De Gids. Jaargang 81
(1917)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Buitenlandsch overzicht.26 Sept. 1917.Antwoord van Wilson aan den Paus (27 Aug.), en antwoord der Centralen aan den Paus (20-21 Sept.); geen antwoord, tot dusver, van de anderen. Wilson slaat het zondenregister der Duitsche regeering open: ‘.... an irresponsible government which, having secretly planned to dominate the world, proceeded to carry the plan out without regard either to the sacred obligations of treaty, or the long established, organized and long cherished principles of international action and honor; which chose its own time for the war; delivered its blow fiercely and suddenly; stopped at no barrier either of law or mercy; swept a whole continent within the tide of blood, not the blood of soldiers only, but the blood of innocent women and children also and of the helpless poor; and now stands balked, but not defeated, the enemy of four-fifths of the world;’ om te vervolgen: ‘This power is not the German people... The American people desire no reprisal upon the German people, who have themselves suffered all things in this war, wich they did not choose... We cannot take the word of the present rulers of Germany as a guarantee of anything that is to endure, unless explicitly supported by such conclusive evidence of the will and purpose of the German people themselves as the other peoples of the world would be justified in accepting.’ Stel nu eens dat de Duitschers leerzaam wilden zijn, en Wilson genoegen geven. Wat zouden zij moeten doen? Vrede-resoluties aannemen in den Rijksdag? De resolutie | |
[pagina 182]
| |
die zij hebben aangenomen, wordt door Wilson geen vermelding waardig gekeurd, hoewel zij voor een goed deel dezelfde algemeenheden inhoudt als Wilson's nota zelve. ‘Punitive damages, the dismemberment of empires, the establishment of selfish and exclusive economic needs, we deem inexpedient and in the end worse than futile’. De Rijksdag had zich verklaard tegen ‘erzwungene Gebietserwerbungen’ en ‘wirtschaftliche Absperrung’. Hij had bovendien, voor Duitschland, ‘die Unversehrtheit seines territorialen Besitzstandes’ geëischt en, voor allen, ‘die Freiheit der Meere’. Welnu, Wilson noemt Elzas-Lotharingen niet, en onder de denkbeelden van den Paus waarmede hij instemming betuigt is ook, ‘that freedom of the seas be established’.Ga naar voetnoot1) De eenige positieve eisch der nota die de Duitschers niet kunnen beweren reeds bij hun Rijksdagresolutie te hebben ingewilligd, is, ‘that the intolerable wrongs done in this war by the furious and brutal power of the Imperal German Government be repaired’; dit behoeft echter niet te geschieden ‘at the expense of the sovereignty of any people’, dus ook van de Centralen niet. Voldoet dus de uitdrukkelijke mededeeling dat men bereid is schadevergoeding te geven? Weet Wilson het zelf? Als hij een staatsstuk geschreven heeft en geen preek, is het niet wel mogelijk den eisch dien hij de Centrale natiën stelt, anders te construeeren dan ik boven, vragenderwijze, deed. (Daargelaten dan, dat er geen de minste aanwijzing is gegeven omtrent den omvang van een ‘herstel’, dat strekken moet tot betering van het onrecht, door het ‘woedend en driest’ gouvernement bedreven, maar tegelijk weer niet een straf zou mogen wezen, aan het Duitsche volk opgelegd). De eisch tot ‘herstel’ is het eenige punt, waarop Wilson, die in het algemeen aan het stuk van den Paus adhaesie betuigt, daarvan in eene bijzonderheid afwijkt. De Paus had gezegd: ‘Quant aux damages à réparer... rémission entière et réciproque; si, pour certains cas [België] il existe, à l'encontre de ce principe, des raisons particulières, qu'on les pèse avec justice et équité’. Doch bij den Paus is dit ‘in billijkheid wegen’ van bijzondere aanspraken onderdeel van het vredeswerk waartoe hij allen gelijkelijk | |
[pagina 183]
| |
oproept; Wilson verlangt vóór alles de verklaring van het Duitsche (en Oostenrijksche?) volk, dat het goedmaken wil wat zijn regeering aan België (en Servië?) misdeed. Het moet eene verklaring zijn van het Duitsche volk. ‘Treaties made with the German Government, no nation could now depend upon’. Behoort dus eerst het Duitsche volk zijn regeering omver te werpen? Neen; want elders heet het immers, dat het woord dier regeering niet zal worden aanvaard, ‘unless explicitly supported’ enzoovoorts. ‘Blijk van de instemming van het Duitsche volk’ maakt dus het woord der regeering goed; over de voldoendheid van het blijk oordeelen ‘de anderen’. Wij hebben Wilson's stuk in nuchterheid trachten te ontleden, en meenen dat het, aan eenigermate zakelijke eischen, inhoudt wat wij er uit destilleerden en niets anders. Is het stuk evenwel voor nuchtere overweging bedoeld? Het is een boetpredikatie, die ongetwijfeld zeer dierbaar is gevonden - in Amerika. In Duitschland zal men zich vermoedelijk hebben afgevraagd, of werkelijk de Duitsche regeering de eenige ‘boosdoener’ is. Duitschland had de regeering die het wenschte. Het is in den oorlog gegaan in de vaste overtuiging dat die aan het Duitsche volk opgedrongen was door listige en afgunstige vijanden. Is die voorstelling zoo onbegrijpelijk? Begint de voorgeschiedenis van den oorlog met het ultimatum aan Servië, of jaren eerder? Ook wie - gelijk schrijver dezes ondanks de onthullingen van het Soechomlinof-proces geneigd blijft te doen - van de schuld voor den afloop der Juli-verwikkelingen van 1914 aan Duitschland de grootere helft toemeet, kan erkennen dat Duitschland zich jaren lang door de anderen geprikkeld en belaagd heeft moeten voelen; dat nòch de Marokkozaak, nòch de geschiedenis der Bagdadspoor, nòch die der Londensche declaratie, Engeland's inzicht tot eer verstrekt. Of er dan voor Engeland's verblinding weder geen natuurlijke verklaring is te vinden? Natuurlijk wèl; zij is onlangs geformuleerd door een Duitsch minister zelven, toen hij de vijandschap der anderen het onvermijdelijk gevolg noemde van het ontstaan, in het midden van Europa, ‘eines gewaltigen, starken, nach aussen drückenden Blocks’Ga naar voetnoot1). De | |
[pagina 184]
| |
krachten van dat ‘blok’ waren niet die eener diabolische, het volk verdrukkende regeering; het waren de krachten van het Duitsche volk zelve. Dat dan ook veeleer zijn eigen conto, dat dat van den Keizer heeft op te maken. Er is geen twijfel aan, of de onbehouwen aanval op zijn ‘furieus en brutaal’ gouvernement heeft, bij een volk als het Duitsche, de gevoelens voor dat gouvernement eer versterkt dan verzwakt. Vooralsnog zal Keizer Wilhelm den Tsaar niet behoeven na te reizen; en is het iets dergelijks waarop Wilson wacht, dan komt hij bedrogen uit. Wie in een stuk als dit, ten antwoord strekkende op een vermaning als die van den Paus, zulk een toon aanslaat, behoorde met iets minder vaags te eindigen dan met de verzekering, dat men ‘some new evidence of the purposes of the great peoples of the Central Empires’ zal inwachten. Engeland en Frankrijk moeten met het stuk verlegen zitten. Zij begeeren tegen de macht, door Wilson als ‘niet verslagen’ aangeduid, Amerikaansche hulp in daden, en die bleef tot dusver uit. Niets zou hun meer ongelegen komen, dan dat het Duitsche volk de een of andere phraseologie uitvond die Wilson bevredigde, om hem vervolgens te kunnen herinneren aan zijn veroordeeling van ‘the dismemberment of empires’ en aan zijn bereidverklaring om de vrijheid der zeeën op het vredesprogram te stellen.
‘Some new evidence’; is zij gegeven in de antwoorden der Centralen op 's Pausen vredesvermaan, en in de wijze waarop, in geregeld overleg der regeering met de vertegenwoordigers des volks, het antwoord van Duitschland is tot stand gekomen? Voor het eerst heeft de Duitsche regeering het van zich verkregen, het ongeluk van Juli 1914 niet anders aan te duiden dan als ‘een rampzalige aaneenschakeling van gebeurtenissen’. Er is haar, ‘in de nauwste aanraking met de vertegenwoordiging van het Duitsche volk’ aan gelegen, ‘in overeenstemming met de wenschen van Zijne Heiligheid en de vredesmotie van den Rijksdag’, grondslagen tot een duurzamen vrede te vinden. De ‘ontwapening’, door den Paus vooropgesteld, preciseert zij als ontwapening ‘te land, ter zee en in de lucht’. Bindend scheidsgerecht? Al wat de | |
[pagina 185]
| |
Paus verlangt. Laten zij zich leiden door diens geest, het zal den volkeren gelukken ‘ook de op zichzelf staande en nog onopgeloste twistpunten zóó te regelen, dat aan elk volk bevredigende bestaansvoorwaarden worden verschaft.’ Als nu ook de tegenstanders in de door Zijne Heiligheid ter overweging gegeven gedachten maar een geschikten grondslag tot den vrede mogen zien. Het Oostenrijksche antwoord zet den toon van eerbiedige erkenning, waarin het Duitsche stuk gesteld is, in een toon van filiale gehoorzaamheid om, maar is overigens geen zier zakelijker dan dat van den bondgenoot. Het woord ‘herstel,’ door Wilson van Duitschland als praeliminair geëischt, is dus niet gesproken; immers Duitschland verklaart het eens te zijn met een voorstel dat, in het algemeen, ‘remissie’ aanbeveelt, en uitzonderingen daarop eerst later aan de orde wil doen komen. Heeft Duitschland nu voor eens en voor al van België afgezien? De zin, waarin adhaesie aan 's Pausen voorstel wordt betuigd, is zóó gedraaid, dat men er even goed uit lezen kan dat ‘het gelegen zijn’ aan goede grondslagen in overeenstemming met de wenschen van Zijne Heiligheid is, als dat de grondslagen zelve die men zich voorstelt te kunnen aanvaarden, met die des Pausen overeenstemmen. Mij dunkt, het stuk is er op toegelegd eene vraag om opheldering uit te lokken van 's Pausen zijde, welke opheldering Duitschland dan afhankelijk zal willen stellen van de mate waarin Engeland en Frankrijk over de brug komen. Dat, met Kühlmann, de richting aan het bewind gekomen is die den vrede met Engeland sluiten en daartoe België vrijlaten wil, schijnt zeker. De ‘vaderlandsche partij,’ die zich, onder eerevoorzitterschap van Johan Albrecht van Mecklenburg en voorzitterschap van Tirpitz, tegen Kühlmann vormt, is hier ten volle van overtuigd; immers anders zou er voor eene partij, die tot hare leus verheft de oude verzekering van Bethmann, dat er ten aanzien van België ‘van een statu quo ante geen sprake kan zijn,’ geene ruimte bestaan. Men meene vooral niet dat de Tirpitz'en en Reventlow's het hoofd in den schoot hebben gelegd. Theodor Wolff deelt in het Berliner Tageblatt mede, hoe de patroons hun | |
[pagina 186]
| |
ondergeschikten inteekenlijsten tot de nieuwe partij voorleggen. ‘Zij zenden hun een uitnoodiging om een vergadering bij te wonen met de vriendelijke vraag: Ge komt er toch? Onder Jacobus II werd van de ambtenaren een belofte geeischt, dat zij de koninklijke politiek zouden ondersteunen. Een ambtenaar schreef [toen]: ik heb veertien redenen om de bevelen van Z.M. te gehoorzamen: dertien jonge kinderen en een vrouw. Weet de rijkskanselier, dat zulk een gewetensdwang, natuurlijk zonder te bewijzen bedreiging, ook heden nog wordt uitgeoefend?’ Thedor Wolff is een meester der insinuatie. Beschuldig hem dat hij bedektelijk den Keizer medeplichtigheid aanwrijft, en hij zal antwoorden dat gij een ezel zijt, en op de plaats waar het behoort, het ongeschreven woord ‘toen’ vergeet in te lasschen. Wij zouden ons zeer moeten vergissen, of van 's Keizers naam wordt door de agitators inderdaad gebruik gemaakt, en Wolff heeft hierop willen wijzen. Laat de Keizer zelf zich met intriges tegen zijn nieuwe regeering in, dan speelt hij hoog spel, zelfs in zijn getrouwe Duitschland. Aan velleïteiten in de verkeerde richting ontbreekt het hem gewis evenmin, als aan begrip der redenen die tot voorzichtigheid moeten nopen.
Dit voor de vredespoging van den Paus. Die der Internationale is voorloopig mislukt. De bijeenkomst der Ententesocialisten te Londen, waarvan Troelstra en Huysmans hoopten dat zij de regeeringen te Londen en te Parijs tot het verleenen van passen naar Stockholm zoude bewegen, heeft niets opgeleverd. Wat er op die bijeenkomst precies is voorgevallen, is uit de schaarsche persberichten niet goed op te maken. Henderson presideerde; de vergaderingen hadden plaats bij gesloten deuren. De Russen die er tegenwoordig waren (Ehrlich en Goldenberg) hebben uit de school geklapt, dat het er een groote janboel is geweest, dat de gebrekkige organisatie ‘een nieuwe conferentie noodig maakt’; dat men op geen enkele resolutie ‘de stemmen kon vereenigen’; dat Hyndman sterk tegen Stockholm was; ook Vandervelde en de Brouckère, ‘die de Duitsche meerderheid nog niet wilden ontmoeten’; dat de Engelsche arbeiders, ‘die hooge loonen verdienen en de wreedheden van den | |
[pagina 187]
| |
oorlog niet zoo kennen als de arbeiders elders,’ in meerderheid lauw waren en de weigering van Lloyd George aanvaardden zonder veel verzet; dat daarentegen de meerderheid der Fransche arbeiders, ondanks vermaningen van Albert Thomas, ‘vóór Stockholm bleef’ en ‘sterk anti-gouvernementeel’ was. Bleef de Fransche regeering de passen weigeren, dan zouden zij eischen ‘dat geen partijgenooten meer in het ministerie zitting namen.’Ga naar voetnoot1) Inderdaad heeft het Fransche partijcongres zulk een besluit genomen, waarop eene reconstructie van het kabinet-Ribot noodig bleek, dat thans een kabinet-Painlevé is, met Ribot aan buitenlandsche zaken, en zonder socialisten. Het nieuwe kabinet zegt de documenten omtrent de geheime onderhandeling met Rusland (vóór den val van het Tsarisme) niet te kunnen overleggen, ‘omdat uit Petrogad het verzoek is gekomen, de openbaarmaking uit te stellen’; verklaart genoegen te zullen nemen met ‘teruggave van Elzas-Lotharingen, schadeloosstelling en een volkerenbond’, en zag, bij de stemming over de motie van vertrouwen, 129 afgevaardigden zich onthouden, waarvan 85 socialisten; de rest meest radicalen, groep-Caillaux. De aandacht trekt, in de ministerieele verklaring, de herinnering (aan het adres der bondgenooten), dat Frankrijk's bloed sedert Augustus 1914 ‘in stroomen gevloeid’ heeft, en dat het voor den voorspoedigen afloop van den oorlog onvermijdelijk is, dat ‘tot het einde toe’ het Fransche leger ‘zijne kracht op peil houde’. Hetgeen zeggen wil: o Wilson laat uw millioenen opdagen, want Frankrijk bloedt dood. Het linker-Rijnoever-verdrag kan reeds in het museum van historische curiositeiten worden opgeborgen. Maar het verzwakte Frankrijk blijft met gelijken nadruk als ooit Elzas-Lotharingen terugvorderen. In Duitschland is niemand, ook van de partij die België uit haar hoofd heeft gezet, van zins Elzas-Lotharingen af te staan. Of Engeland, indien het België vrij krijgen kan, ad infinitum voor den Elzas zal blijven dóórvechten? | |
[pagina 188]
| |
Eene omstandigheid die Painlevé in zijne verklaring niet noemde, maar die op den toon der waarschuwing aan Engeland en Amerika natuurlijk grooten invloed heeft gehad, is de bevestiging der ervaring, dat het gerevolutionneerde Rusland als een militaire non-valeur is te beschouwen. De Duitschers nemen, naar het schijnt, aan het Oostelijk front ten naastenbij wat zij willen. Wat zij willen, is beperkt. Zij laten liggen wat zij toch nimmer zouden kunnen gebruiken, en ronden af wat zij onder hun invloed denken te kunnen houden. In Polen begon zich een sterke ontevredenheid te uiten tegen de traagheid der vervulling van gedane staatkundige toezeggingen. De leden van de Raad van State namen collectief hun ontslag. Thans is, bij beschikking van 12 September, het opperste staatsgezag in het koninkrijk Polen, ‘totdat een koning of regent het op zich neemt,’ ‘onder inachtneming van de volkenrechtelijke positie der bezettende mogendheden’, aan een regentschapsraad van drie leden opgedragen, welks regeeringsdaden de mede-onderteekening van een verantwoordelijken minister-president behoeven. Onder medewerking van den Raad van State oefent de Regentschapsraad de wetgevende macht uit, behalve in aangelegenheden, ‘wier afdoening nog niet aan het Poolsche staatsgezag is opgedragen’. In deze aangelegenheden kan hetzij het generaal-gouvernement, na den Raad van State te hebben gehoord, verordeningen met wetskracht afkondigen, hetzij een voorstel tot wetgeving slechts met goedvinden der bezettende mogendheden in den Raad van State worden behandeld. Bovendien kan de gouverneurgeneraal, ‘ter waarborging van gewichtige oorlogsbelangen’, beschikkingen met wetskracht uitvaardigen en hun bekendmaking en uitvoering door de organen van het Poolsche staatsgezag gelasten. De verordeningen van den gouverneurgeneraal kunnen slechts op dezelfde wijze als zij zijn uitgevaardigd, worden opgeheven of gewijzigd. Wetten en verordeningen van het Poolsche staatsgezag zijn niet verbindend, wanneer de gouverneur-generaal daartegen binnen veertien dagen verzet aanteekent. In aangelegenheden die de belangen der bezettende mogendheden raken, kan de gouverneur-generaal de revisie van Poolsche vonnissen en bestuursmaatregelen gelasten. De volkenrechtelijke vertegen- | |
[pagina 189]
| |
woordiging van het koninkrijk Polen en het recht tot het sluiten van internationale overeenkomsten zal het Poolsche staatsgezag eerst na afloop der bezetting kunnen uitoefenen. De nieuwe Raad van State zal uitgebreider zijn dan de oude en de voorlooper zijn van een Poolschen Landdag. De eerste taak van den regentschapsraad zal zijn de benoeming van een minister-president; de bekrachtiging dezer benoeming behouden de bezettende mogendheden zich voor. De minister-president organiseert het Poolsche staatsbestel door onderhandelingen met de autoriteiten der bezettende mogendheden. Er is dus op allerlei wijzen voor gezorgd, dat de Polen zich gedragen zullen naar het believen der overheerschers. Van verkiezingen, licht de Norddeutsche Allgemeine de beschikking toe, kan uit den aard der zaak nog geen sprake zijn, maar men belooft dat ‘alle richtingen en schakeeringen des lands’ in den Raad van State aan het woord zullen komen. Maatregelen zijn in voorbereiding ter organisatie van het thans door de verovering van Riga afgeronde Koerland, en van het bezette gedeelte van Litthauen.
In Rusland is de maand al wederom zeer bewogen geweest. Het begon met het congres te Moskou, waar Kerenski voor zijn poging om in en buiten het leger orde en tucht te herstellen den steun inroepen zou van de meer bezonken elementen der Russische samenleving. Nog meer dan Kerenski zelf werd de door hem benoemde opperbevelhebber, generaal Kornilof, toegejuicht, de man der wederinvoering van de doodstraf aan het front. Wat hij over de toestanden in het leger te vertellen had, was inderdaad schrikbarend. In de maand Augustus nog waren vier regimentscommandanten door hunne soldaten vermoord; een der Siberische tirailleursregimenten, die indertijd de zege der omwenteling in de straten van St.-Petersburg bevochten, had moedwillig het Riga-front verlaten; ‘niets meer of minder dan het bevel, dat het heele regiment zou worden afgemaakt, was in staat, het naar zijn stellingen te doen terugkeeren’ (maar eene week later, toen de stoute onderneming der Duitschers plaats | |
[pagina 190]
| |
hadGa naar voetnoot1), ging het weder aan den haal.) De voortbrengingskracht der fabrieken, die voor de nationale verdediging werken, was sedert het najaar van 1916 met 60% gedaald wat kanonnen en granaten aangaat, en met 80% op het stuk van vliegtuigen. Kaledin, de hetman der Don-kozakken, voegde er aan toe, dat nu eindelijk het leger buiten de politiek moest worden gesteld, door een uitdrukkelijk verbod van vergaderingen van soldaten en wedertoekenning aan de commandanten van het recht om militaire straffen op te leggen. Oorverdoovend gejuich der rechterzijde, dat het gemurmel van links overstemde. Veertien dagen later (nadat inmiddels Riga gevallen is) eischt Kornilof alle burgerlijk en militair gezag voor zichzelven op; hij zal een nieuwe regeering instellen. Kerenski weigert en beveelt Kornilof, het opperbevel over te geven aan generaal Klembofski. Kornilof gehoorzaamt niet; hij rukt tegen St. Petersburg op. Times en Morning Post (en, op de Humanité na, de geheele Parijsche pers) trekken onmiddellijk voor Kornilof partij; Daily News voor Kerenski. Door welke binnenlandsche elementen Kornilof gesteund werd? Openlijk door sommige kadetten; in het geheim zeker ook door nog verder rechts staande groepen, al schijnt hij persoonlijk zich niet de rol van een Monk te hebben voorgesteld.Ga naar voetnoot2) Eerder schijnt men te kunnen zeggen dat, in deze ure van militairen nood, hij in zichzelf den echten, in den burger Kerenski een pseudo-Bonaparte zag, dien hij tot de plaats van minister van justitie in een door hem, Kornilof, te vormen kabinet wilde doen afdalen. Twee dagen lang heeft de wereld in spanning verkeerd; toen kwam het bericht dat in de hoofdstad slechts eenige kadetten hadden geaarzeld; dat al wat verder links stond zich als één man om Kerenski had geschaard; dat Kornilof zich aan het Petersburgsche garnizoen, dat hem tegemoet getrokken was, onvoor- | |
[pagina 191]
| |
waardelijk had overgegeven. Is Kornilof slechts een leeghoofd geweest, speelbal van drijvers wier bedoelingen hij niet doorzag, een man wiens besluit ineenzakte op het oogenblik van de daad? De eerste maatregel van Kerenski, na zijne overwinning, is de proclamatie van Rusland tot een staat met republikeinschen regeeringsvorm geweest, over welken staat een vijfmanschap (Kerenski voorzitter) het gezag in handen neemt; zijn tweede een dagorder tot leger en vloot: ‘Officieren mogen niet dan op bevel der regeering in hechtenis worden genomen!!’ Blijkbaar achtte hij het waarschijnlijk, dat de soldaten uit het gebeurde zouden opmaken, dat het hek weer van den dam was. De Engelsche en Fransche pers maken bonne mine à mauvais jeu. Hoe snel ook levende, aan Brumaire bleek de Russische omwenteling nog niet toe. Het is Vendémiaire geweest, en men leeft nu onder een Directoire. Een Bonaparte is niet in 't zicht. Kerenski zal zich niet spoedig weer tot een herhaling van het zomer-offensief laten verleiden, dat voor Rusland zulke wrange vruchten heeft opgeleverd. Ook zal hij niet vergeten hoe laag Parijs en Londen de ‘rechten der Russische democratie’ aanslaan, zoodra zij er voordeel in zien die te laten verkrachten.
Het Soechomlinof-proces heeft bevestigd dat (gelijk kenners van Rusland sinds jaren hadden verzekerd) Tsaar Nicolaas een pop was in de handen zijner omgeving; - het heeft voorts aan het licht gebracht, dat, toen Duitschland 31 Juli zijn bekenden maatregel nam, inderdaad, gelijk Duitschland vermoedde, in Rusland het bevel tot de algemeene mobilisatie onderteekend, en maatregelen van uitvoering in vollen gang zijn geweest. Het punt, dat ik in mijn overzicht van 26 Augustus 1914Ga naar voetnoot1) onzeker liet, schijnt ten voordeele van Duitschland beslist. Wel moeten wij afgaan op Wolff-telegrammen over de verklaringen die bij het proces zijn afgelegd; doch de Entente-pers heeft nu tijd gehad die telegrammen uit de Russische bladen te contrô- | |
[pagina 192]
| |
leeren, en wat Temps en de schrijver van ‘J'accuse’ tot dusver tegen die telegrammen opmerkten, raakt de hoofdzaak: het algemeene karakter der mobilisatie-maatregelen waartoe 30 Juli 1914 te St. Petersburg besloten is, niet. De onthulling ontheft de Duitsche regeering van 1914 op een niet onbelangrijk punt van de verdenking van kwade trouw. Haar eigen mobilisatie- (of liever prae-mobilisatie) beleid, in Juli 1914 gevoerd, is nog niet door het licht van een Soechomlinof-proces beschenen. Doch ook wanneer men aanneemt dat het zulk licht in geen enkel opzicht zou behoeven te duchten, is de schuldvraag daarmede geenszins opgelost. Niet slechts zijn militair: zijn politiek beleid tusschen 28 Juni en 23 Juli 1914 heeft Duitschland te verantwoorden, wat het nimmer geheel zal hebben gedaan, zoolang het ook maar iets van zijne gedachtenwisseling met Oostenrijk gedurende die periode verzwijgt. Het nageslacht zal oordeelen. Thans heeft de zieltogende wereld beters te doen, en het zou Duitschland niet misstaan hebben, zoo besef hiervan den toon zijner beschouwingen naar aanleiding van het Soechomlinof-proces eenigermate hadde gedempt. Vooral nu Lansing niet ophoudt bewijzen bij te brengen, hoe weinig afkeerig nog gisteren aan den dag de Duitsche regeering is geweest van zeer duistere praktijken; bewijzen die Kühlmann genoopt hebben Argentinië om verontschuldiging te verzoeken wegens hetgeen de agent van Zimmermann te Buenos-Aires had uitgespookt. De zonde is gemeen geweest aan die binnen en buiten Ilium; - het lijden is het ook. Wanneer de verlossing? C. |
|