De Gids. Jaargang 77
(1913)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 557]
| |
Aanteekeningen en opmerkingen.Conquistadoren-taktiek.- Op mijn artikel het Breede Betoog, in De Gids van December 1912, heeft prof. Bavinck in de Stemmen des Tijds van Februari jl. een weerslag, waarover ik het volgende opmerk. 1. Prof. Bavinck verklaart, dat hij Du Bois Reymond noemde om bij zijn tegenpartij reeds dadelijk eenigen eerbied voor een zekere stelling te wekken, niet omdat hij zelf ze geheel aanvaardt. Ik neem van deze verklaring nota; beweer echter dat de Kamerrede prof. B's bedoeling niet duidelijk maakte, doch mij recht gaf de stelling in volstrekten zin en als prof. Bavinck's eigen meening op te vatten. Ik teeken voorts aan, dat de conquistadoren-zin ook thans nog duidelijk is, waar prof. Bavinck, niettegenstaande het zeer zwakke van Du Bois Reymond's betoog, nog thans eerbied voor de stelling heeft en bij ons er zekeren eerbied voor verlangt. 2. Prof. Bavinck citeert tal van zakelijke opmerkingen van mij, alleen om er een haat tegen het Kristendom en onverdraagzaamheid uit af te leiden; hij weerlegt noch bespreekt ze; hij negeert eenvoudig hun zakelijke beteekenis: dit is conquistadoren-taktiek. 3. Ook voor prof. Bavinck is Herodotus de vader der historie. Evenwel zou het Kristendom een andere opvatting van geschiedbeschrijving hebben ingevoerd, en die alleen bevredigt den nieuweren mensch. Die andere opvatting werd in de Kamerrede omschreven met een formule, die precies op Herodotus past en Thucydides uitsluit. Hoe kon ik weten dat prof. Bavinck het zoo | |
[pagina 558]
| |
goed bedoelde? En nu? Prof. Bavinck schetst de nieuwere opvatting, noemt echter geen toepassing. Welke historiografen bedoelt hij? Ik kan het niet raden, maar zijn het schrijvers, die alleen den kerkelijken voldoen, dan moet ik alweer van conquistadoren-taktiek spreken. 4. Prof. Bavinck neemt aan, het zal mij ook niet onbekend zijn, dat het Kristendom van de eerste tijden af reeds, onder benefice van inventaris, alle antieke cultuur heeft overgenomen. Helaas, het is mij niet bekend, want ik meen te weten, dat kerkvaders als Tatianus en Tertullianus heftig tegen de heidensche kultuur zijn uitgevaren; dat vele tempels en beelden in naam van het Kristendom verbrijzeld zijn; dat belangstelling in het tooneel zondig werd verklaard en nog heden ten dage voor vele Kristenen uit den booze is. Helaas moet ik ook hier weer bij prof. Bavinck de neiging ontwaren om door dik en dun alle goeds voor het Kristendom binnen te halen, alweer conquistadoren-taktiek.Ga naar voetnoot1) 5. Dat de kloosters den antieken kultuurschat bewaard hebben, is in zijn algemeenheid alweer een conquistadorenbewering. Buiten Byzantium werden de Grieksche schrijvers niet bestudeerd; Plato kende men er nagenoeg niet, en hij was, evenals Homerus, een naam; Aristoteles kwam langs een avontuurlijken omweg eerst laat weer binnen.Ga naar voetnoot2) 6. De scholastiek wordt niet door prof. Bavinck alleen gewaardeerd; zij heeft Europa weer leeren denken; dit is allang geleden gezegd. Voor de natuurwetenschap was zij echter niet vruchtbaar, en in haar hoogsten bloei ancilla theologiae. 7. Prof. Bavinck negeert de door mij genoemde verlichting in de latere Middeleeuwen: dit is conquistadoren-werk, te meer, waar zijn uiting op blz. 367 aanleiding gaf ze te noemen. 8. Het Kristelijk besef van de natuur tegenover de godheid (zie blz. 368) is voor de natuurwetenschap gansch niet bezielender dan het antieke. Newton had voor zijn fysika alleen besef van en bewondering voor de natuurorde noodig; bij Pythagoras en Plato waren beiden vooral niet minder, | |
[pagina 559]
| |
en Aristoteles bewonderde de hemelorde zelfs te zeer. Een verheffing van het Kristendom ten deze is dus een conquistadorendaad. 9. Mijn opmerkingen, zoo zakelijk als zij waren, over het samengaan van Kristendom met allerlei daemonisme enz., - het heeft prof. Bavinck niet behaagd iets zakelijks er over te zeggen, hij heeft alleen hun gezindheid in verdenking gebracht. Hij vertelt niet, hoe hij over wonderen denkt, en beschouwt zijn Neocalvinisme als het éénige Kristendom. Deze geweldige conquistadorendaad mag nog wel anderen dan paganisten alleen doen vreezen voor onderwijs onder neocalvinistische leiding. 10. Waar hij zooveel conquistadorendaden moet constateeren, kan een onbevangen man met prof. Bavinck niet in vreedzaam overleg treden, zelfs daar niet, waar hij voor kerklijke inzichten zekere sympathie gevoelt. Prof. Bavinck schijnt te meenen, dat zijn Kamerrede vriendschaplijk beraad niet onmogelijk maakte; over het uitvoerige opstel van nu, hoe kalm van toon ook, make hij zich geen illusie: de godsdienstoorlog wordt er zeker niet door voorkomen.
Ch.M. van Deventer. |
|