Bibliographie.
Rembrandt's Leven en Kunst, door Jan Veth. Afl. 9 en 10. Amsterdam, Scheltema en Holkema's boekhandel.
Nog eer het Rembrandt-jaar eindigt, is deze kostelijke uitgaaf voltooid. De laatste twee afleveringen bevatten in den tekst, in beknopter redactie, hetgeen onze lezers in De Gids van Juli te lezen kregen onder den titel: ‘Rembrandt's verwarde zaken’, en verder een beschrijving en kenschetsing van des Meesters werk van 1651 tot zijn dood. Voortreffelijke stukken zijn ook hier weer onder. Zoo bij de bespreking van het Zelfportret van 1659, dat ‘met de saamgevouwen handen’, de beschrijving van het door het noodlot doorploegde gelaat van den man, die brandend loert op het leven, maar er niet vuurspattend meer op inslaat; zoo de bladzijden aan de Staalmeesters, die aan de Jodenbruid gewijd, en eindelijk de slotbladzijden, waarin Rembrandt's kunst nog eens wordt overzien en een volledig beeld wordt ontworpen van het werken van ‘dit onrustig genie’, dat ‘zijn vleugels telkens stouter uitsloeg en als een eigen heil vergetend wereldontdekker, voortdurend reikhalsde naar nieuwe ongekende rijken...’, het beeld van den ‘rustelooze(n) speurder, die omgaat met mannen van wereldsch aanzien en geleerden, zoowel als met geuzen en slampampers’, ‘in zijn kunstsmaak eveneens van de grootste onbekrompenheid, van het zeldzaamst eklektisme’. Hem ‘lag het leven overal geopenbaard. Aan alles waaraan hij zijn aandacht schonk, ontdekte hij nieuwe kanten. Uit het fysiek gemeenzame groef hij het psychiesch schoone op. Het is alsof hij overal een dieper grond, een waarachtiger organisme blootlegt’. En aan het slot spreekt Veth van den wonderen blik van Rembrandt's kunst, denzelfden blik dien men ook in sommige schilderijen (o.a. Jacob's zegen te Kassel) vindt, die ‘dieper en verder schouwt dan onze arme, door schijn begoochelde menschenoogen, die in het eminent zichtbare het onzienlijke, in het scherp geduide het
bovenzinnelijke vertolkt.’ En
tusschen dat verklarend en openbarend proza staan weer voortreffelijke reproducties van de Jodenbruid, David en Saul, het Zelfportret van 1659, de Dame met de papegaai (die wij in Leiden hebben kunnen bewonderen) en andere.
De Rembrandt-commissie, die tot deze uitgaaf het initiatief nam, Dr. Jan Veth en de uitgevers verdienen warmen dank voor het tot stand brengen van dit prachtwerk.