De Gids. Jaargang 81(1917)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 466] [p. 466] Verzen. Gierzwaluwen. In zwoelen, hellen avondgloed De stad ligt zwaar en onbewogen. De boomen rusten. Vensteroogen Zien stil het duister tegemoet. Eensklaps jaagt een vlaag van snerpend gieren.... Ranke, zwarte, gladde vogellijven Werpen zich den hemel in, en blijven Wild in cirkels om elkander zwieren. Heftig is hun vlucht, maar als zij klimmen Hoog in d' avondzon, gaan zich verkleinen Tot een kalmen dans hun kringellijnen, Waarin plotse kopervonken glimmen. Scherpgepunte vleugelboogjes glijden, Ankertjes, aan ijl-doorzicht'ge touwen Uitgeslagen in het zacht verflauwen Van het hemelvuur, bij 't nacht-verbeiden. Zij zijn verdwenen, en ik gis: Waarheen? Een vleermuis wiekt onzeker In leeggeworden lucht, die bleeker En waziger en koeler is. [pagina 467] [p. 467] Waterland. Het is te dichte bij, Te braaf en laag, zoover ge ziet... Kom! Wie wil zingen, dale niet, Het stijgen maakt hem vrij! De hoogte geeft hem licht En macht, in ieder menschenhart Te gieten schoonheid bij de smart; Hij zegent, als hij dicht! En als 'k niet zingen mag... Van eerlijk-fellen kleurenbrand, Van staalblauw water, sapgroen land, En 't gloeien van den dag Op ouden brokkelsteen Van torens, die, eerwaard en breed, Zich heffen uit een boomenkleed, ... Omdat om alles heen Die lange, gladde dijk Mijn blik zijn vrij geluk belet, Zoo plomp is hij daar neergezet, Zoo overal gelijk.... Dan zoek ik in de lucht De wolken, waar zij statig gaan Hun koene, verre hemelbaan.... De dijk wordt klein. Hij vlucht. [pagina 468] [p. 468] Vragen in het jonge jaar. Hoe kan ik voelen, wat zij bedoelen, Waarom hun strijden begon, Nu zonder dooden de helle boden Het rijk verbreiden der zon? Maar mag ik wekken, en in mij trekken De rijke weelde van 't licht, Als om mij henen de menschen weenen, De wreed verdeelden der plicht? Is mij gegeven het reine leven Der vrije dingen in 't oog, Of niemand hoorde, mijn blijde woorden Hard-uit te zingen, omhoog?.... Waarom gevangen zijn dan mijn drangen In wetten-kerker, rondom? Maar in 't verduren van vele muren Mijn lied wordt sterker. Waarom? Zal ik het vinden, mij laten binden Door zekerheden, die 'k schuw? Of door te vragen mijn leven dragen En hooger treden dan nu? [pagina 469] [p. 469] Vandaag. Vandaag heeft het in mij gedrongen naar buiten: Gedachten en krachten... het zong en het stoeide... Daar was ook een sneeuwklok, die eindelijk bloeide En lauw liet de stad in een zonwaas zich sluiten. Vandaag is het ijs van mijn denken gedropen: De middag bracht wolken, die riepen en lachten Door zonlichte monden: Verwachten! Verwachten! En zetten met gulheid hun lichtsluizen open. Vandaag ging mijn lust in een luchtwagen rijden Want over het veld zag ik spreeuwen krioelen En snellen te ruste naar rietruige poelen, En achter die poelen zijn immers de heiden! Vandaag stond mijn ziel al in deinende blâren... Een zwervende bui, die was overgetrokken, Bleef lang in mijn zomerbosch druppen en klokken Als was langs een vijver een onweer gevaren. Vandaag vielen van mij de oudere zorgen: Ik voelde hoeveel om mij heen werd geboren! De galm van het nieuwe heelal is te hooren, Trilt door in den nacht, naar nog rijkeren morgen! S. Pinkhof. Vorige Volgende