Uit No. 459 van dat parlementair stuk licht ik de volgende gegevens, vreezende dat zij ten onzent niet genoeg bekend, niet voldoende in de gedachte gegrift zijn. Zij hebben slechts betrekking op het spoorwegwezen en gaan niet verder dan tot het einde van 1898.
Spoorwegconcessies in China werden gegeven aan:
(Nationaliteit der concessionnarissen) |
(Aantal concessies) |
(lengte der lijnen in Engelsche mijlen) |
Britsche |
9 |
2800 |
Russische |
3 |
1530 |
Duitsche |
2 |
720 |
Belgische |
1 |
650 |
Fransche |
3 |
420 |
Amerikaansche |
1 |
300 |
Voor verdere bijzonderheden zij het vergund te verwijzen naar den inhoud van opgemeld stuk.
En veel meer dan het verwerven dezer concessies is op economisch gebied in het algemeen, in China gedaan door Engeland, Rusland, Duitschland, België, Frankrijk en de Vereenigde Staten, alsmede door Japan, Denemarken, Italië, Oostenrijk, Hongarije, Zweden, Noorwegen en Zwitserland.
Maar tot het gering aantal beschaafde Staten, die thans nog - vier jaren nà het verdrag van Shimonoseki - doen alsof zij zich geen rekenschap geven van hetgeen er eigenlijk in het Oosten van Azië is gebeurd en van hetgeen er zich op het oogenblik ontwikkelt, moet Nederland worden gerekend.
Het is alsof het ons ontgaat dat Japan sedert de laatste jaren tot eene hoogte is gekomen, welke in de nieuwere geschiedenis door geene Aziatische mogendheid is bereikt; Japan: het eenige rijk, waarvan het Hoofd een kleurling is, met den eisch en met de macht om te eischen dat het Westen het zal beschouwen met al den ernst, welken zijne vloot, zijn leger, zijn streven naar hooger afdwingen.
Wij schijnen niet te hebben gehoord dat de trein thans reeds uit Moskou in één week te Irkoetsk aankomt, en spoedig binnen tien dagen uit Europa zal stilstaan te Vladivostok en te Taliënwan.
Wij houden ons alsof ons niet aangaan de lotgevallen van Korea, dat strijdperk van verschillende natiën, alwaar de