bevoegd als Vogel, oud-beroepsofficier, artist die Nederland en zijn bewoners sprak in alle hoeken en gaten en met den vreemdeling hen ruimschoots vergelijken kon, en die thans weer als reserve-officier sinds Augustus '14 in dienst is.
Om te kunnen weten en zeggen wat er in het leger hapert aan kennis van land en volk, in het volk aan kennis van legertoestanden, dient men beide te kennen. Hoevele officieren nu kennen hun land en hun landslieden goed? Hoevele burgers ons leger?
Men kan een uitnemend kenner zijn van vaderlandsche geschiedenis, aardrijkskunde en volkskunde en tòch niet deugen voor het werk, dat Vogel ondernam. Zijn kunstenaars-intuïtie heeft hem machtig geholpen. Zonder deze ware het eerste deel van zijn boek, waarin het algemeene volkskarakter eerst en daarna stuk voor stuk de provinciën behandeld worden, wel niet waardeloos geworden, maar toch niet meer dan een handboek met historische, geografische en ethnografische gegevens, die men beter kon naslaan bij Blok, Beekman, Schuiling, Schrijnen. Doch Vogel zette er, met zijn karakteristieken van het volkskarakter in de onderscheiden landsdeelen, zijn eigen persoonlijken stempel op. Een algemeene waarde is hiermee aan het boek verleend en voor onze militaire volksopvoeders een belangrijke bizondere gebruikswaarde tevens.
Het is een boek om wegwijs te worden, om zich erop te inspireeren, niet om van buiten te worden geleerd, niet om - II bl. 55 brengt het nog even in opzettelijke herinnering - ‘wetende, dat deze of gene een Fries is,... na te slaan wat op bl. zooveel van “de Friezen” wordt gezegd’.
Een boek, dat volk en leger nader tot elkaar wil brengen, dat (bl. 111) het dus ‘zeer wenschelijk (acht)... ons leger te ontdoen van het ons volk onwelkome en ook onnoodig irriteerende parade-achtige cachet en dit zooveel mogelijk te vervangen door een overwegenden geest van specifiek algemeen nederlandsch nationalisme’.
De opmerking is niet nieuw. Maar in dit verband treft zij. Treffe zij tevens haar doel.
v.B.