ters - Kloos, Hélène Lapidoth-Swarth - in hunne verzen van Wanhoop en van Trots na te doen. Meer dan eens is het haar op die wijze gelukt, voor een dichterlijke gedachte, voor een dichterlijk beeld een gelukkigen vorm te vinden, maar telkens ook weer blijkt het dat zij niet als haar gevierde modellen de taal onder de knie heeft, dat het haar aan een geoefend gehoor voor zuiverheid van beeld en uitdrukking ontbreekt. Reeds op de eerste bladzijde verspreekt zij zich, wanneer zij haren vriend den predikant verzekert, dat zij meer dan door de tempelbogen, de lichten en de vrome schaar getroffen werd door ‘'t flikkren (zijner) woorden.’ Een bladzijde verder maakt zij zich aan begripsverwarring schuldig door den predikant te roemen wiens woord sterk was ‘om 't Hoogste Woord te duiden’,
Dat uit U sprak in zuivre zielsgeluiden,
Dat vóór U lag, van kopergloed omsloten.
Elders spreekt zij van het ‘schragen van een wrak dat hulploos wegdrijft,’ Dergelijke staaltjes van niet volkomen zuiver denken en van een niet genoeg ontwikkeld taalgevoel treft men telkens aan. Jeannette Nijhuis moge een ijverige werkster zijn, zij heeft nog veel te leeren.
In 1844 schreef Potgieter in dit tijdschrift bij het bespreken van een verzenbundel: ‘Göthe heeft gezegd, dat in zijnen ouderdom het publiek koel bleef bij een bundel verzen, die in zijn jeugd vermaardheid zou hebben gewaarborgd, zoo algemeen was de slag geworden goed te rijmen; zoozeer werd ééne wijze van voorstelling, die de dichterlijke heette, Jan en Alleman eigen ...’ Al zouden wij deze Jeanne en deze Jeannette niet onder Jan en Alleman durven rekenen, wat Göthe van zijn land en zijn tijd zegt, geldt, mutatis mutandis, ook voor ons land en voor onze dagen. Wie maakt er al niet sonnetten! De verzen, die, van Hélène Lapidoth-Swarth en van Willem Kloos afgeluisterd, er een flauwe nagalm van zijn, treft men in dichtbundels en in tijdschriften bij menigte aan. De vormen, waarin de werkelijke of ingebeelde liefde, de werkelijke of ingebeelde levensmoeheid zich uiten, zijn maar zelden geheel oorspronkelijk: telkens ontmoet men bekende motieven, hoort men bekende harmonieën. Wie er toe kan medewerken om den stroom van dergelijke poëzie te stuiten, of althans te verminderen, mag het niet nalaten.