De Gids. Jaargang 81
(1917)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Liederen der gemeenschap.Ga naar voetnoot1)I.
Heb ik het komen van den nacht verstaan,
Heb ik de nadering van licht begrepen,
Wist ik, waarom de bolle wind gegaan
Bergop bergaf is, dezen mantel slepen?
Heb ik de weifeling der ster doorvoeld?
Zij stond groot-oogig aan de lucht te blinken,
Zij aarzelde, ik wist wat zij bedoeld',
Ik hoorde als muziek haar vonkels klinken.
Ik heb den boom begrepen, daar hij groeit
Zooals een dier, met hoornen naar de luchten,
Hij staat te denken, in zijn takken broeit
Het van gedachten, die geritsel zuchten.
Ik heb den wil verstaan van 't voorjaarsland,
Ik heb de zon vernomen toen zij gloorde,
Ik stortte schemer uit mijn bolle hand,
Ik liet de bloemen groeien uit mijn woorden.
Zijn zij uit mij, - ben ik uit hen gegaan,
Zijn zij aan mij - ben ik aan hen ontkomen,
Heb ik hun wezen of mijzelf verstaan,
Toen ik van licht sprak, ster en bloem en boomen?
| |
[pagina 88]
| |
II.
Alles van u en niets van mij,
Wat ik bezit heb ik uit u ontvangen,
Van uwe hymnen maakte ik de zangen,
Alles van u en niets van mij.
Alles van u en niets van mij,
De beelden die zich uit mijn hand begeven,
Heeft uw handvaardigheid daarin gedreven,
Ze zijn van u en niet van mij.
Alles van u en niets van mij,
De gouden glans waarin mijn woorden gloeien,
Is uit den wijn, dien gij in mij liet vloeien,
Alles van u en niets van mij.
Alles van u en niets van mij,
Toen ik u naderde, ben ik genomen,
Toen gij mij naamt, ben ik mijzelf ontkomen,
Ik ben van u en niet van mij.
Alles van u en niets van mij,
Wanneer ik wegzink in de wijde zee
Van u, leef ik de eeuwigheden mee,
Alles van u en niets van mij.
Alles van u en niets van mij,
Ik ben een klank, gij hebt mij uitgeschonken;
Ik ben een stip, verdwaalde uit uw vonken,
Alles van u, niets is van mij.
A. van Collem. |
|