De Gids. Jaargang 81
(1917)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliographie.Eugeniusz Romer, Atlas Polski - Atlas von Polen - Atlas de la Pologne. De volledige titel (in drie talen) luidt in het Frans aldus: Atlas de la Pologne (Géographie et Statistique) rédigé et publié par Eugéne de Romer, docteur ès lettres, Professeur de géographie à l'Université de Léopol, en collaboration avec plusieurs savants. Edité par les Associations polonaises d'épargne et de crédit sous les auspices de la Diète provinciale de la Galicie. Varsovie - Cracovie. Gebethner & Wolff, 1916.Het is verbazingwekkend, dat een zo zwaar beproefd volk als de Polen tans in staat is geweest tot het bewerken en uitgeven van een dergelijk standaardwerk als deze atlas. Anderzijds verklaart juist het tragiese heden, met vrij veel kans op een betere toekomst, dat men zich alle moeite geeft, om bewijzen te leveren van onverzwakte volkskracht. Een onloochenbaar bewijs daarvan hebben wij tans voor ons. Deze atlas bevat op 32 bladen ongeveer 70 kaarten, met een verklarende tekst. De bewerker heeft het nodig geoordeeld, buiten het gebied van 't histories Polen van 1772 ook die aangrenzende gebieden in kaart te brengen, die door het vrij grote aantal Polen, die er wonen, van belang zijn voor de tegenwoordige ‘Poolse kwestie’; hij stelde zich ten doel, een beeld te geven: 1. van de erfenis der kultuur van het ondergegane Poolse rijk, 2. van de invloed, uitgeoefend door de verdeling over drie rijken, 3. van de ‘nationale, maatschappelike en ekonomiese ondergrond der Poolse kwestie.’ Ik kan niet anders een overzicht geven van deze veelzijdige, grotendeels op officiële statistieken berustende arbeid dan door een lijst te geven van de afzonderlike kaarten. De bijkaarten vermeld ik tussen haakjes na de hoofdkaart van elk blad; ik kies de Franse opschriftenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is nauweliks iets, wat in cijfers is uit te drukken, of men leest het zonder moeite van deze kaarten af. Wij kunnen ons in een ogenblik oriënteren aangaande het Poolse element in de Russiese westelike provinsies (ten oosten van het z.g.n. Koninkrijk Polen), gelijk bekend, een der grootste moeilikheden der huidige Poolse kwestie; aan het berucht geworden gebied van Chelm is zelfs een aparte kaart gewijd. Het bijna ongelofelike analfabetisme der Klein- en Witrussen van 't oude tsaren-rijk zien we scherp afsteken tegen de vrij hoog staande ontwikkeling van de Letten in Koerland; de Russiese Polen en Oost-Galicië staan er tussen in; in West-Galicië is 't beter, en bovenaan staat natuurlik Pruisen. Wie in Bernhards boek ‘Das polnische Gemeinwesen im preussischen Staat’ gelezen heeft van de Poolse boeren-republiek in oost-Duitsland, van de pastoor Wawrzyniak en van de ‘Genossenschaften’, die begrijpt de betekenis van wat hij daar las nog veel beter, als hij op kaart XXXI (Epargne nationale) de donkerbruine gebieden ziet in 't door Polen bewoonde deel van Pruisen, scherp afstekend zowel tegen het overige Poolse gebied als tegen grote stukken van 't aangrenzende, in hoofdzaak Duitse land in Silezië en Oost-Pruisen. Deze paar voorbeelden mogen volstaan. De kaarten zijn keurig afgewerkt. De kleuren zijn zeer gelukkig gekozen. Grotendeels dezelfde statistiese gegevens, in deze atlas verwerkt, vinden wij terug in een beknopt, handig boekje, door professor Romer samen met Dr. I. Weinfeld in 1917 bij Gebethner te Krakau uitgegeven: Annuaire statistique polonais. 104 blz.
N. van Wijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. van der Kloot Meyburg, Bouwkunst in de stad en op het land. Brusse, Rotterdam, 1917.Een boek, dat, al naarmate de stemming, zal doen huilen of lachen. Vierhonderd afbeeldingen, van welke twee honderd enkel om te doen zien hoe potsierlijk onze voorouders - neen: onze ouders en tijdgenooten - bouwden en bouwen! O, waren deze monsters enkel in een boek vereeuwigd! Doch helaas, hoe lang nog zal de nazaat zich ergeren aan die misbaksels der negentiende eeuw! En het staat te vreezen, dat deze eeuw, welke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich zelf zoo hoog stelde, in later tijd tot de meest barbaarsche zal gerekend worden. Want wat zij goeds voortbracht op wetenschappelijk en sociaal gebied, zullen dan enkel te weten komen, wie in oude boeken snuffelen; doch dat zullen er slechts weinigen zijn. Maar de gaande en komende man, iedereen: geleerde en ongeleerde, zal dag in, dag uit zich stooten aan onze baksteenen en cementen gruwelstukken. Het grafschrift van den bouwmeester der St. Paulskerk te Londen: Si monumentum requiris, circumspice, is - doch in ironischen zin - maar al te toepasselijk op den negentiende-eeuwschen stedenen dorpsbouw. Natuurlijk niet om op onze wonde plekken te wijzen, heeft de architect van der Kloot Meyburg dit werk samengesteld en verleende het departement van Binnenlandsche Zaken daaraan zijnen steun. Doel is de opvoeding van het oog door naast die slechte voorbeelden goede te stellen en in den tekst uit te leggen waarom het eene leelijk, het andere mooi is. In letterlijken zin gaat de schrijver hierbij opbouwend te werk. Eerst worden raam en deur behandeld. Dan stoep, balkons, erkers, loggia's en verandah's. Eindelijk de groote massa's: gevel en dak, om ten slotte als de leerling - want wie is niet leerling in dezen? - de onderdeelen meester is, het huis als geheel in oogenschouw te nemen, en wel als woonhuis, winkelhuis en pakhuis. Dan de stad verlatende, trekt de heer Meyburg met ons naar het land. Ook hier gaan de onderdeelen voor: hek, tuinmuur, poort en brug. Eindelijk komen het boerenhuis en het landhuis aan de beurt. Met zorg en liefde samengesteld, kan dit boek grooten dienst bewijzen aan de goede zaak. Moge de heer Meyburg nog één stap verder gaan, en van schrijver spreker worden. Dat het ministerie van Binnenlandsche Zaken, 't welk het langverzuimde thans tracht in te halen, hem aanstelle tot wandelleeraar. En de vierhonderd fotografische afbeeldingen omzette in evenvele lantaarnplaatjes. Want de door kino's verwende mensch kijkt niet meer in boeken. Gaat het Ministerie hiertoe niet over, dan worde dit denkbeeld aanbevolen aan de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, of Heemschut, of het jongst opgerichte Instituut van Bouwkunst. Want althans in dezen zijn er genoeg toebereide akkers, noch ontbreekt het aan zaad. Alleen, tot nu toe, was er geen zaaier. Wellicht zullen dan eenige der plaatjes moeten worden vervangen. Niet de leelijke; die zijn inderdaad alle leelijk! Maar enkele der als goed geprezene geven aanleiding tot bedenkingen. Zoo moge op no. 23 de luifel juist zijn aangebracht, wegens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hek en afrastering verdient dit plaatje te verhuizen naar de overzijde, die der monsters. Ook zullen bij vertooning van nos. 25, 27, 31, 37, 41, 45, 49, 53, 55, 79 en 81 allicht de tongen los komen. Doch, welbeschouwd, is dat geen bezwaar; niets is erger voor een spreker dan toeschouwers, die sprakeloos het vertoonde aanstaren. De monden - en de hersens - moeten in beweging komen! Geen wonder daarentegen zoo de afbeeldingen van bouwkunst op het platteland geen aanleiding geven tot opmerkingen: hoe herkent men daarin den samensteller van het reeds vroeger in De Gids aangekondigde werk: Onze oude boerenhuizen!
R.T.N. |