De Gids. Jaargang 76
(1912)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 520]
| |
Hoe Paulus Buys zijn koffer terugkreeg.Mr. Paulus Buys speelt in het drama van Reingoud's val een gewichtige rol; hij blijft wel op den achtergrond, doch eigenlijk beheerscht hij den ganschen gang van zaken. Immers hij is het, die in zijn schaakspel met den Zuid-Nederlandschen avonturier op het juiste moment naar voren brengt die vrouwe de Laguillaire, in wie het zich wrekend verleden van Reingoud is verpersoonlijkt, het verleden, dat hem omlaag rukken zal.Ga naar voetnoot1) Toussaint heeft Buys geschilderd als een man zonder karakter, niet bepaald Hollandsch gezind, door Barneveld gehaat en gewantrouwd, behoorend tot geen der partijen, maar door zijn spoedig beleedigde ijdelheid, zijn door niets gemotiveerde eerzucht tegen de verwachting van Leicester in, een lastig element in den Staatsraad, dat zich niet wil laten gebruiken als werktuig van Reingoud, zooals De Burghgrave, Nieuwenaer en anderen; lastig en gevaarlijk door zijn onbekookte kritiek, zijn onbezonnen doorslaan over de verhouding van Leycester tot Elisabeth, zijn onvoorzichtige loslippigheid, zijn ‘gezwets van een opgewonden drinker’; verslaafd niet enkel aan losbandig feestgenot, maar bovendien aan ver strekkend succes bij de vrouwen. Ook deze bijfiguur, die van den onbestemden strever, die alle zelfbeheersching mist, is met groote psychologische juistheid geteekend. Reeds in den aanvang van het drama zien we Buys het hof maken aan Martina, de vrouw van De Burchgrave, dien de jacht naar een aanzienlijk ambt blind maakt voor de gevaren van zijn huwelijkseer. Later vinden we hem in den | |
[pagina 521]
| |
Staatsraad, waar hij niet bukt voor Reingoud's almacht. Als Leycester den hoogst gevaarlijken raad van dezen heeft gevolgd, als de Kamer van financiën is opgericht met Reingoud aan het hoofd, met Buys als commies, barst de bom. Dan klinkt dat schijnbaar zoo fiere woord in Leycester's ooren: ‘Ik achte mij niet bekwaam voor de financiën; maar zóó ik het ware, zou ik dien Reingoud niet tot commies begeeren onder mij; zóó verre is het er af, dat ik op die wijze zal dienen onder hem.’ En als de in zijn hoogheid beleedigde Leycester den ‘vilanous knave’ met ingehouden toorn de deur wijst, moet hij de tartende woorden vol ironie hooren: ‘Doorluchtigheid! ik zal mij simpelijk tevreden houden met dit eene: lid van uwen Staatsraad.’ Leycester moet en zal satisfactie hebben, voor zijn demonisch heerschenden dienaar, die alle passiën in eigen ziel kent, een aanlokkelijk spel. Leycester vertrekt naar Den Haag, de Staatsraad met hem, maar Buys moet achterblijven en hij blijft achter. Een briefje, Martina afgedwongen, lokt Buys in de val, houdt hem voor den volgenden dag in Utrecht. Den nacht brengt hij door in een drinkgelag ‘een woelig en wulpsch banket’, waar Engelsche spionnen hem opnieuw gevaarlijke dingen laten zeggen. Na dien nacht vinden we hem in zijn slaapkamer. Die uit zijn roes ontwakende Buys is met een realisme geschilderd, zooals men het nauwelijks bij Toussaint verwachten zou. Daar is ingehouden kracht in, die niets toelaat wat de teergevoeligen van 1850 kwetsen kon, maar toch de koele werkelijkheid geeft. ‘Zijn slaap was zoo vast, dat het bijna een onnatuurlijke scheen. Het was ook een onnatuurlijke, in zoover men ten minsten de diepe doffe verdooving, waartoe de mensch vervalt, na een onmatige overprikkeling in drank en zinnelijk genot, onnatuurlijk kan noemen. Alle trekken van zijn gelaat droegen er den stempel van in een loodkleurig bleek, in eene flauwe fletschheid, die walgelijk was om aan te zien, en zijn slaap zelve had zich dus eigenaardig gekenmerkt. Nu wakker wordende, hief hij zich half op, en zijn eerste greep was naar de zilveren schenkkan, met water gevuld, die hij met bevende hand aan den mond bragt, en met de begeerlijke graagte van een' brandenden dorst meer dan ter helfte leêgde. | |
[pagina 522]
| |
Daardoor tot zich zelven gekomen, bleef hij eene wijle mijmerend, het hoofd gesteund met de hand, en binnensmonds sprekende tot zich zelven.’ Hij mijmert over het feest van den vorigen avond. Maar plotseling schiet hem het onderhoud met Martina in de gedachte, dat hem wacht en met hulp van de Vrouwe van Nieuwenaer Reingoud's ondergang voorspiegelt, doch meer en beter nog: ‘Bylo! Zoete vrouwkens! Dat ik nog wat over u peinze, eer ik rijze!’ Hoe worden opeens die zoete fantasieën ruw verstoord door de verschijning van Webbes en De Pottere met de wacht om hem gevangen te nemen, een onwettige daad, door Leicester niet bevolen, maar toch zijn wil Als Buys den ruwen hopman Jan van Kuilenburg, een hevig Reingoudist, met uitgetogen degen voor zijn bed ziet en de kamer vol krijgslieden, slaat hem de schrik om het hart. ‘Hij sprong op. Zoo dat niet een gruwzame droom was, moest hij zekerheid hebben. Hij liep voort naar de gebeeldwerkte houten kist, die zijne papieren bevatte; men was bezig die te bezegelen. - ‘O God! Mijne papieren! Mijne papieren!’ barstte hij uit met een' schrillen kreet. ‘Ik ben een verloren man!’ Voor die kist vraag ik thans slechts een oogenblik uwe aandacht. Die kist is terug gevonden. We laten Paulus zelf maanden lang in zijn Utrechtschen kerker zuchten. We laten in het midden, of Martina dan wel de Vrouwe van Nieuwenaer de kist, die in beslag genomen werd, beroofde van stukken, die Buys in gevaar konden brengen, om hem te reddenGa naar voetnoot1); dan wel of misschien Leycester zelf de dief was. We laten in het midden, of de Leidsche curator misschien comedie speelde voor den Engelschen dienaar, toen hij zijn verontwaardiging lucht gaf over het verdwijnen van gewichtige documenten. Ik wil enkel even werkelijkheid en fantasie in elkaar doen grijpen, door u aanschouwelijk voor oogen te stellen, hoe Buys zijn kist terug ontving een kleine anderhalf jaar na zijn gevangenneming. Ze is hem te Leiden thuis bezorgd. Zie hier de acte.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 523]
| |
Op huyden, den XVen Novembris, anno XVc zeven ende tachtich, sy ick, notaris publyck, ontboden geweest ten huyse vanden Heere Mr. Pauwels Buys, staende binnen der Stadt van Leyden op Rapenburch, alwaer my byden voorsz Mr. Pauwels Buys ter presentie van den naebescreven getuygen verthoont werde zeeckere reyscoffer, dat hy, Buys (zoe hy verclaerde) tot Utrecht gebracht ende hem aldaer affhandich gemaeckt was, ten tyde hy aldaer in Julio LXXXVI laetstleeden, buyten alle forme van rechten ende jegens alle reedenen, geweldelyck gedetineert ende in bewaernisse gestelt werde. Omme de restitutie van welcke hy onlancx aenden grave van Leycester gescreven hebbende, was op huyden tzelfde coffer deur een dienaer van joncheer Alexander Dyer, Engels collonel, genaempt Gomes van Triere doen brengen ten huyse van hem Mr. Pauwels, gelyck de voorsz Gomes (aldaer present zynde) voor my notario voorn. ende den nabescreven getuygen oick verclaerde, verthoonende daer beneffens d'voorn. Buys, als ick notario oick gesyen ende bevonden hebbe, dat voorsz coffer open ende ongeslooten was geweest, weesende de slooten van tzelffde coffer zoot scheen, affgeslagen, ende sonder eenyghe sloten daer aen te zyn, maer alleenlycken ter plaetsse, daer dzelffde slooten gestaen hadden, toegebonden met lange zyde, taineeteGa naar voetnoot1) gecoleurde, gevlochte nestelingen, daer op eenigh roodt wassch by maniere van cassetten ofte zegellen waeren gedruckt, sonder nochtans dat zegel ofte wapenen daer inne bekent was, verclaerende de voorsz. Gomes van Triere tzelffde coffer sulcx ontfangen te hebben ende hem gelast te zyn aenden voorn. Buys over te brengen. Waernaer tzelffde coffer in myn ende de voorn. getuygen jegenwoordicheyt geopent zynde, is daerinne bevonden een zwart zyden satynen wambaes mit verscheyden papieren, die verstroyt ende over hoop lagen ende was tzelve coffer in zulcker gesteltenisse (zoe de voorsz Gomes verclaerde) van Utrecht gecoomen. Voorts verclaerde de voorsz Mr. Pauwels Buys, dat | |
[pagina 524]
| |
hy tvoorsz coffer nyet anders hadde aengevaert nochte en aenvaerde dan onder expresse protestatie ende onvermindert en behouden zyn recht ende actie van iniurie, costen, schaden ende interesten jegens dengeenen, by de welcken tvoorsz coffer hem affgenoomen, geopent off gedaen openen mochte zyn ofte andersints, sulcx hy te raede vinden zoude. Te meer dat hy alsnu int openen van tzelffde coffer ter eerster inspectie ende summier oversyen van de pampieren bemercte ende bevonde (zoe hy affirmeerde) veele ende verscheyden papieren ende brieven, oick daer aen hem grootelicks gelegen was, daer vuyt genoomen ende hem affhandich gemaeckt te zyn. Van all twelcke versochte de voorsz Mr. Pauwels Buys te hebben acte omme hem te diennen in tyden ende wylen daer ende alsoot behoort ofte van noode moegen weesen zoude in zyn goedt recht, tot conservatie van tzelffde ingererende zyne voorsz ende alle andere zyne voorgaende protestatien. |
|