De Gids. Jaargang 81(1917)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 391] [p. 391] Moderne Eva. I. En weer stond Eva voor den kennis-boom, Waar, hoog, nog ongekende vruchten hangen; En stond, - en rekte zich in zoet verlangen, En rekte, - en plukte, - en at, met vreemden schroom. En Adam dwaalde ver; - verbaasd en loom Verschool zij zich, en voelde een nijpend bangen. Waarom geen klank van trotsche zegezangen, Moest dit vervulling heeten van haar droom? Toen dreunde opnieuw de donder-stem van God: (En zij stond siddrend in haar lange haren;) ‘Ten tweeden male braakt gij mijn gebod, Om te doorgronden, wat mijn wondren waren. Nu treffe u het wreedste vrouwenlot, Want nimmer, nimmer zult gij kind'ren baren.’ [pagina 392] [p. 392] II. O, kindren, kindren, die nooit wezen zult, Omdat uw moeder alle warmte weerde, En liever 't hart door eigen gloed verteerde, Dan u te dragen in een schoon geduld. Hoe heeft uw liefheid toch mijn droom vervuld, Als in den nacht de schimmen wederkeerden, Die daags ik uitdreef, naar 't mijn wìl begeerde, En die dan kwamen, klagend hoogmoed's schuld. O, kindren, kinderen, die nooit zult zijn, Wat baat het eer en roem en glans te dragen, Als niets ons bijblijft, dan een droge dorst... Omdat de martelendste barenspijn Toch nóóit zoo wreed kan wezen als het knagen, Dat nooit 'k úw lippen voeldë aan mijn borst. Annie Salomons. Vorige Volgende