geestelijk niet verteren kan, laat het liggen. Zoo herinner ik mij zeer goed, dat bij deze kindergedichtjes, die ik op school of thuis te leeren kreeg, er verscheidene waren, die onbegrepen over mijn hoofd heengingen en niet in het geheugen bleven hangen. Aan wat deftigheid ergerden wij ons niet. De ‘lieve wichtjes’ hebben mij, voor zoover ik mij herinner, nooit gehinderd; maar het ‘Hoe schoon schiet daar de bliksem neer’, met zijn ‘Wat zie ik, Caatje, hoe, gij beeft?’ liet mij koud, en met theologische beschouwingen als in dat Verstandig antwoord op de vraag ‘waarom ik aan God gehoorzaam ben’, hield ik mij niet op. In regels als
Voor mijn broer in poëzy.
is dat ‘zwigten in poëzy’ mij een voortdurend raadsel gebleven...
Zoo lieten wij liggen wat wij niet begrepen of wat ons niets zeide, maar daarnaast was er toch ook veel dat ons aantrok door de natuurlijke voorstelling, de aardige, soms hartelijke, wijze van zeggen, en dat wij dan ook gemakkelijk van buiten leerden, om het nooit weer te vergeten. Het zijn, onder meer: ‘Hoe dankbaar is mijn kleine hond’, ‘Cornelis had een glas gebroken’, ‘Welkom, lieve kleine zus’, ‘Zou ik voor den klepper vreezen?’, ‘Wij zaten laatst bij Saartje’, ‘Geduld is zulk een schoone zaak’, ‘Mijn vader is mijn beste vriend’...
Zij, voor wie al de goede eigenschappen van deze gedichtjes niet opwegen tegen het oude-mannetjes-achtige, zede-preekende, koel-verstandelijke ervan, en die daarom niet begrijpen kunnen, hoe er ouders en kinderen geweest zijn, die er smaak in hebben gevonden, kunnen uit het boek van Dr. Pomes te weten komen, hoe Van Alphen's versjes in hun tijd een reuzenstap voorwaarts beteekenden.
Tot 1778, tot het jaar toen deze kindergedichtjes hun intrede deden in de kinderkamer, was er geen geschikte lektuur voor Hollandsche kinderen. Het is haast ongeloofelijk hoeveel naargeestigs, hoeveel onbenulligs, hoeveel grofs en onbeschaafds de achttiende eeuw in den vorm van kinderbijbels, geschiedenisboekjes voor kinderen, spelboeken, raadselboeken den kinderen durfde te lezen geven. Wij kunnen ons niet voorstellen hoe ouders hun kinderen een kinderbijbel in de hand durfden geven, waarin