De Gids. Jaargang 82
(1918)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
Een bezoek aan Coppet.De dochter.
| |
[pagina 104]
| |
Bonaparte, evenals hunne vrouwen, blijven haar steeds genegen; wat den keizer spijtig doet uitroepen: Tout ce qui m'aime, s'intéresse à elle, quoiqu'ils sachent bien qu'elle ne m'aime pas! Hoe zij Napoleon haatte omdat hij Frankrijk's vrijheid had vermoord! Werd tegen hem samengezworen, gaarne was zij van de partij; zoo in 1802, toen hooggeplaatsen, beducht voor de toenemende macht van den Consul, tegenover hem wilden stellen Bernadotte. En heeft zij niet ten zeerste den val van den keizer bevorderd, door tijdens haar verblijf in het hooge noorden, de toenadering te bewerken tusschen den Czaar en denzelfden Bernadotte, nu kroonprins van Zweden? Dàt alles deed haar woord, niet hare penGa naar voetnoot1). Van hare zeldzame overredingskracht leggen hare geschriften onvoldoende getuigenis af, al leert ons ook haar na den dood uitgegeven en onvoltooid gebleven werk over de Fransche omwenteling haar helderen staatsmansblik kennen. Slechts een enkele echo van hare bezielde stem is voor ons bewaard. Lacretelle de jongere haastte zich 's avonds op te schrijven wat hij zooeven uit haren mond hoorde op het diner aan de zweedsche ambassade, weinige dagen voor den beruchten treize vendémiaire (5 Oct. 1795) op welken Napoleon den onzinnigen royalistischen opstand smoorde in de kiem. Hoe vallen als hamerslagen de woorden van de ambassadrice op de verschrikte samengezworenen! Vous parlez, messieurs, d'en finir avec la République et vous prenez la meilleure marche pour la recommencer. Vous êtes bien neufs à parler souveraineté du peuple; vous bégayez une langue qu'ils connaissent mieux que vous. Doch men moet het heele betoog lezen om onder den indruk te komen, waaronder zeer zeker Lacretelle was; | |
[pagina 105]
| |
anders hadde deze niet zóó nauwkeurig, zoo waar, die zeer lange rede opgeteekend uit het hoofd.Ga naar voetnoot1) Niet enkel echter op staatkundig gebied wist Germaine hare hoorders zoo te boeien. Op zekeren dag - verhaalt de zwitser Pictet de Sergy - was aan het déjeuner bij mevrouw de Staël aanwezig een jong adjudant van den prins van Schwarzenberg. Er was groot gezelschap (dikwijls was men dertig aan tafel); het jongmensch zat aan het andere einde, en beleefdheidshalve vroeg hem de gastvrouw eenige inlichtingen omtrent het tournooi, dat tijdens het Weener Congres was gehouden. Het jongmensch, dat daaraan had deelgenomen, stamelt verlegen een paar zinnetjes. De ce peu de paroles bégayées, madame de Staël composa bientôt le plus éclatant poème. Le pâle rayon soumis à son prisme, se changea en un arc-en-ciel; tout le moyen-âge avec la chevalerie et ses exploits, le gentil servage et ses dévouements défilèrent tour à tour dans une nuée lumineuse, aux yeux de l'assemblée enchantée. Corinne, électrisée la première, avait électrisé ses plus froids convives. Chacun, l'oreille tendue, les yeux et la bouche grandement ouverte, la fourchette immobile à la main, savourait ce festin intellectuel. Personne ne songeait plus à déjeûner (1815). En dit was kort voor haar overlijden, toen haar lichaam reeds was gesloopt. Zie hier hoe eenige jaren vroeger (1809) een gast zich gevoelde, toen hij te Coppet getuige was van de geestvervoering, waarin de Vrijvrouwe kon geraken, indien het onderwerp van gesprek haar aantrok. Men behandelde dien dag le sermon moral ou moralisant. Sismondi nam de zedekundige preeken in bescherming; mevrouw de Staël viel ze aan. De geest wordt over haar vaardig: Cette inspiration dura une heure environ, et jamais dans le cours de ma vie - schrijft de geneefsche geograaf Karl Ritter - je n'ai ressenti un tel ébranlement nerveux; j'en avais des crampes jusqu'au | |
[pagina 106]
| |
bout des doigts. Il y avait en elle quelque chose de cette puissance qu'Alcibiade dans le Banquet attribue à la parole de Socrate. Ritter verwijst hier naar Plato, doch beter is het Lucanus op te slaan, te herlezen in zijne Pharsalia de beschrijving van de geestvervoering eener Delphische priesteres; die beschrijving, zóó aangrijpend natuurlijk, dat men enkel bij het herinneren nog dagen lang siddert. Wèl heeft mevrouw Necker-de Saussure gelijk, die de vrouwen hoog bevoorrecht acht boven de mannen in deze gave van het enthousiasme: het luid spreken en profeteeren der Godheid in ons binnenste, al is ook het sterkere geslacht in dezen ganschelijk niet misdeeld. Riep niet reeds Ovidius uit, bewogen voor die geheimzinnige kracht: Est deus in nobis, agitante calescimus illo.
Wat Goethe, niet minder heftig zelf aangegrepen, zoo juist weergeeft door: Der Gott der mir im Busen wohnt,
Kann tief mein Innerstes erregen.
Wie trouwens - hoe weinig ook begaafd - voelt niet somwijlen opwellen wat thans wordt geheeten het ‘onderbewuste’, dat diep in onze ziel verscholene, hetwelk door vervoering omhoog gedreven, wel niet verdringt het bewuste, doch dit aanvult en loutert? Gaarne erkent mevrouw de Staël dat haar denken en doen beheerscht worden door het enthousiasme en wat zij daaronder begrijpt: l'amour du beau, l'élévation de l'âme, la jouissance du dévouement. Alle hare geschriften zijn er van doortrokken en dit maakt dat hare werken nog zullen gelezen worden nadat voorgoed zijn opgeborgen die van den woordkunstenaar, den dichter in proza: de Chateaubriand, die wel met haar de eer deelt aan de beginnende negentiende eeuw richting te hebben gegeven, doch thans geen invloed meer kan uitoefenen, juist omdat hem dat bezielende, dat eeuwig jong houdende ontbreekt. Helaas, weinig minder zwaar dan de Delphische priesteresse, boette mevrouw de Staël voor hare oogenblikken van geestvervoering. Gene betaalde de gave van helderziendheid met den dood; Germaine sleepte haar heele leven door met zich die bitterste aller kwalen: zwaarmoedigheid. | |
[pagina 107]
| |
Reeds als kind moest zij voor zich zelve vluchten en door afleiding trachten hare neerslachtigheid te verdrijven. Mevrouw Necker-de Saussure schrijft hieromtrent: Elle ne pouvait pas supporter la solitude, et les impressions mélancoliques, qui sont peintes avec tant de beauté dans ses ouvrages, avaient chez elle une réalité redoutable; ce n'est que bien tard dans la vie, et lorsqu'elle a su tenir à distance les monstres créés par son imagination, qu'elle a pu, selon son expression ‘vivre en société avec la nature’. Hoe kloekmoedig heeft Germaine niet die smart verborgen! En waren hare brieven, niettegenstaande het uitdrukkelijk verbod, niet openbaar gemaakt, zelfs het nageslacht zoude nimmer geweten hebben hoezeer haar behoefte aan verstrooiing, hoezeer hare schrik voor de eenzaamheid van Coppet allerminst uitingen waren van eene verwende wereldsche vrouw, maar het eenige middel om te sussen ‘de slangen, die aan haar boezem knaagden’. (Zie den vroeger aangehaalden brief aan Jacques Necker.) Zwaarmoedigheid, welke niet geërfd was. Ten deele uiting van hare dichternatuur. Wie kent niet Goethe's: ‘Himmelhoch jauchzend, zu Tode betrübt?’ Als de bezieling voorbij is, de innerlijke spanning opgelost, zakt de heele mensch geestelijk en lichamelijk ineen, wordt de aarde hem doodsch en ledig. Wat daartegen te doen? Icarus moet wel neerploffen, na de poging zich op te heffen tot te hooge sferen! Maar ook andere, niet minder natuurlijke oorzaken zijn aan te wijzen voor Germaine's neerslachtigheid. Hoe eenzaam stond zij niet te midden van die chauvinisten, die nimmer den blik wilden richten naar de overzijde der grenzen, die - zonder eenig onderzoek - hun land hielden voor onovertroffen en onovertrefbaar. Hoe moest zulk een gevaarlijke kortzichtigheid niet hinderen eene vrouw, die Engeland, Duitschland en Italië met eigen zóó scherp oog had doorzocht, wier nuchter verstand en heldere geest haar veroorloofden gevolgtrekkingen te maken, geenszins altijd uitvallende ten voordeele van haar toch zoo innig geliefd land, noch van de reeds in schemerdonker gehulde ville lumière. Waar vond zij weerklank voor hare zoo diep uit het hart wellende woorden: les nations doivent se servir de guide les unes les autres, et toutes auraient tort de se priver des lumières qu'elles | |
[pagina 108]
| |
peuvent actuellement se prêter? Zoo ooit, dan was hier toepasselijk het gezegde van de stem eens roependen in de woestijn. Ware Frankrijk slechts een woestijn geweest! Doch neen, Germaine zag hoe daar heel een volk - nog wel het volk dat zich verheven waande boven het overig menschdom! - zich boog in het stof voor een geweldenaar. Wat baatte het dat zij, die alleen fier recht bleef staan, door voorbeeld, woord en geschrift ruggegraat trachtte te geven aan de kruipende bent! Moest dit niet moedeloos maken en ter neerslaan? En dan: deze vrouw, meer dan man waar het gold de staatkundige vrijheid te verdedigen, hoe stieten haar de hartstochten terug in eigen kring, vernederden haar haast tot slavin? Kon zij niet uitroepen met Lamartine: Un seul être vous manque et tout est dépeuplé!
Nooit heeft dan ook iemand minder mevrouw de Staël begrepen dan René Canet, toen hij haar bij zijn proefschrift betrok: Une forme du mal de siècle: Du sentiment de la solitude morale chez les romantiques et les parnassiensGa naar voetnoot1). Hij meent te ontdekken dat Germaine het eerst van allen de verschijnselen vertoont van de ziekte, welke zoovele latere schrijvers en schrijfsters aantastte. Hoe vluchtig moet Canet niet hare werken hebben gelezen, als hij daaruit de slotsom durft trekken dat haar enthousiasme enkel was une jouissance égoiste du sentiment. Hoe weinig verstond hij wat dreef eene vrouw aan wie zelfoverschatting zoo geheel vreemd was, die rust, fortuin, eer, alles offerde zonder om te zien, als hij koudweg kan verklaren: sa pitié finit par aboutir à l'individualisme de l'orgueil. Neen, niet een ‘mal de siècle’ had mevrouw de Staël aangegrepen, noch verbindt haar met de negentiende eeuw; hoe kon die wereldverachtende weêheid, bij sybariten uit zelfoverschatting geboren, vat hebben op eene vrouw die zulke spannende tijden doorleefde, zelve zóó bedrijvig was, haar groot fortuin nauwgezet beheerde, zoo vele kinderen baarde, opvoedde en onderrichtte? Hoe modern ook - | |
[pagina 109]
| |
zóó modern zelfs dat zij meer past in het kader der huidige eeuw dan in die welke zooeven werd weggevaagd - toch toont zij door hare melancholische neigingen, door haar gevoel van eenzaam te staan, verwantschap met de edelsten uit vroegere geslachten; voert ons terug tot wie nog kenden de schrikkelijke beteekenis van dat nu zoo onschuldig klinkende woordje ennui. Jammerden niet de helden en heldinnen van Racine telkens over wat niet is ‘verveling’, maar een diep rampzalige gemoedstoestand, geboren uit onvoldaanheid over hetgeen zij tot stand brachten, te zeer bewust van het oneindig verschil tusschen hun ‘willen’ en ‘kunnen’? Zelfs Buffon, die toch zóó hard werkte, kon daardoor geenszins dat leed ontvlieden, en roept in wanhoop uit: l'ennui, ce triste tyran de toutes les âmes qui pensent, contre lequel la sagesse peut moins que la folie! Wie kan het dan mevrouw de Staël kwalijk nemen dat ook zij somwijlen vergetelheid zocht, waar die volgens dezen grooten natuurkenner alleen is te vinden? Laten wij eerder haar prijzen omdat zij niet den zinverdoovenden beker ten bodem toe uitdronk, doch verre van zich wierp alvorens haar deze noodlottiger konde worden dan hare kwaal.Ga naar voetnoot1) | |
IIHet ligt allerminst in de bedoeling hier te herhalen - en dat in deze weinige bladzijden! - wat zoo voortreffelijk en uitvoerig door zooveel meer bevoegden omtrent de geschriften van mevrouw de Staël werd gezegd. Want welk franschman en welk zwitser heeft zich niet gedrongen gevoeld èn zijne bewondering uit te drukken èn zich rekenschap te geven waarom hare werken zoozeer spraken tot hun gemoed? Het meest voor de hand liggen - behalve de geschriften van Sainte-Beuve, die men altoos weder opslaat - Faguet's eerste reeks der Politiques et moralistes du XIXe siècle, waarin hij uitvoerig nagaat hare pensée littéraire, politique et philoso- | |
[pagina 110]
| |
phique; voorts de studie van Albert Sorel, die in een deel van de serie der grands écrivains français achtereenvolgens alle werken van mevrouw de Staël behandelt; eindelijk Vinet, door Brunetière genoemd de zwitsersche Pascal, die als protestantsch theoloog dieper dan de anderen in het geloofsleven doordringt van wie hem zeer zeker geestverwante was, alhoewel geen bonne calviniste, gelijk zij zelve waande. Doch waarom zich te wenden tot schrijvers over mevrouw de Staël, waar het zoo gemakkelijk valt hare werken zelf te leeren kennen? ‘Zij wordt niet meer gelezen’, beweerde Faguet in 1890. De toonkasten der boekverkoopers logenstraffen dat voorbarig oordeel. Zelfs schijnt het alsof de belangstelling toenemende is; het beste bewijs daarvoor zijn de voortdurend in nieuw kleed verschijnende goedkoope drukken van Delphine, Corinne, De l'Allemagne, Dix années d'exil. Van laatstgenoemd werk zag daarenboven onlangs een naar het handschrift aangevulde uitgave het licht, terwijl een - langen tijd slechts aan enkelen bekend - manuscript kort geleden door den druk algemeen goed werd. Dat daarenboven telkens nieuwe studies over mevrouw de Staël verschijnen, bewijst dat schrijvers niet minder dan uitgevers overtuigd zijn een dankbaar - en betalend - publiek te vinden. Is zulks, omdat de twintigste eeuw, jong zijnde, meer voelt voor idealen dan hare voorgangster? Is het omdat wij, levend in een atmosfeer van materialisme, hijgen naar een bad van enthousiasme? - En wel verre dat de huidige oorlog, welke zoovele hoog-geprezen literatuur doodt, aan hare werken afbreuk doet, vernieuwt deze de begeerte op te gaan tot eene vrouw, die in niet minder vreeselijke tijden haar evenwicht van geest wist te behouden, zich niet liet ter neerslaan door de omstandigheden. In alle geval kunt gij er gemakkelijk de proef van nemen: zoo weinig kostbaar zijn sommige nieuwe drukken der werken van mevrouw de Staël, dat zelfs de meest zuinige Nederlander zonder gewetenswroeging het boek kan wegwerpen zoodra dit verveelt. Nog een ander voordeel heeft dat zeer goedkoop zijn: onbeschroomd kunt gij de bladen bekrassen met een rood potlood. Zoodoende kan men zich beter rekenschap geven van zijne indrukken als het boek ten einde is gelezen. Haal dus aan, onderschrap vrij alles wat verrast door buitengewone | |
[pagina 111]
| |
sierlijkheid van uitdrukking, merk de bliksemflitsen van haren geest, trek een streep langs gedeelten, welke getuigen van diepe menschenkennis, vooral langs die waaruit spreekt een edel, onbedorven gemoed, een warm gevoelend hart,... en gij zult, na beëindiging der lectuur nogmaals het boek doorbladerend, haast versteld staan van hetgeen uw potlood heeft aangericht. Nauwelijks een enkele bladzijde welke geen sporen draagt van uwen bijval! Onder deze boeken is eene eerste plaats toe te wijzen aan Corinne ou l'Italie (1807). Wie door den ondertitel verwacht een diep indringen in den geest der bewoners van het schiereiland, of ten minste voorlichting op het gebied der kunst, zal zich teleurgesteld vindenGa naar voetnoot1). Italië vormt slechts den achtergrond van het drama. Want het is een drama, dat zich afspeelt in dat zonnige land: het drama eener vrouwenziel. Mevrouw de Staël heeft enkel Italië gekozen als plaats van handeling, ten einde zoodoende vrijer te staan tegenover de maatschappij. Immers wil zij schetsen den strijd van de vrouw tegen het vooroordeel, van het genie tegen bekrompenheid. Corinne, staande op den drempel der negentiende eeuw, ziet het beloofde land; doch zij zelve zal het niet betreden. Hare krachten zijn in de worsteling ondergegaan, maar zij wijst anderen den weg, bereidt voor de bevrijding der vrouw. Corinne est une élégie sur la condition de l'homme en ce monde, zegt Vinet in 1844. Doch indien iets bewijst dat wij heden ten dage dichter staan bij het doel, dat mevrouw de Staël voor oogen zweefde, dan wel zeker de bevreemding, waarmede wij thans deze uitspraak vernemen. Blijkbaar kan Vinet zich nog geen andere wereld denken dan die waarin hij leefde: de vrouw is bij hem nog de ondergeschikte van den man, de man zelf is hem de eeuwig vastgeklonken Prometheus. Voor Vinet was de Fransche omwenteling slechts een incident; hij vermoedde geenszins dat toen de wereld lag in | |
[pagina 112]
| |
de barensweeën der vrijheid. Zoo ziet dus de Lausanner hoogleeraar in Corinee's opstand tegen de vooroordeelen der samenleving enkel een protest tegen de onveranderlijke wetten der natuur. Corinne is slechts te beklagen; tot voorbeeld kan zij ons niet dienen. Il faut, quand on est femme - schrijft Vinet - qu'on a du talent, choisir entre la gloire et le bonheur, entre le libre emploi de son talent et les intimes douceurs de la vie d'épouse et de mère. Il le faut; la nature le veut ainsi; la nature porte aussi à sa manière, des lois contre le cumul, et les maintient sévèrement. Doch waarom eischt Vinet niet hetzelfde van den man? Waarom schrijft hij niet: Il faut, quand on est homme, choisir entre le libre emploi de son talent et les intimes douceurs de la vie d'époux et de père? Is deze eisch dwazer dan de andere? Ook thans wordt nog niet de vrouw algemeen erkend als de gelijke van den man; doch indien er eenige reden is om te gelooven aan hetgeen mevrouw de Staël noemt de perfectibilité humaine, wij heden ten dage wetenschappelijker: de evolutie van den mensch, indien er eenige oorzaak is tot juichen, dan zeker bij vergelijking van de plaats, welke de vrouw heden ten dage inneemt met die welke haar nog slechts korten tijd geleden werd toegewezen. Wie weten wil hoe men in de zeventiende eeuw, in het toenmaals meest beschaafde deel van Europa dacht over de plichten der vrouw, neme ter hand Fénelon's recepten omtrent l'éducation des filles (1687), opgesteld door dezen inderdaad hoogstaanden paedagoog als handleiding voor het onderricht der jonge dochters van goeden huize, die op min of meer hardhandige wijze er toe gebracht waren het protestantsche geloof te verwisselen met het katholieke. Zoo noodig versterke men dien indruk door kennis te nemen van de eischen, welke mevrouw de Maintenon (óók een groote opvoedkundige kracht!) stelde aan de kweekelingen van St. Cyr... en gij zult den hemel danken, dat althans onze vrouwen niet meer zijn gelijk de idealen van toen! In niet geringe mate is dit toe te schrijven aan mevrouw de Staël, die heel Europa deed zien wat de vrouw vermag; al zijn er helaas nog te velen, op wie van toepassing blijft wat zij den naar Sorrente gevluchten Tasso in den mond legt: le vulgaire prend pour de la folie ce malaise d'une | |
[pagina 113]
| |
âme qui ne respire pas dans ce monde assez d'air, assez d'enthousiasme, assez d'espoir.
De intrigue van ‘Corinne’ is zeer eenvoudig - voor zoover men dit boek een roman kan noemen, want het is meer een gedicht, zoowel in opzet, vorm als door den rhythmus. Eene vrouw, over wier geboorte en afkomst een sluier ligt, brengt heel Italië in verrukking door hare kunst van improviseeren. Het toeval brengt Corinne in kennis met een engelschman, die alle deugden bezit zijner natie, doch ook met al haar vooroordeelen is behept. Waarom tot held (of minnaar - want in een roman is dat eenerlei) een Brit gekozen? Om soortgelijke reden als waarom Italië tot achtergrond werd genomen. Italië was toentertijd nog het land der onbegrensde mogelijkheden op poëtisch gebied. Even ver van de werkelijkheid, doch in nuchtere richting, werd Engeland geacht te zijn. Oswald is dan ook een ‘onmogelijk’ mensch. Rijk - natuurlijk; edel - natuurlijk; moedig - natuurlijk; kortom de ideaal tweede-luitenant van een bakvischje! Alleen heeft mevrouw de Staël, daar zij (Corinne) ouder was, den man harer keuze tot kolonel bevorderd. Maar bij al deze goede eigenschappen heeft Oswald ook deze echt engelsche: vóór alles gaat bij hem respectability. En wat zoude van het huwelijk met eene improvisatrice van onbekende afkomst zeggen the nobility and the gentry? Shocking! Horrid! De tegenwoordige engelsche maatschappij is door de vermenging met amerikaansch milliardairsbloed wel eenigszins van dit hooge standpunt afgedaald, maar het wil mij voorkomen dat Oswald voor de toenmalige tijden niet zoo overdreven geteekend is, als sommigen gelooven. Zelfs zoude men haast denken dat mevrouw de Staël het voorgevallene tusschen Gibbon en hare moeder voor den geest stond. Want de vader van Oswald - zij het ook als schim - speelt precies dezelfde rol als Gibbon's vader in levenden lijve. Bedenk, gij zijt engelsch burger en zoon! roepen beiden om 't zeerst; en even gehoorzaam als Gibbon, offert Oswald zijn geluk op aan het vooroordeelGa naar voetnoot1). | |
[pagina 114]
| |
O, dat engelsche vooroordeel: hoe heeft het mevrouw de Staël zelve vervolgd! De eenige maal, dat hare pen niet schroomt scherp te worden, (hoe vermijdt zij anders te kwetsen!) is bij herinnering aan de bejegening, ondervonden van de zijde der Engelsche society tijdens haar verblijf op Juniperhall. Veertien jaren zijn vervlogen sedert de prude misses haar the cold shoulder toonden, maar nog smart de beleediging! Het kleinsteedsche britsche kringetje is zóó levendig, zoo ‘raak’ beschreven, met al hare bekrompenheidjes en gevoelentjes laag-bij-den-grond, dat ik weet niet meer welk klein engelsch stadje het noodig achtte openlijk te protesteeren tegen deze schildering, in de meening dat de schrijfster - die nooit van de plaats gehoord had - hare bewoners tot voorwerp van spot had uitgekozen! Dat echter mevrouw de Staël naast deze schaduwzijde van het engelsche maatschappelijk leven ook zijne lichtzijden kende en waardeerde, hiervan kan zich overtuigen wie na dit vermakelijk schetsje uit Corinne, leest het niet minder geniale, maar in zoo geheel anderen toon gehouden hoofdstuk over de engelsche society in haar latere werk over de Fransche omwenteling. Dat brokje leven in Corinne bewijst, dat indien mevrouw de Staël had gewild, zij een geheel ander soort romans had kunnen schrijven, romans dichter staande bij de hedendaagsche opvatting van het genre. Maar zij beoogde iets hoogers. Corinne is de triomfantelijke slotzang van Germaine's sinfonie der liefde, welke ingeleid door hare brieven over Rousseau (1788) en door den Essai sur les fictions (1795), alleen in zooverre niet voldoet aan eischen van opbouw, dat het allegro appassionato: Delphine (1802) niet voorafgaat, doch volgt op de als adagio bedoelde studie omtrent de Hartstochten (1796). De arme! Toen zij laatstgenoemd boek schreef, hoopte zij dat haar hart tot rust was gekomen. Een waan! Delphine is meer dan un rêve douloureux, (gelijk mevrouw Neckerde Saussure dien roman noemt,) het was droeve werkelijkheid. | |
[pagina 115]
| |
‘Delphine’ te lezen - ook dit is herdrukt - kan ik echter de Gidslezeressen niet aanbevelen. Voor nuchtere noorderlingen zijn in tranen smeltende en zich voor elkaar op de knieën werpende fransche dames en heeren te weerzinwekkend, dan dat de werkelijk fraaie gedeelten van dezen roman genietbaar blijven. Slechts in één opzicht behoudt dit boek waarde: niets doet sterker gevoelen hoe groote veranderingen er plaats vonden in het geestesleven van de schrijfster in de korte spanne tijds welke Delphine scheiden van Corinne. De oorzaak werd reeds genoemd: tusschen beide ligt het overlijden van Jacques Necker, de zóó zeldzaam, haast afgodisch vereerde vader. | |
III.Een andere groep vormen de werken van mevrouw de Staël, waaruit wel óók het hart spreekt - hoe kon het anders! - doch waarin niet minder het koele verstand zijne rechten handhaaft. Wijzen dan ook de hiervoren genoemde geschriften meer op de moeder: de hartstochtelijke Suzanne Curchod, in deze proeft men Jacques Necker. Telkens verwijst de dochter naar hem - te zeer zelfs naar veler oordeel; doch moest zulks niet, waar schering en inslag zijn van haar betoog: dat alle politiek welke strijdt met de beginselen der zedelijkheid, uit den booze is? Geen ander staatsman toch heeft zóó nadrukkelijk dien eisch gesteld! Reeds vroeg houdt de politiek Germaine's gedachten bezig. En dadelijk, in haar eerste geschrift: over Rousseau's werken en karakter (1788) neemt zij het standpunt in, dat zij nooit zal verlaten, en bewijst hoezeer zij in dezen leerlinge is van haren vader. L'enthousiasme est permis dans les sentiments, mais jamais dans les projets; les défenseurs de la liberté doivent se préserver de l'exagération. Qu'on place donc au-dessus de l'ouvrage de Rousseau celui de l'homme d'état dont les observations auraient précédé les théories, qui serait arrivé aux idées générales par la connaissance des faits particuliers, et qui se livrerait moins en artiste à tracer le plan d'un édifice régulier, qu'en homme habile à réparer celui qu'il trouverait construit. Slechts op één punt verschilt zij met Jacques Necker: deze is slechts schoorvoetend tot de overtuiging gekomen | |
[pagina 116]
| |
dat de eenige mogelijke regeeringsvorm is die der republiek; mevrouw de Staël daarentegen erkent reeds in 1795 (blijkens hare Réflexions sur la paix intérieure) dat de tijd voor het koningschap voorbij is. Hoe echter het volk op te voeden voor de zware taak, welke zoodoende op diens schouders wordt gelegd? Getrouw aan haar beginsel: dat alle theorie moet gegrond zijn op waarneming, wil zij het antwoord niet geven alvorens vroegere tijden te hebben ondervraagd. Uitkomst van haar zeer omvangrijk onderzoek is het geschrift: over de Letterkunde in betrekking tot de Samenleving (1800) - de letterkunde genomen in de meest uitgebreide beteekenis van het woord, óók omvattend philosophie en wetenschap. Terwijl de schrijfster blijkbaar wèl belezen is in grieksche en romeinsche letterkunde, ook in de nieuwere italiaansche, spaansche en engelsche litteratuur zeer thuis blijkt te zijn, is het eigenaardig dat slechts terloops worden aangeroerd de duitsche bellettrie en philosophie, welke haar in later jaren zoo zullen bezighouden. Waarom mevrouw de Staël haren staatkundigen arbeid aanvangt met een onderzoek naar de letterkunde? Hierop geeft antwoord een ander geschrift, straks nader te behandelen, en onderhanden genomen voordat dit boek was voltooid: Toutes les révolutions politiques, lorsqu'elles n'ont pas un homme pour objet, ont une idée pour principe. En France: l'amour de l'égalité, la haine des préjugés. La philosophie proprement dite est la pensée première de la Révolution de France. Il est aisé de comprendre tous les excès, toutes les erreurs qui ont dû naître d'un tel principe abandonné aux passions du peuple. Fonder un gouvernement sur des bases philosophiques, c'est la plus belle de toutes les pensées, le plus noble but pour un petit nombre de têtes législatives; c'est la source de toutes les folies humaines, quand les hommes qui ne savent pas lire, se sont fait une religion de la propagation des lumièresGa naar voetnoot1). Juist omdat bij de Fransche omwenteling de praktijk de theorie vooruit snelde, werd de toestand zoo onbevredigend. L'esprit de 1792 était en accord avec une monarchie tempérée, et non avec une république. Il faut que les | |
[pagina 117]
| |
écrivains pressent les pas de l'esprit humain pour lui faire rejoindre la république qui l'a devancé. Waar niet de mannen, doch de ideeën de revolutie gemaakt hebben, moeten de philosophen, die deze ideeën aanbrachten, nu ook de revolutie weten te leiden op den goeden weg. Bij de letterkundigen (de philosophen daaronder begrepen) is dus navraag te doen; vandaar dus het door haar ingestelde onderzoek. Dat onderzoek omtrent de letterkunde der grieken en romeinen, van de middeneeuwen en den nieuweren tijd, bevestigt haars inziens de juistheid van de toen fel bestreden, maar ook krachtig verdedigde stelling omtrent la perfectibilité humaine. Het versterkt tevens hare overtuiging: qu'étendue d'esprit et profondeur de morale sont deux qualités inséparables, et que loin que la destinée vous condamne à faire un choix entre le génie et la vertu, elle se plaît à renverser successivement tous les talents qui voguent au hasard sans ce guide assuré. Menigeen zal, de tegenwoordige tijden beschouwend, twijfelen aan de juistheid harer beweringen; zoowel ontkennen den vooruitgang der menschheid, als den triomf der deugd. Doch niet een bedenkelijk optimisme heeft de schrijfster gedreven; neen, haar scherpe blik heeft door de nevelen heen bespeurd de Eeuwige waarheid. En nog minder reden tot mismoedigheid hebben wij dan deze vrouw, die in niet minder donkere tijden levende, doch over kleiner wetenschap en ervaring beschikkende dan ons nu ten dienste staan, toch nooit wanhoopte aan de toekomst der menschheid. Slechts op één punt logenstraft haar de geschiedenis: de vooruitgang kan geenszins - gelijk zij dacht - voorgesteld worden door een voortdurend opwaarts strevende lijn: heffingen en dalingen volgen plotseling op elkander; dikwijls verkeeren wij in onzekerheid omtrent de richting der beweging, of staat de beschaving stil. Toch is menigmaal de achteruitgang slechts schijnbaar; en het is geen geringe verdienste van mevrouw de Staël, dat zij - lang voordat wetenschappelijk onderzoek zulks bevestigde - in de middeneeuwen heeft gezien iets anders dan een diepe duisternis, een terugval tot barbaarschheid. | |
[pagina 118]
| |
‘Indien de menschelijke geest niet ware vooruitgegaan in die eeuwen, welker geschiedenis men ternauwernood kent - schrijft zij in het hoofdstuk betreffende de Renaissance - hadden dan op het oogenblik dat de letteren herleefden, zoovele mannen kunnen opstaan èn op het gebied der moraal, èn op dat der wetenschap en der staatkunde, wier werken verre overtreffen al wat de ouden hebben voortgebracht?’ En ter verduidelijking voegt zij hieraan toe: Car il ne faut pas oublier le principe que j'ai posé dès le commencement de cet ouvrage, c'est que le génie le plus remarquable ne s'élève jamais au-dessus des lumières de son siècle que d'un petit nombre de degrés. Maar nog sneller dan hare vlugge pen, liepen de tijden. Nog was dit werk niet voor den druk gereed, en reeds werd de Republiek met geheelen ondergang bedreigd. Het Directoire beging fout op fout; de koningsgezinden staken het hoofd op; en de groote menigte, geheel onverschillig geworden, haakte enkel naar rust. Geen oogenblik was dus te verzuimen, en haar wetenschappelijken arbeid stakende, schrijft snel mevrouw de Staël een politiek pamflet, dat blijkbaar berust op het onderhanden zijnde grootere werk, als het ware vooruitloopt op de daarin te nemen conclusiën, er de toepassing van is op een bepaald geval. Dit betoog, geschreven in den aanvang van 1799, draagt den ietwat langen titel: Des circonstances qui peuvent terminer la révolution, et des principes qui doivent fonder la république en France. Wellicht zoude mevrouw de Staël dit opschrift verkort hebben bij het zenden naar den drukker, doch het handschrift bleef onvoltooid liggen omdat de omstandigheden nog sneller veranderden, dan met haar een ieder verwachtte. Immers de achttiende brumaire maakte een even plotseling als onvoorzien einde aan alle republikeinsche bemoeiingen. Napoleon had geen raadgevingen van noode; zijne wijze om de omwenteling tot een goed einde te brengen was zeer eenvoudig: het verheffen van het voormalige koninkrijk tot een keizerrijk! Eerst in 1899 werd de aandacht gevestigd op dit handschrift, dat aan de Nationale bibliotheek te Parijs was vermaakt door de erfgename van mevrouw Récamier. Aan dezer vriendin had namelijk mevrouw de Staël die bladen in | |
[pagina 119]
| |
bewaring gegeven, ten tijde dat zij vreesde voor een huiszoeking door de keizerlijke politie.Ga naar voetnoot1) Het geschrift van 1799 is zéér de lezing waard, niettegenstaande het noch voltooid is, noch voor den druk herzien door mevrouw de Staël; van wie bekend is dat zij veel in de proeven veranderde. Hoe treft hare scherpte van blik, óók hare openhartigheid! Onvervaard houdt zij elke partij hare fouten voor: de republikeinsche niet minder dan de royalistische. En wat zij zegt omtrent het parlementairisme, omtrent de vrijheid... en losbandigheid der pers, omtrent de openbare school, omtrent de kleurlooze middenstof (die stille stem) is nog zóózeer van toepassing, dat men werkelijk geneigd zoude zijn de perfectibilité humaine te ontkennen. Alleen dan ook de zekerheid welke de moderne mensch dankt aan sterrekunde, aardkunde, paleontologie, aan al wat nieuwere onderzoekingen leeren omtrent de levensvormen: namelijk dat niet is te rekenen bij honderdtallen van jaren, noch bij duizendtallen, doch bij millioenen en trillioenen, doet wanhoop verkeeren in vertrouwende berusting. Laten wij aannemen dat reeds lang vóór dien algemeen zal veroordeeld zijn die halfslachtige moraal, terecht door mevrouw de Staël zoo verfoeid: Personne ne dit que le triangle est carré, mais on se permet | |
[pagina 120]
| |
sans cesse des contresens aussi forts, en politique comme en morale: la vertu coupable, le crime honorable, l'injustice utile. Wat immers noodzakelijkerwijze leidt tot dezen gruwelijken regel van drieën: Si l'on peut immoler un innocent pour l'intérêt d'une nation composée d'un petit nombre de citoyens, on peut en faire massacrer 20.000, 30.000, si la nation augmente en population. Slechts worden thans niet duizendtallen, doch millioenen onschuldigen opgeofferd aan die allerminst op zedelijken grondslag rustende staatkunde! | |
IV.Toch behoort hare studie ‘omtrent de beginselen waarop de republiek in Frankrijk is te vestigen,’ niet tot de beste staatkundige werken van mevrouw de Staël. Dit boek werd geschreven in hetgeen mevrouw Necker-de Saussure noemt het midden-tijdperk, dat waarin wel het talent tot volle rijpheid was gekomen, doch de eigen hartstochten haar nog geen rust lieten. Er is dan ook iets ‘onafs’ in al wat dagteekent uit die jaren; een springen van den hak op den tak, hetwelk begrijpelijk maakt dat men de schrijfster verweet hare conversatie botweg over te brengen op het papier, geen boek te kunnen samenstellen. Roederer, verslag doende van een harer werken, verklaart dat mevrouw de Staël geen stijl heeft. Geen stijl? vraagt zij hem verbaasd: Qu'entend-on par style? N'est-ce pas le coloris et le mouvement des idées? Trouvez-vous que je manque d'éloquence, d'imagination ou de sensibilité? Inderdaad, dit alles wordt in volle mate bij mevrouw de Staël gevonden, en daardoor boeien zoozeer hare geschriften. Maar daarom blijven niet minder juist Roederer's tegenwerpingen: dat zij hare denkbeelden niet verbindt, ze niet genoeg uitwerkt, vooral: de ne pas chercher le mot propre, le verbe significatif. Dit laatste bemerkt trouwens dadelijk wie tracht eene zinsnede van mevrouw de Staël te vertalen. Dan geven waarlijk woordenboeken geen uitkomst! Doch bij het lezen, vooral snel-lezen, hindert dat nietgebruiken van juiste termen minder; evenals bij een gesprek de aangesprokene onwillekeurig den spreker verbetert. Sainte-Beuve heeft dit ondervonden: zeer ingenomen met | |
[pagina 121]
| |
mevrouw de Staël's geschriften, wilde hij telkens wanneer op de zittingen der Fransche academie aan het woordenboek werd gewerkt, daaruit aanhalingen doen opnemen ter verklaring van het behandelde woord. Il est rare - moet hij echter erkennen - que l'exemple emprunté à madame de Staël ne soulève des objections. On allègue tantôt le vague de l'expression, tantôt l'impropriété des termes, ou le peu d'analogie des membres. In niet geringe mate echter zijn deze gebreken - welke men gewoonlijk toeschrijft aan de omstandigheid dat hare leerschool was de salon - zij zich dus te veel oefende enkel door conversatie, - een gevolg van de wijze waarop mevrouw de Staël werkte, en wel moest werken. Haar vader had een afkeer van vrouwen die schreven; wel verre van zijne dochter dus aan te moedigen, moest deze in jongere jaren zorgvuldig hare oefeningen voor hem verbergen. Dit maakte dat zij zich gewende zéér snel te schrijven - alsof zij vreesde ieder oogenblik betrapt te worden - op kleine stukjes papier, in alle mogelijke plaatsen, zorgende nooit den indruk te geven van bezig te zijn met schrijven. Zóó zeer had zich deze gewoonte ingeworteld, dat ook in later jaren het haar geenszins hinderde gestoord te worden. Mevrouw Necker-de Saussure deelt mede: Il n'y a pas d'exemple que dans le moment où elle écrivait avec le plus de feu et de rapidité, elle ait témoigné autre chose que du plaisir en voyant entrer ceux qu'elle aimait. En men bedenke welk druk leven mevrouw de Staël in alle opzichten leidde; dat schrijven voor haar slechts was eene afleiding, une conversation indirecte; dat voor haar hoofdzaak was de daad! Zoo dan ook hare werken sporen dragen van niet rustig te zijn opgebouwd, is zulks misschien meer te loven dan te laken, gelijk Benjamin Constant doet uitkomen, die de schrijfster zoo lang kon gadeslaan: C'est dans cette bienfaisance active et infatigable, qu'elle en a composé plusieurs, interrompue qu'elle l'était sans cesse par ce besoin de secourir et de consoler; et l'on trouverait, si l'on connaissait toute sa vie, dans chacune des légères incorrections de son style, la trace d'une bonne action. (Mélanges de littérature et de politique). Doch zelfs Constant's zoo gentlemanlike vergoêlijking van de stijlfouten der vrouw, die hij eens zoo vurig beminde en | |
[pagina 122]
| |
steeds bleef bewonderen, is thans overbodig geworden. De tijd is Germaine tot machtigen bondgenoot geworden. Want eindelijk heeft ook de angstvallig behoudende fransche taal hare Revolutie doorgemaakt; zijn omgeworpen de staketsels, waarbuiten zelfs Corneille en Racine zich niet straffeloos konden wagen. Waaraan de ommekeer is te danken? Aan de overhaast werkende dagbladpers? Aan het zich naar boven wringen van lagen der maatschappij, welke minder geschoold, eene natuurlijker taal eischten? Of aan het steeds toenemend stoffelijke en geestelijke verkeer, dat niet polijst, doch afslijt? Wat hiervan zij, het verklaart waarom mevrouw de Staël, meer prime-sautier, meer peuple dan hare wèl gedresseerde tijdgenooten, nu vindt een breederen sympathieken lezerskring: modern is voor de modernen. Hoe anders luidt dan ook thans het oordeel der officieele leiders van den franschen smaak! Zie hier wat G. Lanson schrijft in zijn handboek der fransche letterkunde, hetwelk reeds tweehonderdduizend drukken telt, dus zeker de hedendaagsche meening weergeeft (ook helpt vormen!) Une parole agile, souple, claire, qui forme d'ingénieuses combinaisons de signes, qui dégage avec aisance des idees toujours intéressantes, souvent nouvelles et fécondes; voilà ce que Mme de Staël nous offre: son style est de l'intelligence parlée. Wat deert het dat deze hoogleeraar aan de parijsche universiteit er voorzichtigheidshalve aan toevoegt (de handleiding is voor scholen bestemd!) dat die stijl niet is klassiek? En zelfs het zooeven genoemd voorbehoud is thans vervallen! In het lijvige verzamelwerk van Petit de Julleville: de geschiedenis der fransche taal en letterkunde, verklaart A. Cohen (1913) den stijl der vrouwe van Coppet te zijn noble et le plus souvent correct. - Toch wil het mij voorkomen dat Lanson beter weergeeft wat wij heden ten dage gevoelen voor wie haren tijd zoover vooruit was. Slechts is deze hoogleeraar in één opzicht nog te veel negentiendeeeuwer: want is voor ons l'intelligence nog steeds het machtwoord? Zit nog steeds alleen ten troon de Rede? De slotwoorden van Lanson's loftuiting zijn dan ook te vervangen door andere, juistere. Eugène Rambert, de gevoelvolle | |
[pagina 123]
| |
beschrijver der Alpen-natuur heeft ze gesproken. Wat mevrouw de Staël kenmerkt: c'est le génie inspiré par le bonté. Want nooit kan dit te dikwijls herhaald worden: Germaine was welsprekend door het hart! | |
V.In het laatste, beste tijdperk - dat waartoe ook Corinne behoort en het straks te behandelen boek over Duitschland - werd een werk geschreven dat misschien meer dan eenig ander van mevrouw de Staël tot den hedendaagschen lezer spreekt: hare Dix années d'exil. Nog beter dan de vroegere uitgaven stelt de nieuwe druk, bezorgd door Paul GautierGa naar voetnoot1) en aangevuld naar het handschrift te Coppet, (met aanteekeningen, welke den hedendaagschen lezer wegwijs maken) in staat de schrijfster te volgen in de veel bewogen jaren 1800-1804, waarin de moeilijkheden met Napoleon steeds groeiden. Dan - zeven jaren overspringende (want het boek bestaat uit brokstukken) ziet men den hevig verbolgen keizer een steeds nauwer en nauwer verboden kring trekken om Coppet. Zelfs wie haar schrijft, is niet zeker van zijne vrijheid. Eindelijk beducht voor eigen lijf, besluit mevrouw de Staël tot die wilde vlucht naar Rusland - op den voet gevolgd door het triomfeerend fransche leger - welker meesterlijke beschrijving een der grootste aantrekkelijkheden is van dit boek, en getuigt dat zelfs in zulke hachelijke oogenblikken zij niet verloor hare opmerkingsgave.Ga naar voetnoot2) Maar tevens is dit het eenige geschrift, waarin zij niet meester bleef over hare gevoelens. Kon zij echter Napoleon recht doen wedervaren op het oogenblik dat zij zich door hem te Coppet zag opgesloten als in een levend graf? Wee, wie het waagde haar te bezoeken! Ook dezen werd verbanning ten deel, en de geweldenaar maakte geen onderscheid tusschen mannen en vrouwen: zoo moest mevrouw Récamier het | |
[pagina 124]
| |
ontgelden. Daarenboven kon Napoleon haar treffen in wien zij toen boven alles liefhad, met wien zij trouwbeloften had gewisseld, van wien zij een kind onder 't harte droeg: John Rocca. Deze was, om met mevrouw Necker-de Saussure te spreken: la dernière vague majestueuse van den oceaan harer hartstochten. Te Genève had Germaine den twintig jaren jongeren huzaren-officier leeren kennen. Uit een geneefsch patricisch geslacht gesproten, had Rocca onder de fransche adelaars vele veldtochten medegemaakt, was ten slotte in de spaansche guerilla gevaarlijk gewond, en op romantische wijze aan een gewissen dood ontkomen. Te invalide om langer te kunnen dienen, was hij nog voldoend man om het hart van de veelgeliefde in lichte laaie te zetten. Waarom op het wisselen der trouwbeloften eerst vijf jaren later het huwelijk volgde? Moeilijk is hierop een afdoend antwoord te geven. Het meest waarschijnlijke is dat mevrouw de Staël terugschrok voor den spotlach der Society over eene zóó ongelijke echtverbintenis. Want dat de vrouw, die niet schroomde voor recht en vrijheid alles te wagen, bang was voor de speldeprikken der hoofsche samenleving, diep voelde een onheusche bejegening van haars gelijken, bewijst het voorval in den consulairen salon, waaraan haar roman Delphine den titel dankt, en dat zij onder een lichten sluier mededeelt in dat boek. Nous attendions la reine dans le salon qui précède sa chambre, avec quarante femmes les plus remarquables de Paris. Madame de R. arriva; c'est une personne très-inconséquente, et qui s'est perdue de réputation par des torts réels et par une inconcevable légèreté... Au moment où elle entra dans le salon, mesdames de Saint-Albe et de Tésin - qui se plaisent assez dans les exécutions sévères, et satisfont volontiers, sous le prétexte de la vertu, leur arrogance naturelle - quittèrent la place où elles étaient assises du même coté que madame de R.; à l'instant toutes les autres femmes se levèrent, par bon air ou par timidité, et vinrent rejoindre à l'autre extrémité de la chambre madame de Vernon, madame du Marset et moi (n.l. Delphine, die wordt geacht dit voorval te verhalen). Tous les hommes bientôt suivirent cet exemple, car ils veulent, en séduisant les femmes, conserver le droit de les en punir. Madame de R. restait seule l'objet de tous les regards, voyant le cercle se reculer à chaque pas qu'elle faisait pour s'en approcher, et ne pouvant cacher sa confusion. Le moment allait arriver où la reine sortirait pour nous recevoir; je prévis que la scène deviendrait alors encore plus cruelle.. | |
[pagina 125]
| |
Geschuwd als een melaatsche! men kan begrijpen hoe mevrouw de Staël zich te moede voelde op dat oogenblik. Geen man, geen vrouw die zich over hare eenzaamheid ontfermde! Doch niet une inconcevable légèreté et des torts réels waren oorzaak van dien boycot, maar haar moedig protesteeren tegen consulaire dwingelandij. En de laffe troep deed door zoo tegenover haar te handelen, slechts te duidelijker uitkomen eigen minderwaardigheid. Voor welke vrouw ware echter niet zulk een toestand duldeloos? Dáár maakt zich los van het mannen- en vrouwenkluwen een jonge weduwe: Delphine de Sabran, en doorschrijdt de leege zaal tot waar mevrouw de Staël zich alleen bevindt, en zet zich naast deze neder. Madame de R. me reçut comme si je lui avais rendu la vie; en effet, c'est la vie que ce soulagement de ces douleurs que la société peut imposer, quand elle exerce sans pitié toute sa puissance. Men zal nu beter Germaine's aarzeling begrijpen om het tweede huwelijk bekend te maken... en tevens beter de heldhaftigheid waardeeren van wie zoo in alle opzichten vrouw bleef. Vrouw is zij ook, en in de edelste beteekenis des woords, in dat laatste harer geschriften: het na haar overlijden door haar zoon uitgegeven werk over de Fransche omwenteling. Dit is de eerste vrouwenstudie over die gebeurtenis, en zoo zij wellicht een hedendaagsch lezer teleurstelt, is dat enkel omdat wij niet zoozeer vragen naar een oordeel, dan wel naar gegevens om daarop eigen oordeel te vestigen. Zulks was echter niet het doel van mevrouw de Staël; zij wilde nuttiger arbeid verrichten: hare tijdgenooten lessen doen trekken uit de gebeurtenissen. En de grootste les welke zij geeft, is die van waardeering van andersdenkenden, óók van vijanden: La grande erreur des hommes politiques, c'est d'attribuer tous les genres de vices et de bassesses à leurs adversaires. Il faut savoir apprécier à quelques égards ceux qu'on haït et ceux même qu'on méprise. Hoe spreekt ook hieruit de geest van haren vader! Dit laatste werk van hare hand is ongetwijfeld het beste. Nu is mevrouw Staël hare hartstochten volkomen meester: als in een tot rust gekomen meer, weerspiegelt zich in dit boek | |
[pagina 126]
| |
ongebroken de oneindigheid der hemelen. Innig zijn nu ook vermengd het gezond verstand, erfdeel van Jacques Necker, en de groote gevoeligheid der moeder; beide eigenschappen - want ook Suzanne bezat bon sens en de vader sensibilité - ten top gedreven; gelijk uit twee golftrillingen, zoo hare bewegingen samenvallen, één zeer hooge golf wordt geboren. En dit alles gedragen door dat altruïsme (óók bij de ouders te vinden!) dat edeler naam droeg in vroeger tijden en dien nog te dragen verdient: de Caritas, grootste en beste der heilige drieéénheid: Geloof, Hoop en Liefde! | |
VI.Behalve werken van letterkundigen en staatkundigen aard, heeft mevrouw de Staël nog één boek geschreven, dat in deze dagen opnieuw zeer de aandacht trekt, al verdient het ook in gewone omstandigheden alle opmerkzaamheid. Van dit boek bestaat eveneens een nieuwe, uiterst goedkoope druk, welken men onvervaard bewerken kan met rood potlood. Wie zich in deze tijden stoot aan den titel, verandere dien mijnentwege in Nowhere, en schrappe de plaatsnamen. De l'Allemagne heeft trouwens reeds bij het verschijnen, ja, zelfs daarvóór, ergernis gewekt. Napoleon verwees den eersten druk (1810), alvorens deze den boekhandel kon bereiken, naar den papiermolen. Cela n'est pas français luidde zijn vonnis, hoewel zijn censor er slechts een paar - en wel zeer onschuldige - zinnetjes in te schrappen vond. Tengevolge van deze vernietiging zag het werk eerst drie jaren later het licht, - te Londen herdrukt naar het eenige door mevrouw de Staël geredde exemplaar. En toen ergerden zich zoowel de franschen, die den oostelijken nabuur niet verheerlijkt wenschten, als de bewonderde germanen zelf, die zich niet voldoende geprezen vonden, en voor wie één droppel blaam den ganschen beker lof bedierf. Met dat al werd De l'Allemagne gretig gelezen, en heeft het grooten invloed uitgeoefend. Het eenige wat de franschen steeds mevrouw de Staël blijven kwalijk nemen: haar niet geven van een volledig overzicht der duitsche toestanden, haar niet waarschuwen (althans niet voldoende) voor het | |
[pagina 127]
| |
dreigend militarisme, kan waarlijk niet gelden als grief.Ga naar voetnoot1) Want deze vrouw, aan hare landgenooten het toenmaals geheel onbekende Duitschland ontdekkende, was volkomen in haar recht alleen te teekenen wat haar het meest moest treffen bij de nadering: de forsche belijning van het berglandschap, de zoo zeer uitstekende toppen. Aan wie na haar kwamen, mocht zij overlaten het snuffelen in het kreupelhout aan den voet der hoogten, het graven van mijngangen in den grond. Den weg tot verder onderzoek te wijzen, was haar voldoende taak; en zoo de franschen verzuimden dat onderzoek te verrichten, kan men hun voor de voeten werpen het verwijt, dat Jacques Necker den royalisten toeslingerde: zij zijn onverzoenlijk, omdat zij mij hunne eigen misslagen aanwrijven. Aan al te zelfgenoegzaam Frankrijk hooger ideaal te geven, ziedaar het doel van De l'Allemagne. Want hoewel mevrouw de Staël enkel handelt over duitschers, denkt zij steeds aan eigen landgenooten. En onwillekeurig openbaart zij tevens zichzelve. Dit is misschien voor ons nog het meest belangrijke. Scheur dan ook desnoods uit het boek de eerste afdeeling, al bevat die het beroemde hoofdstuk over l'Esprit de la conversation, óók hare zoo frissche beschouwingen over universitair onderwijs. Werp eveneens verre, indien gij zulks wilt, de tweede afdeeling met die voorbeeldige beknopte letterkundige overzichten (o.a. van Schiller's treurspelen). Desnoods kan men zelfs de derde afdeeling overslaan, waarin de schrijfster uiteenzet de verschillende duitsche philosophische stelsels, daarbij zoo echt vrouwelijk openhartig bekennende: l'examen de la théorie exige une capacité qui m'est étrangère. - Erkenning waarmede zij als 't ware boete doet voor hare ondeugende uitlating tegenover een der grootmeesters der methaphysiek tijdens haar verblijf te Weimar: ‘Uw betoog herinnert mij aan Münchhausen's avontuur: voor een breed water staande, nam deze zichzelf bij den arm en zette zich zoo over naar den anderen oever’. Met dat al behoudt mevrouw de Staël zich het recht voor kritiek uit te oefenen op alle kritiek: l'Evangile nous dit qu'il faut juger les prophètes par leurs oeuvres. | |
[pagina 128]
| |
Doch wat gij ook verwerpt of wilt overslaan, bewaar, lees en herlees de slotafdeeling, welke handelt over godsdienst en enthousiasme; vóóral dat hoofdstuk over de smart, waarin staat geschreven wat als motto kan dienen van Germaine's levensarbeid: Le génie ne doit servir qu'à manifester la bonté suprème de l'âme. Dat mevrouw de Staël De l'Allemagne heeft geschreven, is louter toeval, gelijk duidelijk blijkt uit de onlangs uitgegeven, reeds besproken briefwisseling van Germaine met haren vader. Maar ook hier geldt dat het toeval alleen hen dient, die er van weten gebruik te maken. In den winter van 1803/04 dwong Napoleon mevrouw de Staël tot het verlaten van Frankrijk, en nu besloot zij haren dertienjarigen oudsten zoon (aanvankelijk bestemd voor de Ecole polytechnique) in Duitschland voor te bereiden voor de universitaire studie aldaar. Tevens wilde zij, zoo lang mogelijk, Zwitserland vermijden. Want al woonde daar haar vader, zij had het stijve, prozaïsch nuchtere landje, vooral kleinsteedsch Genève - zoo dicht bij Coppet gelegen, en niet te ontgaan - dans une magnifique horreur. Deze minachting, van hare moeder geërfd, heeft zij later getrouwelijk overgedragen aan hare overigens zoo voortreffelijke dochter Albertine. Mevrouw de Staël ging echter met grooten tegenzin op weg, steeds hopende dat het haren vader gelukken zoude den Eersten consul te vermurwen. Spoorslags ware zij dan naar Frankrijk teruggekeerd; zij griezelde van al wat duitsch was, van de herbergen, van de menschen, enfumés au moral et au physique, van het land (het was in 't hartje van den winter) rien que de la neige réunie au ciel. De hartelijke en hoogst vleiende ontvangst te Weimar (haar Delphine was toen in aller handen) deed haar ontdooien. Eensklaps begrijpt zij de beteekenis van Duitschland. Wel was mevrouw de Staël niet geheel onvoorbereid: sedert een paar jaren kon zij duitsch lezen, had door Charles Villers leeren kennen Kant's philosophie, was door fransche émigrés, uit Duitschland teruggekeerd, op de hoogte gebracht van het duitsche doen en denken, doch eerst de omgang met Weimarsche grooten van geest maakte haar bewust, wat aan eigen ontwikkeling ontbrak, èn - hoofd- | |
[pagina 129]
| |
zaak - dat Frankrijk in menig opzicht geestelijk ver achterstond bij den verachten oostelijken nabuur. On n'a pas d'idée ce que les Allemands savent quand ils s'y mettent, schrijft zij later uit Berlijn bewonderend aan haren vader. Plotseling komt zoodoende bij haar op, en rijpt snel de gedachte om Duitschland aan Frankrijk voor te stellen. Wel waarschuwt haar dat gezond verstand, - haar niet minder kenmerkend dan haar enthousiasme - dat zij zelve nog te zeer leerlinge is om als meester te kunnen optreden, doch wat nood! Germaine heeft werklust en werkkracht. De omstandigheden veroorloven haar niet in Duitschland zelf verder te studeeren; dit zal dus te Coppet geschieden. Stevige hulp is hiertoe noodig, en als echte bankiersdochter beseffende dat ‘de kost moet voor de baet uyt’, werft zij met geld en goede woorden den besten der duitsche letterkundige critici van dien tijd: Wilhelm Schlegel, haar door Goethe aanbevolen. Zij biedt dezen leermeester het voor die tijden vooral hooge jaargeld van twaalfduizend franken (wat zeker overeenkomt met f 12.000 thans, en menig professor zou doen watertanden!) Ook belooft zij Schlegel een pensioen; en inderdaad heeft dan ook mevrouw de Staël hem bij testament toegewezen honderdduizend franken, met recht op vrij verblijf te CoppetGa naar voetnoot1). Zoo gesteund, zet Germaine zich aan het werk. Zes jaren heeft zij aan haar boek gearbeid, en waarlijk niet in | |
[pagina 130]
| |
een tijdperk van rust! Des te meer zijn haar geduld en doorzettingsvermogen te bewonderen, zóó weinig te verwachten bij een zoo hartstochtelijk persoon! Ook treft dat dit boek, hoewel Schlegel haar steeds ter zijde stond, in geen enkel opzicht doet denken aan vreemde hulp, allerminst in opzet en uitvoering ‘duitsch’ is. Blijkbaar heeft mevrouw de Staël zelve de waarschuwing ter harte genomen, welke zij geeft aan wie willen navolgen wat hen aantrekt in de letterkunde van een ander land. Een bewijs dat zij zich terdege had ingewerkt in het duitsche denken en de duitsche taal, is wel deze erkentenis: Une langue étrangère est toujours sous beaucoup de rapports une langue morte. Slechts een tourist kan zich inbeelden dat het woordenboek alle moeilijkheden wegneemt; wie dieper in de vreemde taal doordringt, dieper daardoor in het vreemde wezen, wordt zich bewust van de onoverkomelijke klove, gevormd door eeuwen lang anders doen en denken. Wat natuurlijk niet belet dat het oog - over den afgrond heen - veel kan waarnemen, het oor veel hooren wat het der moeite waard is op te vangen en aan te wenden ten eigen bate. Immers al heeft mevrouw de Staël volkomen gelijk, wanneer zij verklaart: l'imitation des étrangers, sous quelque rapport que ce soit, est un défaut de patriotisme, niet minder toont zij zelve door hare geschriften, welke nu eens wijzen op Engeland, dan op Duitschland, Italië of Amerika, dat alleen door overal rond te speuren de geest zich harmonisch kan ontwikkelen, alleen zoodoende kan vermeden worden de zelfoverschatting, de minachting van anderen, welke straks leidt tot haat en eindelijk tot strijd en broedermoord - gelijk de huidige wereldoorlog maar al te duidelijk uitwijst. En nu zelfs blijkt uit artikelen, in dit tijdschrift opgenomen, dat wederom ten onzent de vraag wordt opgeworpen: waarheen zich te richten, naar het oosten of het westen? moge als waarschuwend voorbeeld dienen het drietalige land, waar te Coppet De l'Allemagne werd geschreven. In plaats van partij te tookken van de benijdenswaardige ligging, en op de hooge bergtoppen staande, gelijkelijk naar alle richtingen rond te zien, voelt ieder deel van Zwitserland zich te veel aangetrokken tot den nabuur, wiens taal het spreekt, en is - zooal geen staatkundige - althans eene intellectueele | |
[pagina 131]
| |
afhankelijkheid ontstaan van den vreemde, welke het gevoel van samenhoorigheid verzwakt. Nederland, zooveel meer bevoorrecht - want de zee is alle bergen waard! - ingeheind door eigen taal, loopt minder gevaar om in zulk eene afhankelijkheid te vervallen. Doch nu aard en afkomst reeds te zeer wijzen naar het oosten, is des te vlijtiger ter schole te gaan bij Frankrijk en Engeland. Alleen zoodoende zal het evenwicht hersteld worden; zullen wij ook intellectueel neutraal zijn, dat wil zeggen: ons zelf blijven! Nog eene andere vingerwijzing geeft ons mevrouw de Staël. Niet van uit de verte, enkel met behulp van boeken, heeft zij zich gevormd. Corinne ware niet geschreven zonder haar bezoek aan Italië; De l'Allemagne is op duitschen bodem ontstaan; van haar verblijf in Engeland getuigen al hare staatkundige werken. Zóó alleen kon van hare geschriften de bezieling uitgaan, welke ze stempelt tot daden: daden van het woord. | |
VII.En toch, het beste werk, dat mevrouw de Staël ons kon geven, het boek, dat zij recht had te schrijven, is niet uit hare pen gevloeid. Daartoe is zij te vroeg moeten heengaan. Te midden harer triomfen, wierp op een-en-vijftig-jarigen leeftijd haar een beroerte te Parijs hulpeloos neder. De tijden hadden te veel van hare krachten gevergd: wie zou meer dan vijf-en-twintig jaren zóó hebben kunnen strijden voor recht en vrijheid, zonder zich ten doode toe te vermoeien? Germaine stierf gevierd, zooals geen andere vrouw ter wereld ooit was gehuldigd. Toch hadden hare beginselen niet getriomfeerd. Wel zag Europa zich verlost van Napoleon, doch niet enkel aan de Bourbons waren de lessen der geschiedenis spoorloos voorbijgegaan, en zelfs maakte later de Juli-omwenteling geen eind aan het beurtelings vallen en opstaan. Zij zelve echter was tot rust gekomen. De vrouw, die eens het geluk zocht in amour et puissance, voor wie le bonheur moral was een malheur moindre, die een oogenblik zich overgaf aan het mysticisme (één oogenblik slechts, want | |
[pagina 132]
| |
weldra riep haar het gezond verstand der Neckers terug) deze verdwaalde had eindelijk den vrede gevonden, waar deze alleen te vinden is. In de lange, slapelooze nachten, welke zij - geheel verlamd - op de legerstede doorbracht, die na vier maanden haar sterfbed zou worden, kon men haar telkens met zachte stem het Onze Vader hooren bidden. Op hoeveler lippen zweeft niet dat gebed des Heeren in de uren van nachtelijke stilte! Een halve eeuw na mevrouw de Staël, ligt ook slapeloos, ten doode vermoeid ter neer een zoeker naar waarheid, een strijder voor het recht, evenzeer - eindelijk - gehuldigd door wie hem zoo lang miskenden. Doch wat baten nog triomfen? Alles ontviel den eenzame; zijne vrouw: de eenige steun; zijn werkkracht: de eenige troost. Zie hier hoe de van alles beroofde Carlyle zijn hart uitstort aan zijn vriend Erskine (Februari 1869). ‘Wat anders te stamelen dan: Onze Vader, die in de Hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd. Uw wil geschiede? Laatst, 's nachts, terwijl steeds somberder gedachten woelden door het hoofd, rezen die woorden - dat korte en verheven gebed - plotseling voor mij op met zeldzamen drang, in ongekende gedaante. Het was alsof zij geschreven stonden zacht rein glanzend op de donkerte des nachts, zoodat ik die las als het ware lettergreep na lettergreep. Dit bracht mijne dwalende gedachten tot rust, en eene weldadige kalmte kwam over mij. Misschien had ik in geen dertig of veertig jaren dat gebed woordelijk nagebeden, en nooit te voren had ik zóó gevoeld hoezeer zich daarin uitstort onze geheele ziel, hoezeer dat gebed alles omvat wat in onze zwakke natuur heilig is en omhoog tracht te streven, en het ons dan ook zoo terecht wordt aanbevolen met de woorden: als gij bidt, dan bidt aldus’... Op den laatsten dag van haar leven - den 13en Juli 1817 - liet mevrouw de Staël zich in den tuin brengen, bloemen uitdeelend aan wie haar omringden, als eene gedachtenis aan het naderend heengaan. In den daaropvolgenden nacht sliep zij zachtkens in. Haar stoffelijk overschot werd vervoerd naar Coppet; daarna de grafkapel, waarin ook hare ouders rustten, voorgoed gesloten. Ter plaatse van de deur werd een basrelief aangebracht, dat mevrouw de Staël had doen vervaardigen door Canova. Dit stelt haar | |
[pagina 133]
| |
zelve voor, knielende op het graf harer ouders, terwijl een vrouwelijke en een mannelijke gestalte omhoog zweven en haar wenken. Het is niet de ironie van het lot, welke Germaine doet rusten in het land, waarvan zij zoo dikwijls en zoo onomwonden haar afkeer had te kennen gegeven. (Trouwens, in latere jaren waren ook in dezen hare gevoelens andere geworden; had zij zelfs lief gekregen de eenzaamheid van Coppet). Gaat men met den geneefschen hoogleeraar E. Ritter den stamboom na van mevrouw de Staël, dan vindt men wel dat van hare vier en zestig voorouders van mannelijke en vrouwelijke zijde, één meer dan de helft waren van franschen bloede, en zij zich dus terecht tot Frankrijk mocht rekenen; doch wat beteekent één druppel bloed meer, tegen den invloed, welken uitoefenden hare ontegenzeggelijk zwitsersch geschoolde ouders, haar langdurig verblijf, zij het ook te onwille, in die zoo in alle opzichten van overig Europa onderscheiden helvetische republiek? Zwitsersch - en wel zwitsersch protestantsch - zijn dan ook Germaine's denkbeelden omtrent vrijheid en recht, echt-zwitsersch de behoefte om propaganda te maken voor hare denkbeelden. Niet fransch dan ook, maar zwitsersch zijn al hare werken; en evenmin als men zich Rousseau anders kan denken dan als burger van Genève, evenmin mag men de vrouwe van Coppet scheiden van het land, dat haar wel niet zag geboren worden, noch zag sterven, doch dat zij haar leven lang niet minder vertegenwoordigde dan die arme zwerver van het Léman-meer. Zwitsersch zoude dan ook ongetwijfeld het boek zijn geworden, straks bedoeld, dat mevrouw de Staël zich voorstelde te schrijven en waarvan wij zelfs den titel weten: l'Education du coeur par la vie. Een werk, dat zeer zeker evenals haar boek over de Hartstochten, eene zelfbekentenis ware geworden, doch nu van eene door het leven gelouterde ziel. Toch is dit boek, dat de dood belette Germaine op het papier te brengen, ons niet onthouden. Dit is te danken aan de reeds meermalen in dit opstel genoemde mevrouw Necker-de Saussure; deze zeldzame verschijning, even geleerd als beminnelijk; van wie mevrouw de Staël getuigde, dat zij alle talenten bezat, welke men haar zelve toedichtte, zonder | |
[pagina 134]
| |
eenige harer gebreken.Ga naar voetnoot1) De eerste twee deelen van haar boek, getiteld l' Education progressive, ou l'étude du cours de la vie, behandelen de opvoeding van het kind van beiderlei kunne, van de prilste jeugd af tot den tienjarigen leeftijd; het laatste, derde deel geleidt enkel de vrouw verder op haren levensweg, doch dan ook tot aan het graf toe (1828-1838). Een paedagogisch monument noemt Vinet dit werk, en de Fransche academie kende er dan ook den prijs Monthyon aan toe. Het is inderdaad een gedenkteeken, zoowel waardig de schrijfster zelve als mevrouw de Staël, wier leeringen haar blijkbaar steeds voor den geest zweefden. Trouwens dat Germaine dezelfde opvoedkundige beginselen huldigde als hare nicht, blijkt uit de wijze waarop zij hare kinderen grootbracht. The proof of the pudding is in the eating, zegt een nuchter engelsch spreekwoord; en Auguste de Staël met zijne zuster Albertine, de latere hertogin de Broglie, bewijzen dat zooal aan de moeder de tijd heeft ontbroken hare theorieën op schrift te stellen, hare toepassing dier beginselen niets te wenschen overlietGa naar voetnoot2). Het toeval heeft op de Lausanner bibliotheek gebracht het exemplaar der Notice sur M. Necker, hetwelk Auguste de Staël aanbood aan generaal César de la Harpe - dezelfde die eenmaal Coppet met gansch de familie ten vure doemde. Met bevende hand heeft de nu tot kalmte gekomen grijsaard onder de opdracht van den op zevenendertig jaren aan typhus | |
[pagina 135]
| |
overleden schrijver gepend: Cet excellent jeune homme, aussi distingué par les connaissances que par les vertus, est mort dans la force de l'âge, au moment où il allait se rendre le plus utile. Door de omstandigheden gedwongen zich een werkkring te zoeken in Zwitserland, had Auguste de Staël zich toegelegd op den landbouw, en - in dezen vele verbeteringen invoerende - Coppet tot een soort agronomisch instituut gemaakt. Was hij in den geest zijner moeder werkzaam op philanthropisch gebied, zijne geschriften - later verzameld door zijne zuster Albertine - bewijzen dat met het karakter ook een niet gering deel van haar talent op den zoon was overgegaan.Ga naar voetnoot1) En die zuster zelve, de hertogin de Broglie! Hoe werd zij vereerd door haren zelf zoo talentvollen echtgenoot! Hoe bewonderde haar Sainte-Beuve! Geen andere vrouw komt zijns erachtens zóózeer in voortreffelijkheid nabij de heldin der Fronde: mevrouw de Longueville. En zoo hij tijdens Albertine's leven enkel op haar durft zinspelen, eerst na overlijden haren naam noemen, is zulks omdat hij de dochter van mevrouw de Staël voor zulke eene vergelijking te rein achtte en te verheven. Guizot is niet minder getroffen, en ziet in Albertine geheel de moeder, doch deze gelouterd: Elle en avait gardé la flamme en l'unissant à la lumière céleste; créature de premier rang dans l'ordre intellectuel comme dans l'ordre moral, et en qui le don de plaire était le moindre de ceux qu'elle avait reçus de Dieu.Ga naar voetnoot2) Zulke kinderen pleiten voor zulk een methode van opvoeding; en ware niet reeds te veel van de aandacht der Gidslezers gevergd, dan zou thans een overzicht zijn te geven | |
[pagina 136]
| |
van het stelsel, dat mevrouw de Staël toepaste en hare nicht Necker-de Saussure beschreef. Hoezeer verschillen de denkbeelden omtrent opvoeding en onderwijs der beide vrouwen van die, welke de eenzijdige negentiende eeuw huldigde! Reeds het motto van het boek is een program. Ontleend aan mevrouw de Staël, luidt het: cette vie n'a quelque prix que si elle sert à l'éducation religieuse de notre coeur. Wie zich zulk een doel stelt, moet wel gelijk de schrijfster, faire marcher de front, dès l'enfance, la culture intellectuelle et la culture religieuse. In geen geval mag de godsdienstige opvoeding verschoven worden tot later: quand l'instruction s'adresse à des coeurs déjà refroidis, et ne saurait amener des conséquences bien heureuses. Zal de ontwikkeling eene harmonische zijn, dan moet - daar alles in de maatschappij drijft tot een overwichtig-maken van het intellect - des te grooter zorg besteed worden aan het versterken der overige gaven van hoofd en hart. Verdreven moet worden la paresse du coeur, opgewekt de verbeeldingskracht, bevorderd den drang tot het schoone, niet minder ook het plichtsgevoel en het bewustzijn der zedelijke verantwoordelijkheid. En dit alles dient van de prilste jeugd af te geschieden. Wie kan zulks beter dan de vrouw, en onder de vrouwen: wie beter dan de moeder? Geheel dienovereenkomstig heeft mevrouw de Staël gehandeld. Elle n'a jamais voulu avoir de gouvernante pour moi, schrijft Albertine de Broglie. Elle m'a donné des leçons tous les jours dans ses plus grands chagrins. Zeer vertrouwelijk ging de moeder om met hare kinderen. Elle avait quelquefois des conversations d'égal à égal avec moi à l'âge de douze ans. Doch hoe weinig mevrouw de Staël schroomde eigen fouten en tekortkomingen bloot te leggen, het deed geen afbreuk aan haar gezag. Men denke slechts aan het heftige tooneel met Benjamin Constant, bijgewoond door de kinderen, die zij daartoe tot zich had geroepen! Du moment qu'elle rentrait dans l'éducation, elle imposait - schrijft de dochter. Personne n'a jamais eu plus qu'elle de dignité naturelle, et c'est ce qui lui a permis d'admettre ses enfants à la familiarité la plus intime, de leur inspirer même parfois de la pitié pour ses chagrins, sans qu'ils aient cessé de la révérer. Jamais une mère n'a été plus confiante et plus imposante à la fois. | |
[pagina 137]
| |
Wilt gij na deze getuigenis van de dochter er nog eene van den zoon? Op vijftienjarigen leeftijd op kostschool gelegd te Genève, bemerkt hij bij zijne medescholieren veel verkeerds, en vertrouwt dit zijne moeder toe. Maar op hare beangste vragen antwoordt hij kloekmoedig: c'est à moi de me défendre, en lisant le cours de morale religieuse de mon grand-père et en pensant à toi. Maar misschien het beste bewijs van hunne aanhankelijkheid aan de moeder en de voortreffelijkheid hunner opvoeding, hebben Auguste en Albertine gegeven toen mevrouw de Staël kwam te overlijden. Beiden hebben glansrijk de proef doorstaan, welke het bittere hollandsche spreekwoord aanduidt met: wie iemand wil kennen, moet met hem een erfenis deelen! Bij testament had Germaine erkend haar uit John Rocca geboren kind, en dat jongetje een aanzienlijk deel toegewezen van haar vermogen. Onmiddellijk trekt Albertine de Broglie naar het dorpje, niet ver van Coppet, waar dit zoontje onder aangenomen naam werd opgevoed, en neemt het tot zich als eene moeder; Auguste vervult dadelijk de wettelijke voorschriften, en beiden haasten zich het uit de lucht gevallen broertje voor te stellen aan nabestaanden en vrienden. Ziehier wat de Bonstetten - de jarenlange vriend van Germaine - schrijft aan de deensche dichteresse Frederike Brun, eveneens een trouw bezoekster op Coppet (Juni 1817): Albertine et Auguste vinrent à moi. Auguste tenait son petit frère (il a cinq ans) entre les bras. ‘Je vous présente mon petit frère’, me ditil. ‘Nous faisons’ me dirent-ils tous deux ‘nous faisons ce que nous pensons être agréable à notre mère, si elle nous voyait. Notre premier soin a été de faire constater la légitimité de notre frère’. Mag men ook hier niet zeggen: aan de vruchten kent men den boom? Levert dit vooral niet het beste bewijs voor de deugdelijkheid dier Education progressive?
Maar het boek door mevrouw Necker-de Saussure geschreven, wil meer: het is tevens een pleidooi voor de ontvoogding der vrouw. En onmiskenbaar spreekt de geest van mevrouw de Staël uit de bladzijden, waarin de schrijfster betoogt dat de ondergeschiktheid der vrouw slechts is un héritage du paganisme, dat hare schijnbare minderheid alleen | |
[pagina 138]
| |
een gevolg is du joug corrupteur de la servitude, que l'homme a si longtemps imposé aux femmes. Eerder zoude men de rollen moeten omkeeren, want in menig opzicht is de vrouw de meerdere: Grâce à une organisation si délicate, quoi de plus rapide, de plus fin que les aperçus de la femme? Elle l'emporte sur l'homme par cela même qui rend l'homme supérieur aux animaux, et les a soumis à son empire; plusieurs sont au-dessus de lui pour la force matérielle; mais, renfermés dans le cercle de leur instinct, ils ne voient rien au-delà de cette étroite enceinte. L'homme seul contemple toutes choses dans l'univers, mais la femme a plus de pénétration encore.Ga naar voetnoot1). Hoe werd niet in den eersten schrik welken de huidige wereldoorlog over de menschheid bracht, over het failliet van wetenschap en godsdienst geklaagd! Is het niet juister te spreken van het failliet van den man, als eenig drager van het gezag, als alléén-beslisser omtrent het wel en wee der menschheid, van welke hij nog niet eens de helft uitmaakt? L'effet des facultés qui dominent chez les femmes - vervolgt de schrijfster - peut se comparer à celui de leurs voix dans un coeur. Il est toute une suite de sons élevés et purs qui ne seraient entendus sans elles. | |
[pagina 139]
| |
Zijn het niet juist die hoogere, reiner tonen welke nog te weinig vernomen worden in onze maatschappij? Germaine Necker deed deze hooren in tijden die met de huidige overeenkomen; de moderne vrouw heeft dus slechts haar voorbeeld te volgen. En waar mevrouw de Staël geheel alleen reeds zulk een invloed kon uitoefenen, hoe onweerstaanbaar zal dan niet de kracht zijn die van de millioenen vrouwen uitgaat, welke de hedendaagsche samenleving kan mobiliseeren? Mits alle zich even onbaatzuchtig, even zelfopofferend stellen in dienst der waarheid; mits ook alle beziele wat Germaine dreef: het enthousiasme, goddelijke sprank, die het hart doorgloeiend, den hemel op aarde doet nederdalen! Niet het minst ook is aan mevrouw de Staël te danken dat werd weggenomen het vooroordeel tegen het actief optreden der vrouw; en waar zij zoodoende in alles voorgangster blijkt te zijn, mocht niet nagelaten worden nogmaals de aandacht op haar te vestigen, nu nieuwere gegevens, van allerwege toestroomend, veroorloven èn hare daden èn hare geschriften in zooveel juister licht te stellen. Zoo in deze studie hare gebreken niet werden weggedoezeld, integendeel scherper geteekend dan meestal het geval is, geschiedde zulks omdat de overwinning, op haar zelve behaald, Germaine Necker te waardiger maakt om tot voorbeeld te dienen. Nu toch is ten volle op haar van toepassing wat Goethe, aan 't eind zijns levens gekomen, een engelenkoor deed toezingen aan wie bevrijd uit aardsche banden wordt omhoog gedragen: Wer immer strebend sich bemüht,
Den können wir erlösen.
En zoo ik met dit duitsch citaat durf besluiten het opstel over eene zóó fransch voelende vrouw, is zulks omdat niemand beter dan zij zelve zich bewust was en door hare geschriften heeft bewezen, dat er geen landgrenzen bestaan voor den geest.
R.P.J. Tutein Nolthenius. |
|