Niettegenstaande hierdoor het eigen ontwerp van den schrijver op den achtergrond wordt geschoven, is het toch van belang eenige punten, welke daarin voorkomen, aan een korte bespreking te onderwerpen, aangezien het zaken betreft, waaromtrent veel misvatting bestaat.
Het eerste punt is het belang 'twelk aan de Staatsmijnen in het electrificatieplan mag worden toegekend. De heer Steffelaar acht dit belang zeer groot: immers hij meent dat de Staatsmijnen in de helft der productie zullen kunnen voorzien.
Ik wil over het bekende strategisch bezwaar, verbonden aan de ligging der mijnen ten opzichte van ons land, direct heenstappen, en het vraagstuk uitsluitend van technisch-economisch standpunt bezien. De gedachtengang van den heer Steffelaar, welke door velen wordt gedeeld, is de volgende:
De Staatsmijnen leveren zeer goedkoope kolen aan de daaraan verbonden centrale, waardoor deze tegen zeer lage kosten den stroom kan opwekken; laat daarom bij de Staatsmijnen een groote centrale gebouwd worden, welke voornamelijk in de electriciteitsbehoefte van ons land voorziet.
Deze gedachtengang bevat twee onjuistheden.
De uiterst lage kolenprijs, welken de Staatsmijnen voor haar eigen electriciteitsproductie berekenen, is een naar eigen schatting bepaald bedrag voor de daar verstookte minderwaardige brandstof, hoofdzakelijk bestaande uit de zoogenaamde ‘slikkolen’, een afvalproduct dat na het wasschen der kool achterblijft.
Nu moet het in de eerste plaats voor waarschijnlijk worden gehouden, dat de prijs van deze kool, op de vrije markt bepaald, belangrijk hooger zou zijn dan de door de mijnen-directie zelf vastgestelde. Ik kan hieromtrent mededeelen, dat genomen proeven van de waarschijnlijkheid reeds een zekerheid hebben gemaakt.
Verder wordt uit het oog verloren, dat deze goedkoope brandstof slechts in beperkte hoeveelheid voorhanden is, en dat bij belangrijke uitbreiding van de electriciteitsproductie der staatsmijnen-centrale toch hoofdzakelijk gewone kolen tegen gewone marktprijzen zouden moeten worden verstookt. Immers reeds nu, terwijl de staatsmijnen-centrale slechts in ongeveer 15% van de geheele productie van het land voorziet, zijn voor andere centrales geen slikkolen beschikbaar.
De oplossing van het vraagstuk moet dus elders liggen.
Ten eerste dient uit den weg geruimd de begripsverwarring heerschende omtrent ons Limburgsch kolengebied, dat zoo dikwijls met de Staatsmijnen vereenzelvigd wordt. Aangezien de Staatsmijnen niet veel meer dan 1/3 gedeelte van de totale