| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
Kreta, Spanje, Zweden en allerlei.
24 Augustus.
Kreta: de ‘beschermende’ mogendheden haalden de Grieksche vlag neer en beschermden daarmede.... Griekenland.
Op Kreta zelf maakt het o zoo weinig verschil. Zij zouden toch niet aangevallen zijn; de Turksche vloot heeft geen beteekenis genoeg om iets te ondernemen tegen den zin der mogendheden. Maar voor Griekenland scheelde het alles.
Het Jong-Turksche bewind, zoo zegevierend pas tegenover den binnenlandschen vijand, hunkert, na Bosnië en Bulgarije, naar ‘prestige’ ook tegenover het buitenland. Het wilde en zou eindelijk eens voor Turkije een succes noteeren. Het Kreta-vraagstuk bood zich aan, of liever, het onverstand der beschermende mogendheden bood het aan. Zij hadden, vóór de Turksche omwenteling, de Kretensers beloofd in Juli 1909 hun troepen terug te zullen trekken, met de nauwelijks verzwegen bedoeling dat het eiland dan zijn aansluiting bij Griekenland zou mogen verklaren. Toen Aehrenthal en vorst Ferdinand evenwel uit den hoek schoten, meenden de Kretensers niet te mogen achterblijven, en overdrukten vol moeds hunne postzegels met het woord ‘Hellas’. Dat Turkije protesteerde, werd aanvankelijk als de onschuldigste zaak ter wereld beschouwd: het had al zooveel moeten verzwelgen, dat dit brokje er gerust bij kon. Maar een protest der Jong-Turken beteekende toch nog iets meer, dan een van Abdoel Hamid. En zoo begonnen
| |
| |
de mogendheden, kort voor de fatale termijn aanbrak, zich af te vragen of zij, als zij den vrede wilden bewaren in het Oosten, zich wel konden terugtrekken. Zij overlegden de zaak, en kwamen tot het besluit, hun eerste belofte te houden naar de letter maar niet naar den geest. De troepen zouden aftrekken, maar oorlogsschepen de taak van handhaving der nominale opperheerschappij van Turkije overnemen. Wat er van die opperheerschappij was overgebleven, beperkte zich sinds jaren tot één Turksche vlag, op het fort van Kanea....
In het overleg der mogendheden blijkt echter iets te hebben gehaperd: zij waren niet op tijd klaar. Verslapping van aandacht in den zomertijd? drukten van Cowes en Cherbourg? geheime oneenigheid waarvan niet aan het licht is gekomen? Hoe het zij, de Kretensers werden een oogenblik aan zichzelf overgelaten. Zij maakten er van gebruik, om de Grieksche vlag (behalve alom op het eiland gelijk sinds langen tijd), ook van dien éénen stok te laten waaien.
Turkije sloeg alarm en zou het op een oorlog hebben laten aankomen om dat ééne stukje doek.
Het vertegenwoordigt zooveel! Het spreekt de woorden wier eerbiediging alleen Turkije in Europa nog redden kan: niet verder! Hun geschiedenis van langer dan een eeuw is er eene van vernederingen en verliezen geweest. Het bestaan, ja meer, het bestaansrecht van Turkije hangt af van de mogelijkheid, dit beloop te stuiten. Alleen door zich sterk en wijs te toonen, maar nimmermeer zonder zich sterk te toonen, kunnen de Turken nog van eenig nut zijn op het Balken-schiereiland. Als zij niet toonen in hun eigen toekomst te gelooven, zal niemand anders het doen. Het nationaliteitenbeginsel heeft tot bevredigende regeling der zaken aan en om den Bosporus geen vermogen hoegenaamd. Als andere kracht, hoe het ga, daar een rol zal hebben mede te spelen, is er geen reden waarom het niet de kracht van een ter plaatse sterk vertegenwoordigd en tot heerschen geschikt ras zou zijn. Mits die kracht kracht blijve, en zich toonen kan.
Heeft Turkije, terwijl het-slecht geregeerd werd, Kreta metterdaad verloren; - eene regeering die zich hooger eischen stelt wil niet dat daarom ook in naam de heerschappij verloren zal gaan. De positie van het Turksche gezag op de andere eilanden
| |
| |
met gemengd Grieksch-Turksche of gemengd Christelijk-Mahomedaansche bevolking is er mede gemoeid.
Maar Turkije kon Kreta niet aanvallen zonder de kans te loopen onmiddellijk te worden teruggewezen door een groote overmacht van schepen der mogendheden. Het kon echter Griekenland aansprakelijk stellen dat het in 1897 reeds geslagen had, zelfs onder het zwakke bewind van Abdoel Hamid, en toen het Turksche leger nog zooveel minder waard was dan thans.
Griekenland stond in de positie van iemand die een voordeel toelonkt dat hij niet met eigen handen nemen durft, maar dat hem in den schoot kan vallen als hij geduldig genoeg wacht. Forceeren kon het ter wereld niets: zijn vloot beteekent nog minder dan de Turksche. En sedert bij den vrede van 1897 de passen die naar Thessalië voeren in Turksche handen zijn overgegaan, heeft het eerst bij den toegang tot het eigenlijke Hellas (de Thermopylae) een verdedigingspositie van eenig gewicht. Het moet dus voortaan elken oorlog tegen een in getal zooveel sterkeren vijand als de Turken zijn, beginnen met een van zijn rijkste provinciën op te offeren. Uit de korpsen van Saloniki, Adrianopel en Konstantinopel alleen, dus zonder één bataillon uit Azië te doen overkomen, kunnen de Turken een leger van 150.000 man en meer vormen, waartegen de Grieken op zijn best 60.000 man kunnen overstellen.
De zaak leek eenige dagen heel gevaarlijk. Naar de roemruchtigste voorbeelden uit het verleden - en tusschen hoevele heeft een leerzaam discipel niet de keus! - werd met de Grieksche regeering twist gezocht. Griekenland kon beginnen en begon natuurlijk met een onnoozel gezicht te zetten; maar hoe lang zou het dit tegenover een tegenstander die uitdagen wil, hebben kunnen volhouden? Als de regeering niets op haar kerfstok had - en was zij er zoo zeker van? - waren er altijd wel ingezetenen die zich in Macedonië of op Kreta in de philhelleensche lijn te buiten gegaan waren, en eene voldoening kan licht gevraagd worden in zulke termen, dat toestaan nog gevaarlijker wordt dan weigeren.
Was al dit misbaar werkelijk aan Griekenland's adres? Als anderen het zich niet aangetrokken hadden, zou het zeker Griekenland zijn thuis gebracht. Maar de anderen trokken het zich natuurlijk aan. Ook de mogendheden hebben eene verworven machtspositie in de Balkanwereld op te houden, en deze gedoogt
| |
| |
niet, dat er in dien hoek oorlog gevoerd worde tegen hun wil. Zoo slap en achteloos als zij eenige weken geleden waren, zoo actief werden zij nu. Op eens waren de schepen voor Kanea, de matrozen geland, en de blauw-witte vlaggestok (een vlag woei er niet meer aan) gekapt. Alles wat Turkije oorspronkelijk verlangd had, is gebeurd; en het laat Griekenland met den schrik vrij.
Wij zullen echter voorzeker niet voor de laatste maal van Kreta hebben gehoord. Men weet dat de door de ‘beschermende mogendheden’ voor eenige jaren aan Turkije opgelegde regeling den koning van Griekenland het recht toekende, het hoofd der ‘autonome’ burgerlijke regeering op Kreta te benoemen en hem aan de Porte voor te dragen ter erkenning. Toen de Kretensers in October vorig jaar den koning van Griekenland trouw zwoeren, was deze Grieksche hooge commissaris, Zaimis, bij toeval of opzet afwezig en heeft zich sedert niet meer op het eiland vertoond. Het Kretensisch ‘uitvoerend comité’, dat de vrijwillige aansluiting bij Griekenland aan de mogendheden mededeelde, kreeg toen van dezen ten antwoord, ‘qu'elles regardaient cette question comme dépendant de l'assentiment des puissances qui ont contracté des obligations envers la Turquie;.... qu'elles ne seraient pas éloignées cependant d'envisager avec bienveillance la discussion de cette question avec la Turquie, si l'ordre est maintenu dans l'île, et si d'autre part la sécurité de la population musulmane est assurée’ (nota's van 15 en 28 October 1908). Niemand kan beweren dat tot dusver de orde op het eiland gestoord of de 30,000 Mahomedanen door de 290,000 Christenen lastig gevallen zijn; de troepen der mogendheden zijn trouwens nog maar een paar weken weg. De voorwaarden waarop de ‘welwillendheid’ is toegezegd, zijn dus niet geschonden; maar de discussie met Turkije heeft plaats gehad, en is er mede geeindigd dat de Porte, tegenover welke de mogendheden niet ontkennen eene verplichting op zich te hebben genomen, hen van die verplichting niet wil ontslaan. Dus wordt de vereeniging met Griekenland niet erkend en moet de opgeworpen regeering, die sedert October 1908 het eiland bestuurd heeft naar de Grieksche wetten en alsof zij van Griekenland gemachtigd was, voor een
andere plaats maken, of althans zich van een nieuwen rechtstitel laten voorzien. Of echter na het gebeurde de Porte te bewegen zal zijn nogmaals een hoogen commissaris aan te nemen
| |
| |
uit de handen van den koning van Griekenland, staat te bezien. De mogendheden zullen weer iets anders moeten verzinnen. In hoeveel kanselarijen zal de verzuchting geslaakt worden van de Venetianen van ouds: ‘Candia maledetta’....
‘Val mes morir per la libertat que ser mort pels moros!’ (beter voor de vrijheid te sneuvelen dan tegen de Mooren). Met deze woorden joegen, naar bericht van een oorgetuige, de moeders van Barcelona, in hun harde catalonische gewestspraak, hun zoons de barricaden op, in de jammerdagen die Europa herinnerd hebben aan al het ongeluk, de disharmonie en hartstocht in het zoo weinig bekende Spaansche wezen, dat den indruk maakt, zichzelve niet te kennen. En de vrouwen van San Sebastian wierpen de zilverstukjes, waarmede koning Alfons zich van haar af wilde maken, in zijn rijtuig terug....
Het was, na de nederlaag voor Melilla, als in vroeger jaren na die op Cuba: lieden die zelf in koffiehuizen blijven oreeren, zenden het volk naar slagvelden om te sterven voor belangen die het niet erkent. Toen een dreigend gemor; thans, op eenmaal, een schrikkelijke daad. Een kloof schijnt te gapen tusschen industrieel, modern Catalonië en oud, achterlijk Spanje. Maar Barcelona heeft ook een stuk Spanje binnen zijn muren. Het heeft er zich op geworpen in een woeste uitbarsting van haat. Het oproepen der dienstplichtigen naar Marokko kan niet meer dan de druppel geweest zijn die een boordevollen emmer deed overloopen. ‘Als men toch sterven moet, dan voor de vrijheid!’
En waarin zoeken zij die vrijheid dan? waardoor gevoelen zij zich in haar gekrenkt? Wat verklaart die verdelgingswoede tegen de geestelijkheid, in het ultra-katholieke Spanje?
Hoe de macht, waartegen het volk zich zoo plotseling en zoo geweldig keerde, zich aan hun oogen had voorgedaan?
Slaat men de wetgeving na, die op dit punt van 1858 dateert, dan blijkt dat krachtens overeenkomst met het Vaticaan in Spanje slechts drie kloosterorden mogen bestaan. En nu de werkelijkheid. In Barcelona zijn er twee-en-tachtig vertegenwoordigd die er 285 gebouwen bezitten en 1243 inrichtingen van allerlei aard besturen. Behalve op het onderwijs hebben zij zich ook steeds meer op de nijverheid toegelegd, en den betaalden huisarbeid der vrouw uit de volksklasse nagenoeg onmogelijk gemaakt.
| |
| |
Het is meer dan een volksoploop, meer dan straatrumoer wat
Barcelona heeft plaats gehad. Er was plan in het geweld en strenge tucht. Een-en-zestig kloosters werden in de asch gelegd, maar geplunderd werd er niet. Althans niet voor de militaire repressie begon, en alle banden van orde inderdaad voor een oogenblik waren geslaakt.
Ongelukkig volk, waar het in de hoofden opkomen kon, ‘de vrijheid’ te moeten dienen door zulke daden.
L'ordre règne - à Barcelone. En het aantal anarchisten in den dop is vermoedelijk weer met eenige duizenden vermeerderd.
Wat moet men van Zweden denken? Is de algemeene werkstaking er een symptoom van werkelijke volksellende? Of veeleer een gevolg van grooten economischen vooruitgang waarin de arbeidersklasse zich haasten wil behoorlijk te deelen?
De Zweedsche bourgeoisie maakt den indruk het er uitstekend van te nemen, haast meer dan er af kan. Wat vliet er een champagne in het land! Het weeldegemiddelde in een Stockholmsch restaurant is heel wat hooger dan te Kopenhagen of Amsterdam.
Het dun bevolkte land, met zijn overvloed van hout en erts, wordt gerekend tot die, welke in Europa de rijkste natuurlijke hulpbronnen bezitten. De ontwikkeling van enkele streken in Noord-Zweden ging in de laatste jaren met schier Amerikaansche snelheid. Men leeft er ruim, denkt en doet er gaarne groot.
De arbeidersstand verlangt zijn aandeel in de vermeerderde volkswelvaart. Hij heeft zich aanhoudend sterker georganiseerd. De werkgevers antwoordden met niet minder strenge organisatie. En nu is het gekomen tot een krachtproef, merkwaardig lang, geduldig en bedaard volgehouden, maar waarvan het einde toch niet twijfelachtig meer is, sedert het spoorwegpersoneel geweigerd heeft, mee te staken.
In ieder geval zal deze ‘algemeene’ staking vier of vijfmaal zoo lang hebben geduurd als de proeven in Italië en Frankrijk. Het aanpassingsvermogen der maatschappij aan den door zulk een staking in het leven geroepen toestand is merkwaardig. Staking van typographen! zeker; maar alle bladen blijven verschijnen, zij het in wat kleiner formaat Staking van trampersoneel! maar er blijken altijd nog krachten genoeg te vinden voor een ietwat be- | |
| |
perkten dienst. Als de stakers niet overgaan tot openbaar geweld (waarvan de Zweden zich verwonderlijk algemeen hebben weten te onthouden), merkt het groote publiek nauwelijks dat er iets gaande is.
De regeering heeft even groote matiging getoond als de stakers. Zij hoopte te kunnen bemiddelen en de koning ging hierbij aanstonds voor. Maar de hoofden bleken wel zeer hard, aan beide zijden. Het eenmaal verworpen aanbod is niet herhaald; de regeering wacht thans de aanvragen der partijen af. Zij neemt evenwel omvangrijke maatregelen tot het beschermen van arbeidswilligen, die men verwacht dat eerstdaags uit de rijen der stakers zelven op zullen dagen. Het centrale bestuur der vakvereenigingen vergaderde de laatste dagen on ophoudelijk, maar het verhandele wordt streng geheim gehouden. Optimistisch kan echter de stemming onmogelijk meer zijn; daartoe zijn er reeds te veel teekenen van aanstaande nederlaag.
Eén plicht heeft het politieke Zweden zeker: zijn belastingstelsel te herzien, dat door de overmaat van indirecte belastingen den kleinen man zonder eenigen twijfel boven behooren drukt. Als deze hervorming uitblijft zal de sociaal-democratische partij zeker in krachten toenemen. Op het oogenblik is zij in Zweden nog vrij zwak, en de pogingen, aanstonds in het werk gesteld, om de beweging voor haar eigen doeleinden af te leiden, is in het geheel niet gelukt. De oproeping tot dienstweigering, van de socialistische agitatoren tot de soldaten uitgegaan, is bijna zonder weerklank gebleven. Tot nog toe maakt de regeering zich blijkbaar omtrent de gehoorzaamheid van haar leger niet ongerust.
Uit het ‘allerlei’ van deze maand vallen de steeds weer opduikende geruchten te vermelden, als zou te Cowes het Dardanellenvraagstuk besproken zijn in voor Rusland welwillenden zin. Het toelaten van schepen der derde ‘entente’-mogendheid in de Middellandsche Zee zou Engelands antwoord zijn op Oostenrijks besluit om Dreadnought's te bouwen. De geruchten komen echter van Duitschen en Oostenrijkschen kant, en klinken nog niet volkomen geloofwaardig. Het zou een erfstuk der Engelsche staatkunde zijn, dat met zulk een besluit werd opgegeven. Is de ‘entente’ zóó vast en de vrees voor de triplice zóó sterk?
| |
| |
Het verdient evenwel aandacht, dat tegelijk het bezoek van den Tsaar aan den Sultan wordt aangekondigd. Geen bewijs voor de waarheid van het gerucht, is het met de mogelijkheid der waarheid echter geenszins in strijd.
Eduard Bernstein zal op den aanstaanden partijdag te Leipzig een harden dobber hebben.
Als de geschiedenis van Bülow's val iets geleerd heeft, is het wel dit, dat spil waarom de Duitsche politiek zal gaan draaien de kiesrechthervorming in Pruisen is. De partijen die het meeste belang daarbij hebben, zijn de liberalen en de socialisten. Bernstein heeft nu de zonde begaan van te laten doorschemeren, dat dit in aanmerking zou behooren te worden genomen bij de bepaling der door de sociaal-democraten ten opzichte van de links-liberalen te volgen taktiek.
Hij is er, op eene vergadering te Berlijn, voorloopig reeds voor afgestraft en loopt nu de kans van een banvloek van het Leipziger concilie.
‘Wir brauchen die Einigkeit im Kampf, aber auch die Ellbogenfreiheit in den eigenen Reihen... Es ist gesagt worden, die Partei habe grosse Aufgaben. Dann hat sie auch einen grossen Teil geistiger Freiheit zu gewährleisten...’ Overtuig er uw groot-inquisiteurs maar eens van!
De overleggingen inzake imperiale defensie te Londen hebben er toe geleid, dat, met toestemming van Engeland, Canada en Australië eigen vloten zullen gaan bouwen, instede van tot de kosten eener rijksvloot bij te dragen.
Wij krijgen dus, in Nederlandsch-Indië, alweder een nieuwe maritieme macht in de buurt. Tot naricht.
C. |
|