche voorbeelden gevolgd zijn.
Het verbod van nachtarbeid voor vrouwen en kinderen beneden 16 jaar, onder Kerensky uitgevaardigd, is behouden. Tevens worden minimum-loonen vastgesteld, en van tijd tot tijd verhoogd. Een rijksverzekering tegen werkloosheid en de gevolgen van den ouderdom bestond reeds onder het tsarisme. Eene ziekteverzekering, eene ongevallenverzekering, eene verzekering tegen de gevolgen van invaliditeit zijn gedecreteerd, maar nog niet in werking.
Toen de bolsjewiki nog niet de macht in handen hadden, eischten zij een arbeidsdag van hoogstens zes uren. Later hebben zij zelf den arbeidsdag van 8 uur voor handenarbeid, van 6 uur voor bureauwerk ingevoerd. Een ieder klaagt over de luiheid der arbeiders, over hun lummelen onder oneindige gesprekken en tallooze glazen thee. In enkele bedrijven maakte Krassin aan dien wantoestand een einde. Dat verreweg de meeste ambtenaren op de bureaux, die van 10 tot 4 heeten te werken en in dien tijd nog recht hebben op het drinken van eenige glazen thee en het nuttigen van een middagmaal, zeker niet véél meer dan anderhalf uur per dag den schijn aannemen van iets uit te voeren, heb ik uit eigen ervaring.
De schrijfster van ‘De daden der Bolsjewiki’ gaat te ver wanneer zij (p. 50) alle maatregelen van sociale voorzorg, in Rusland genomen, op rekening harer helden schrijft, en niet ver genoeg wanneer zij verzwijgt dat van hun eigen hervormingen slechts de vermindering van arbeidstijd feitelijk is tot stand gekomen, en niet de vermeerdering van de levenszekerheid.
De voedselverdeeling werd ter hand genomen als welhaast de belangrijkste der takken van communistische staatszorg. Hoe werd er in voorzien?
De luierende, niets produceerende arbeiders en de ontzettende heirlegers improductieve ambtenaren ontvangen steeds
| |
| |
hooger loonen en salarissen; zij worden betaald in papieren roebels, door geenerlei werkelijke waarde gedekt. Zelfs tegen schatten aan dit papier van beweerde geldswaarde kunnen de boeren hunne behoeften niet meer bevredigen. De landelijke producenten doen dus de prijzen hunner producten rijzen.
Mag men aannemen, dat ‘de sociale rechtvaardigheid en het algemeene belang beter gediend waren door krachtige maatregelen, - dwangmaatregelen, zoo het niet anders ging - tegen de boeren die hun graan verstopten om dit tersluiks aan landgenoot of vreemdeling met woekerwinst te verkoopen’, dan door verbetering van het geldwezen en de productie van voor de boeren begeerlijke en nuttige zaken (p. 20)? De regeering grijpt in door het vaststellen van maximumprijzen, die de levensmiddelen van de open markt verjagen en bitteren hongersnood doen ontstaan in een land, dat vroeger enorme hoeveelheden graan uitvoerde. Op den dwang der prijszetting volgt noodzakelijk de nieuwe dwang der gewapende macht. Men besloot ‘tot het doen opsporen en in beslag nemen dezer voorraden door opgerichte komité's uit de arme boeren, afdeelingen van de Roode Garde en bewapende arbeiders’ (p. 20). De boeren, wien reeds de paarden en het vee zijn ontnomen, verliezen allen lust meer te verbouwen dan voor eigen levensonderhoud strikt noodig is, en de voedselvoorziening wordt met den dag minder voldoende.
Een tweede maatregel moet den eersten completeeren. In enkele grootere steden is een aantal volksgaarkeukens opgericht, waar afschuwelijk slechte en te eenen male onvoldoende maaltijden tegen betrekkelijk lagen prijs worden verstrekt. Een streng toezicht waakt ervoor dat aan den ‘bourgeois’ zeker niet een der in beperkt aantal uitgegeven toegangskaarten tot die instellingen wordt uitgereikt.
Een derde maatregel ten slotte: de levensmiddelen worden gerantsoeneerd. Alléén de roode soldaten krijgen zooveel als zij noodig hebben; de rest der bevolking, met uitzondering van de - immers te vernietigen - ‘bourgeoisie’, wordt in drie klassen ingedeeld: de handarbeiders krijgen het meest, de intellectueelen het minst, allen te weinig. De roode soldaten en de commissarissen met hunnen nasleep beschikken over zeer veel geld, en hebben maar voor het requireeren, zijn
| |
| |
dus naar omstandigheden dubbel goed eraan toe; reeds minder de half-boersche stadsarbeiders, die nog de meeste kans hebben door hunne relaties met het land iets vandaar te bekomen, en het slechtst de intellectueelen, die noch geld bezitten om uit den sluikhandel te koopen, noch macht om te requireeren, noch connnecties met de voedselproducenten.
Kende zij de praktijk, mevrouw Holst zou wellicht niet hebben geschreven: ‘In zooverre een schematisch-doorgevoerd rantsoeneeringstelsel sociale rechtvaardigheid kan betrachten, lijkt de veelgesmade broodrantsoeneering der Bolsjewiki ons dit te doen. In elk geval is zij oneindig rechtvaardiger dan ieder stelsel, dat een mechanische gelijkheid tot grondslag heeft en de sociale tegenstellingen ignoreert’ (p. 21).
| |
IX.
Deze beknopte mededeelingen zijn allicht voldoende voor een vluchtig overzicht van stelsel der radenrepublieken en zijn uitwerking, zooals die zich aan den onpartijdigen toeschouwer in het land zelf vertoonen. Cijfers worden niet gegeven, bronnen niet vermeld. Aanteekeningen heb ik niet naar buiten kunnen medenemen. Echter zijn gegevens te vinden in buitenlandsche literatuur, bijzonderlijk in geschriften van hen, die te Stockholm of te Berlijn kans zagen materiaal in handen te krijgen. Dr. J.C. van Dillen heeft, in zijn gedocumenteerde geschiedenis van ‘de Russische Revolutie’, met helder kritisch oordeel en wetenschappelijke bezadigdheid van vele dergelijke publicaties gebruik gemaakt en zijn gebruik verantwoord.
Belangrijker dan de sobere keuze uit de feiten die men een west-europeesch publiek kan voorhouden, is de geestelijke atmosfeer, die aan de gebeurtenissen eerst de juiste waarde geeft. De algemeene indruk dien men daarvan behoudt, is er een van te hebben verkeerd tusschen louter fanatici en misdadigers, allen uit op vernieling van al het bestaande, de weinigen gedreven door een blind geloof, de velen ter voldoening aan lage instincten. Zeer enkelen zijn bedacht op reconstructie binnen het schema door de tegenwoordige despoten aangegeven, maar weten niet anders te vinden dan oude bouwplannen en oude bouwmaterialen, behept
| |
| |
met de oude fouten. Wie, als ikzelf, mocht meenen in aanraking te zullen komen met een jeugdige maatschappij, waard bestudeerd te worden, bemerkt, met ontstellenden weerzin, dat hij te doen krijgt met een stervende, half in ontbinding verkeerende samenleving, waarin de gruwelijkste perversiteiten, vroeger heimelijk woekerende, onbeschaamd zich ten toon stellen.
En bijna niemand, die in staat zou zijn zich te keeren tegen de vreemde - immers joodsche - overheersching, en gewapenderhand op te treden tegen de gewapende verdelgers. Van het vijf-en-twintigtal volken, die tezamen het tsarenrijk in Europa bevolkten, bestaat het grootste uit onkrijgshaftige fatalistische droomers en praters, door den al te langen oorlog verslapt, door de blijkbare mislukking der vervulling van hunnen vrijheidsdroom versuft. Polen en Finnen hebben zich verschanst in eigen, door de wereldmachten erkende rijken. De wilde volksstammen van den Kaukasus zijn nog nauwelijks door de propaganda bereikt. De kleine noordelijke en noordwestelijke randstaten, de zuidelijke en zuidwestelijke Koebankozakken en de boeren der Oekraine, minder apathische elementen, wachten vergeefs op moreelen steun van geordend Europa.
De russische landen zijn aan het verworden, het russische rijk vermolmt. De europeesche rijken, ieder voor zich en elk voor allen, hebben te zorgen, dat ook zij niet door het euvel worden aangetast.
December 1919.
T.H. Fokker,
Consul-Generaal der Nederlanden. |
|