De Gids. Jaargang 63
(1899)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| |
Dramatisch overzicht.Sarah Bernhardt.Daar werd ons hare komst weer aangekondigd, van de ‘Juive errante’ der dramatische kunst. Waar was zij het laatst gezien? Was het in Hongarije of in Engeland, in Stockholm of in Caïro? Of kwam zij misschien regelrecht uit Australië en bracht zij het laatste nieuws van Sydney of van Melbourne? Wanneer was het ook weer dat wij haar het laatst in Amsterdam zagen en hoelang is het wel geleden dat Sarah het eerst in de stad harer vaderen als groote dramatische kunstenares gehuldigd werd? Was haar eerste optreden niet in 1879 of daaromtrent, in de Amstelstraat bij van Lier, ook met Phèdre evenals nu, en enkele jaren later, in 1881, met La dame aux camélias en Frou-frou, zooals thans? Hoe zij de wereld is doorgestormd en de wereld veroverd heeft, laat Jules Huret het u vertellen in zijn geïllustreerd boek met de duizelingwekkende voorrede van Rostand.Ga naar voetnoot1) Het is ongeloofelijk en toch is het zoo, het leven dat ons hier verhaald wordt, dat stof bevat voor twintig menschenlevens, dat een sprookje lijkt, maar waarin het ongebeurlijke gebeurd is, en dat met al zijn excentriciteiten, zijn grillen, zijn dolle streken, tegelijk een leven is van ongeëvenaarde krachtsinspanning, van koppig doorzetten en taai willen, een leven van de meest energieke werkzaamheid. | |
[pagina 377]
| |
Terwijl gij in het boek bladert en de portretten bekijkt, ziet ge de slanke, haast doorzichtige figuur met het fijn besneden gelaat en de teere armen allengs hare legendarische magerheid verliezen: de laatste portretten vertoonen haar met iets gezwollens in het gelaat, met een onderkin en een dikken, veel geplooiden hals. Biografen hebben u verteld dat Sarah in 1846 geboren, en dus op dit oogenblik 53 jaar oud moet zijn. Anderen stellen het jaar van haar geboorte nog vroeger. En nu die oude stukken, die zij voor twintig jaar reeds speelde, nog eens weder te zien, maar ditmaal door de tooneelspeelster op haar retour - ge ziet er tegen op en zoudt liever blijven teren op de herinnering van het vroeger genotene.... Zoo ging het mij althans, en met vreeze en beving toog ik naar den Stadsschouwburg, toen met La dame aux camélias de reeks voorstellingen geopend zou worden. Maar reeds bij de eerste gesprekken van Marguerite en Armand was mijn vrees geweken. Wàt er uiterlijk in Sarah Bernhardt veranderd moge zijn, dat was nog dezelfde mooi getimbreerde stem, zwakker weliswaar, maar nog zuiver, en vol van de bekoring van vroeger; dat was nog die onvergelijkelijke dictie, die elke ook nog zoo ingewikkelde periode tot haar recht laat komen, en in de periode elke phrase, en in de phrase elk woord; die dictie waardoor ook het zachtste fluisteren verstaanbaar blijft. Verouderd in menig opzicht is de stijl van den Dumas van 1852, met zijn tirades en declamaties, maar luister nu eens hoe Sarah van dien verouderden stijl de rimpels weet glad te strijken, door phraseering, door versnelling en vertraging van het tempo, aan dat oude een glans van nieuwheid, een moderne kleur weet te geven. En niet alleen als gebiedster van het woord bewonderen wij haar, maar tegelijk als reine de l'attitude et princesse des gestes,
gelijk Rostand haar genoemd heeft in het mooie sonnet, waarmede hij haar den 9den December 1896 op de welgeslaagde Journée ‘Sarah Bernhardt’ begroette. Ik zou thans, in 1899, kunnen herhalen wat ik in 1881 over Sarah's Marguerite Gauthier schreefGa naar voetnoot1). In hare opvatting van de | |
[pagina 378]
| |
rol, in toon en gebaar is, voor zoover de herinnering ervan mij is bijgebleven, geen wijziging van beteekenis gekomen; alleen in het overeindstaand sterven, thans in de armen van Armand en niet meer met het gelaat naar het publiek gekeerd, is eenige verandering gebracht. Maar al heeft zij datzelfde nu twintig jaar achtereen op dezelfde wijze gedaan, en al weet men vooraf wat er komen moet: de woorden, de intonatie en de geste, het treft er niet minder om en men leeft dat liefde-drama mee als zag men het voor de eerste maal. Over Sarah Bernhardt als Hamlet zou ik liefst willen zwijgen. André Gill heeft indertijd een karikatuur van Sarah geteekend, waarin zij met den beeldhouwersbeitel in de eene en het schilderpalet in de andere hand vlinders naloopt. Niet veel hooger dan haar uitstapjes op het gebied van de beeldende kunst, door Gill gekarikatureerd en gekarakteriseerd, stel ik haar Hamlet-vertooning. Al wat de groote bekoring uitmaakt van Sarah Bernhardt als tooneelspeelster: haar stem, haar gratie van beweging, haar kunst in het uitbeelden van hartstochten, kon haar hier van weinig dienst wezen. Wat kan haar dan bewogen hebben den Hamlet te spelen? Heeft zij van de veelbesproken rol een eigene opvatting, waarvan zij het publiek deelgenoot wenscht te maken? De beste commentaar van Shakespeares druk gecommentariëerd drama is nog altijd een weldoordachte vertooning. Sarah geeft zulk een commentaar niet. Zoo bleek en mat als haar uiterlijke figuur in deze rol, zoo mat en bleek is ook haar spel. Van eene opvatting van de rol in eene of andere richting, en in die richting logisch volgehouden, viel niets te bespeuren. Het bleef alles aan de oppervlakte, en alleen waar de toestand aanleiding gaf tot eenig op effect berekend spel werd daarvan door de geroutineerde actrice partij getrokken, maar dan weer, door de tegenstelling met het overige, zóó, dat de ‘Absicht’ gemerkt werd en het effekt gemist. Zoo in het beroemde tooneel waarin Hamlet den koning ontmaskert, zoo in de schermpartij met Laërtes. Van de enkele goede brokken in het ‘Get thee to a nunnery’, in de lessen aan de tooneelspelers en misschien hier of daar nog een mooi gebaar, een treffende intonatie, heb ik niet meer dan een flauwe herinnering, Tot in het dieper spreken, om een mannenstem na te bootsen, waardoor de stem een | |
[pagina 379]
| |
schorren bijklank kreeg, leek mij alles zulk kinderachtig comediespel, onmachtig om langer dan een oogenblik te boeien. En zoo is deze Hamlet-vertooning aan mij voorbijgegaan zonder eenigen indruk achter te laten.
In Phèdre heb ik de ware Sarah Bernhardt teruggevonden. Zeker ook hier bleek de stem van haar zilverklank te hebben ingeboet, maar wat er van dien zilverklank is overgebleven reikt nog volop toe om haar in staat te stellen tot wat Sarcey in een feuilleton over eene Phèdre-voorstelling in December 1894 noemde ‘une incroyable variété d'intonations justes, les unes délicates, les autres tendres ou terribles, toutes vraies, mais d'une vérité qui vous emporte dans les régions de l'idéal’. En daar ook verscheen zij weer als ‘reine de l'attitude et princesse des gestes’. J.J. Weiss schreef in 1884, eene vergelijking makende tusschen de Doña Sol van Mlle Bartet en die van Sarah Bernhardt: ‘Ce qui met madame Sarah Bernhardt, en tant que représentation extérieure, hors de pair avec toutes les femmes de son temps, comédiennes ou non, c'est la souveraine harmonie de la draperie avec la ligne et du mouvement avec la draperie’.Ga naar voetnoot1) Nergens komt dit duidelijker uit dan in haar Phèdre. Elke beweging vormt een lijn vol gratie en leidt, zonder dat de opzet gemerkt wordt (zooals dat bij andere tragédiennes, o.a. bij Agar dikwijls het geval was), tot een fraaie pose. Door dezelfde groote kunstgaven, die mannen als Sarcey, Lemaître, Weiss in haar bewonderden, schittert Sarah Bernhardt nog; maar ook de gebreken waarop vaak door hare bewonderaars gewezen werd, heeft zij niet afgelegd. Toen Sarcey in 1879 verslag gaf van de voorstellingen door de Comédie française te Londen gegeven, schreef hij van haar Phèdre-vertolking sprekende: ‘Zij zal goed doen met voortaan, in plaats van de twee slotregels uit te schreeuwen: Détestables flatteurs, présent le plus funeste
Que puisse faire aux rois la colère céleste,
ze te zeggen met eene “ironie sèche et hautaine,” die binnen het | |
[pagina 380]
| |
bereik van hare middelen en van haar stem ligt.’ Dezelfde aanmerking valt thans, twintig jaar later, nog te maken. Sarah is onverbeterlijk, en men moet haar nemen zooals zij is, was en blijven zal. Niet juist is dan ook de bewerking van den heer Berckenhoff in de Nieuwe Rotterdamsche Courant dat zij hare opvatting in de rol van Frou-Frou zou hebben gewijzigd naar de veranderde omstandigheden, wat daaruit wordt afgeleid, dat zij in de 1e acte van deze comedie niet geheel het luchthartige frivole schepseltje was, dat de auteurs zich gedacht hebben. Reeds in 1881 toch werd van Sarah's Frou-frou hier in deze zelfde rubriek aangeteekend: ‘De dolle Frou-frou der eerste twee bedrijven, die fladdert door het leven, alleen voor haar pleizier leeft en door de geheele wereld wordt bedorven, was zij niet. Daarvoor waren hare bewegingen te langzaam, was hare houding te kwijnend.’
Laat men Hamlet, als een mislukte proef, buiten rekening, dan is wat Sarah Bernhardt ons nog geven kan en bij haar laatste optreden in ons midden ook gaf, van dien aard, dat de door dramatische genietingen van hoog gehalte niet verwende Amsterdammer er niet op neer behoefde te zien. De half leege zalen, het magere applaus moeten haar, die gewend is met geestdrift ontvangen en toegejuicht te worden, hebben gegriefd. Dat zij in haar spel geen gevoeligheid over dit koel onthaal heeft doen blijken, was een geluk voor hen die wèl opgekomen waren; maar het had licht anders kunnen zijn. De gelegenheden om op dramatische kunst van lageren rang onthaald te worden, zijn, ook in Amsterdam, talrijk genoeg. Een kunstgenieting gelijk Sarah Bernhardt ons schenkt in een rol als Phèdre, is hier en elders zoo zeldzaam, dat zij nog voor enkele jaren Jules Lemaître met een versregel van Alfred de Vigny deed zeggen: Aimez ce que jamais on ne verra deux fois.
En is het niet of ze met het oog op deze kunstenares en deze Phèdre geschreven zijn de verzen die, in La maison du berger, op den aangehaalden regel volgen: | |
[pagina 381]
| |
Oh qui verra deux fois ta grâce et ta tendresse,
Qui naîtra comme toi portant une caresse
Dans chaque éclair tombé de ton regard mourant,
Dans les balancements de ta tête penchée,
Dans ta taille indolente et mollement conchée.
Et dans ton pur sourire amoureux et souffrant?
J.N. van Hall.
|
|