De Gids. Jaargang 75(1911)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 343] [p. 343] Verzen. I. Ik ben als een kind in de wereld verdwaald. Ik ben als een kind in de wereld verdwaald; ik kan den weg niet vinden... En de nacht breekt aan, en het duister daalt, en verlatenheid wil mij verslinden. Ik heb al zoo dikwijls den weg gevraagd, aan den hemel en aan de menschen; en ik heb al zooveel tot een losprijs gewaagd: mijn liefde en mijn haat en mijn wenschen. Wel ben ik door lichtvolle landen gegaan; ik heb droomen mij uitverkoren; maar de lach van mijn dag is in tranen vergaan; en mijn droomen heb ik verloren... Ik ben als een kind in de wereld verdwaald; verlatenheid wil mij verslinden; en de nacht breekt aan, en het duister daalt; ik kan den weg niet vinden. [pagina 344] [p. 344] II. Ik wist mijn liefde lijk een kalme nacht... Ik wist mijn liefde lijk een kalme nacht; de duist'r-omhuifde kruinen wuifden niet; der goud'ne starren lichtwacht lachte zacht, en roerloos dreven op den stillen vliet de waterleliën in blanke pracht. De stilte suisde een toovrig-droomend lied; ik luisterde aêmloos, met een vroom gedacht, en lachte en weende, en ik verstond het niet... Maar plotsling trilden van een verren toren glasklare klankgeruchten door de lucht; ontgoocheld hief ik 't hoofd, en met een zucht van weemoed ben ik langzaam heengegaan. Heel in de verte kraaide een vroege haan; toen stierf de nacht en de ochtend werd geboren. Herman Middendorp. Vorige Volgende