de voorstellingen die in de latere eeuwen plaats vonden, waren het de eerste tooneelspelers van het ‘Huis van Molière’, die de groote rollen vervulden. Ik noem in de 19de eeuw Mlle Mars als Henriette en Provost als Chrysale, Got en Coquelin als Trissotin en Vadius, Madeleine Brohan als Philaminte, Delaunay als Clitandre, Jeanne Samary als Martine.
Verwacht had mogen worden, dat Royaards Chrysale voor zich had genomen en dat Musch als Trissotin of als Vadius, mevr. Royaards als Henriette, Sophie de Vries als Philaminte waren opgetreden. De thans gekozen bezetting beschouw ik meer als een experiment, dat, dank zij de beproefde leiding van Musch, niet ongelukkig geslaagd is, maar dat ook minder goed had kunnen afloopen.
De invloed van den heer Musch, die de door hem zelf gecreëerde typen zeer scherp omlijnt, was vooral merkbaar bij Caroline van Dommelen (Philaminte), bij Henriette Demmink (een bevallige Henriette), bij mevr. Faassen-Heyblom (Bélise), bij Van Praag (een vermakelijke Tissotin) en bij Ko Arnoldi (een frissche, sympathieke Clitandre). Op een geroutineerd tooneelspeler uit de oude school als Faassen, die het in-verzen-spreken waarschijnlijk zelden bij de hand heeft gehad - zij die de tooneelschool hebben doorloopen zijn in dat opzicht in gunstiger conditie - kon Musch, uit den aard der zaak, niet veel invloed oefenen, en zoo viel deze Chrysale, wat er ook in zijn spel te prijzen was, te veel uit den toon van het geheel. Sara Heyblom (Armande) profiteerde blijkbaar weinig van de lessen van den heer Musch: het zenuwachtig trekken met de schouders en den rechterarm moet voor haar even vermoeiend zijn geweest als het voor de toeschouwers was om te zien. Over den Vadius van Van Ollefen, wiens lamentabel geluid hier lamentabeler was dan ooit, is het best te zwijgen.
Ofschoon het stuk bijna drie en een halve eeuw oud is en doelt op de gedragingen van een bepaalde coterie, die in de 17e eeuw sommige salons onveilig maakte, bleef het van een frischheid en van een gezonden geest, waardoor het, zelfs bij een niet vlekkelooze vertolking, nog op den huidigen dag van het begin tot het eind tot luisteren dwingt en amuseert.