| |
| |
| |
Tuinbouw-gehuchten.
Een schetsplan.
Het kweeken van eene aan den grond verknochte bevolking is Staatsbelang.
Naardien in de laatste eeuw de kapitalen der besparing gemakkelijk buitenslands plaatsing vonden is de, overigens natuurlijke, aandrang om binnen de landpalen het nationale kapitaal vruchtbaar te maken verminderd.
En in het naast ons liggende twintigjarig tijdvak heeft de val der marktprijzen land- en tuinbouw beide niet alleen onberekenbare sommen doen derven, maar ook de beste intellectueele krachten er van vervreemd. Vele landbouwerszonen zoeken thans een anderen werkkring; maar de leemte in ‘kader’, die schijnt daardoor te moeten ontstaan, kan toch weer niet door de mindere klasse worden aangevuld, want de grond is voor haar onbereikbaar.
Nog altijd is de grond zóó duur, omdat hij een beleggingsobject is geweest en gebleven voor het groot-kapitaal. Den grond onder het bereik van den arbeider te brengen, zonder op eenigerlei wijze de rechten van het kapitaal te besnoeien, is de strekking van het onderhavige voorstel.
Het is eene empirische waarheid dat het klein-grondbezit veelal met gedegene welvaart samengaat.
Ook zelfs waar geen bezit, maar alleen gesplinterd grondgebruik gevonden wordt, weet de arbeider uit den bodem méér te halen dan de boer.
Menig grond-eigenaar heeft daarmede zijn voordeel kunnen doen, maar de arbeider is er niet beter van geworden.
| |
| |
Ook hier drijft de onderlinge mededinging de pacht der kleine stukjes tot de grenzen van het bestaanbare.
Dit hangt daarmede samen dat, ofschoon de bevolking in 50 jaren meer dan verdubbeld is, de landbouw niet het dubbel aantal handen vraagt.
Stegen overal elders de meeste loonen aanzienlijk: ten platten lande is daarvan het minst te bespeuren.
Gevolgen zijn: werkloosheid - toevloed naar de groote steden - ontvolking van het platte land in betrekkelijken zin - ophooping in de industriëele centra - demoralisatie. Wordt het middel gevonden om méér arbeid aan den grond te besteden op loonende wijze, dan blijven de plattelanders thuis: de werkloosheid in de steden vermindert omdat de stroom van behoeftigen is gestremd: de algemeene welvaart vermeerdert.... en de Staat raapt de baten in den aanwas van eene aan den grond, door banden van toewijding en belang, gehechte bevolking.
Eene rationeele bevordering van de fijne groenten- en ooftcultuur wijst zich van zelve als het middel aan.
Nederland, gelegen in het meest bevolkte deel der wereld, door groote verkeerswegen in verbinding met 14 millioen stedebewoners, bereikbaar binnen 24 uren reis, kan de tuin van Europa worden. De bevolking is ijverig, zorgzaam, standvastig. Het gematigd klimaat geeft aan de groenten en fruiten een aroma, 't welk de tropische vruchten missen.
Men mag zeggen dat de tuinbouw van West-Europa hier en in Vlaanderen werd geboren en gekweekt. Helaas: aan leiding en aanmoediging van hooger hand heeft het ontbroken, wijl de handel de meeste aandacht tot zich trok.
Sints de regeering in België zich het lot van den tuinbouw heeft aangetrokken, heeft de Vlaamsche teelt de Hollandsche kunnen overschaduwen.
Het mag daarom mogelijk geacht worden onzen tuinbouw weder te verheffen door aan de vele intellectueele en moreele krachten, die thans sluimerende moeten blijven omdat zij niet dan op bezwarende voorwaarden aan den grond kunnen komen, gelegenheid te geven zich te ontplooien op eigen erf.
| |
| |
Thans kan elk jongeling in de tuinbouwstreken niet anders doen dan de vraag naar land vermeerderen: de pacht doen stijgen: den landheer verrijken en zelf blijven de oude knecht.
Geef a. goedkoopen grond; b. vastheid van bezit; c. cul-, tuur die veel arbeid vraagt; d. goedkoop vervoer en speciale hulp voor den buitenlandschen afzet der producten; e. leiding, onderwijs, crediet en hulp bij de teelt.
| |
a. Goedkoope grond.
Men bedriegt zich door te meenen dat de grond in de tuinbouwstreken duur is door zekere, aan dien bodem uitsluitend eigene, intrinsieke vruchtbaarheid.
Al kan, hier of daar, zekere bizondere geschiktheid tot het telen van eene bepaalde vrucht niet volstrekt geloochend worden, toch is zulke speciale voorbeschiktheid maar schaarsch en de algemeene oorzaak van de duurte is ze niet.
Het is de bevolking, het is de cultuurwijze die zij loonend heeft weten te maken, welke er den grond duur maakt.
De schrale gronden rondom Haarlem zouden zonder de bollenkweekers en tuiniers het aanzien nauwelijks waard zijn. De Belgische Kempen waren eene woestenij zonder de menschen, die het zand tot vruchtbaarheid dwingen. Dit is zóó waar, dat in de laatste jaren de bloembollen ook met succes geteeld worden op kleigronden in het Westland. De teelt is dus niet afhankelijk van klei of zand, maar van ‘de mannetjes’.
In Friesland zijn humusrijke zandgronden, als geschapen voor de fijne teelt, maar vrijwel waardeloos, omdat dáár de kweekers ontbreken.
Geeft men in Hillegom ƒ 240, in 't Westland ƒ 180, in Zwijndrecht ƒ 160 per hectare, dan is in dien pachtprijs meer kweekerswaarde dan landwaarde. Aan huis, markt en gelegenheid gebonden, moeten de tuinders hun grond bemachtigen door elkaar de loef af te steken.
Men kan dien beschikbaren grond niet naar willekeur vermeerderen; maar men kan de bevolking verplaatsen en door haar den nieuwen bodem tot hoogere waarde laten brengen.
Dat kan niet geschieden door overplaatsing van éénlingen, want niemand wordt gaarne buiten zijne maatschappij gebannen en gedwongen tot afzondering; maar de overplaatsing zal wel
| |
| |
kunnen geschieden bij tallen van b.v. 12 of 20 huisgezinnen tegelijk, zóódat zij op hun nieuw terrein dadelijk eene buurtschap vormen, groot genoeg om hun betrekkelijk isolement te verzachten.
De kern van mijn voorstel is om gronden van niet meer dan middelmatige kwaliteit, die in zekeren zin onzijdige eigenschappen heeft en slechts op toepassing van veel arbeid, veel intellect en veel kapitaal wacht om allerlei teelt te gedoogen, door den mensch tot hoogere waarde-opbrengst te dwingen.
Het is niets nieuws, want de praktijk van eeuwen ligt met de leerzaamste voorbeelden achter ons. Nieuw kan alléén zijn dat onze Staat het belang gaat inzien om in den economischen oorlog eenige leiding te geven en het tot heden gevolgde stelsel van onverschillig toezien bij de nederlagen zijner burgers door een systeem van belangstelling vervangt.
Voor de eerste proeven zal men wèl doen die gronden te zoeken zóó dicht bij de tuinbouw-centra als mogelijk is: eventjes buiten den kring waarin zich de méér-waarde van den tuinbouw doet gevoelen - om de soort van verbanning zoo zacht mogelijk te maken. Liefst in de nabijheid eener groote stad; stellig echter, voor het vervoer der vruchten, nabij spoor-, tram- of waterweg.
De huisgezinnen blijven bijeen, vormen ééne gemeenschap, maken eene buurt of gehucht. Kan men eene bestaande hoeve met daarbij behoorend land koopen, dan is de ombouwing daarvan tot arbeiders-woningen met schuurtjes goedkooper dan wanneer het gehucht nieuw uit den grond moet worden opgetrokken; maar veel invloed op de rentabiliteit der onderneming heeft dat initiale voordeel niet. De gezinnen moeten onderling elkaar kennen, zelfs elkaar gezocht of gekozen hebben, want zij moeten onderling verbonden zijn en, zoo mogelijk, van stonde af een oudste of hoofd erkennen, met wien de belangen der gemeenschap te regelen zijn. Vooral in den eersten tijd moeten zij tot samenwerking en gemeenschappelijke handeling verplicht zijn. Een inspecteur met een tuinbouw-leeraar (over welken onder e. gehandeld wordt) geeft de richting van hunne gemeenschapswerkzaamheid aan; maar in 't geen zij willen kweeken en zelfs in de wijze waarop
| |
| |
zij hunne speciale culturen willen drijven of hunne producten aan den man brengen moeten de kweekers vrij blijven.
Is toch hun voortbrengsel van inferieure kwaliteit, dan kan het niet met den stempel der vereeniging voorzien worden en deelt het niet in 't voordeel der coöperatieve zending en markting.
Van den beginne worden maatregelen getroffen en streng gehandhaafd, dat hunne kinderen trouw school, kerk en leering bezoeken, opdat ze niet, onder den druk der ouders, te vroeg aan 't werk worden gezet en misschien verwilderen. Om dit toezicht alleen zou de aanstelling van een directeur reeds noodig zijn, want het gevaar der kinder-exploitatie, onder dit slag van menschen en bij dit soort van bedrijf, is bizonder groot.
| |
b. Vastheid van bezit.
Bij de voorgestelde verbrokkeling en omzetting van ordinair bouwland in tuinland is het de bevolking en de met háár komende cultuur, welke aan den bodem de méér-waarde toebrengt. Naarmate die teelt intensiever wordt en van 't zelfde hoekje méér wordt geoogst, stijgt de waarde van den bodem. Die méér-waarde is schepping, behoort dus ook eigendom te zijn van den bewerker.
Aan den kapitalist (in 't onderhavige voorstel de Staat) blijve behooren de oorspronkelijke grondrente. Aan den bearbeider echter kome al het accrès van waarde. Zal men - dit is dan de vraag - aan de nieuw opgezetenen onmiddellijk eigendom van huis en hof verleenen, bezwaard met hypotheek tot of boven de volle waarde? Of zal men den grond met bijbehoorend gebouwtje uitgeven in eeuwigdurende erfpacht?
Onzes inziens stellig naar laatstgenoemden vorm. Hoe zorgvuldig ook men bij aanneming slechte elementen trachte te weren, het zal onmogelijk blijken uitsluitend gewilligen aan te treffen. Zelfs mag men in 't belang der zaak hopen dat de nieuwelingen niet al te dociel zijn. Maar onwilligen of weerbarstigen, die bovendien meestal niet veel bizonders te verliezen zullen hebben, kunnen een boozen invloed uitoefenen wanneer ze met de onschendbaarheid van den eigendom zijn bekleed.
Daarentegen kunnen, bij uitgifte in erfpacht, regelen worden gesteld, die, terwijl zij al de bovenbedoelde en den bewerker toekomende baten onaangetast laten, toch, ten behoeve van
| |
| |
de gemeenschap, welke verder moet zien dan de eenling, aan wangedrag of verwaarloozing eenen heilzamen breidel aanleggen. Bovendien kan het bedrag van de erfpacht zonder bezwaar aanzienlijk hooger worden gesteld dan voor enkele kwijting der grondrente noodig is. Het totaal bedrag komt in de gemeenschapskas en, nadat daaruit de grondrente aan den Staat gekweten is, worden in den aanvangsof proeftijd daaruit bestreden de uitgaven tot onderhoud en verzekering der gebouwen; voorts permanent de kosten der proefvelden, de bijdragen ter coöperatie, de quota ter bezoldiging van de consuls of handels-agenten: de verfraaiing of verbetering van het gemeenschapspark: de kosten van verbinding met de naaste stad of station: in 't kort al zulke zaken als voor een wordende gemeente noodzakelijk zijn en die, de economische strijdvaardigheid van het geheel verhoogende, de welvaart van elk der deelen gelijktijdig vermeerderen.
Ook wordt uit dit overschot het voorschotfonds gevestigd en onderhouden, waaruit de telers zoo noodig crediet kunnen genieten.
In den aanvangstijd sta dit finantieel beheer onder leiding van den comptabelen ambtenaar of den tuinbouwleeraar tot wiens ressort de buurtschap behoort. Dit tot waarborg dat de Staat zijne grondrente trekke. Bijzitters worden door hem gekozen of door de gemeenschap aangewezen.
Blijkt het op den duur dat de bewoners voor zelf bestuur rijp zijn of worden, dan kan de band allengs verslappen. Het einddoel moet zijn dat de buurtschappen tot zelf beheer worden opgevoed. Maar men hoede zich voor al te optimistisch vertrouwen. De aan een egoïstische maatschappij ontleende elementen zullen misschien vele jaren noodig hebben, vóór zij vrijwillig hunne meestal kortzichtige opvattingen aan de belangen der gemeenschap offeren.
De stichtingen op het Hofveld bij Apeldoorn en in 't algemeen die van den Oranjebond van Orde werken reeds in deze richting. Ook meen ik dat de ontginningen der heide door den hr. Janssen en door de h.h. Kerdijk c.s. een soortgelijk doel nastreven.
Zeker zullen deze edelaardige pogingen ten leste met succes worden bekroond en dan zal de afstand tusschen de oorspron- | |
| |
kelijk woeste heide en het vruchtbaar ontgonnen veld veel grooter zijn dan bij het onderhavige stelsel. De hersehepping is merkwaardiger.
Maar ook ligt de eindpaal verder. Van de volharding der opgezetenen wordt meer gevergd. Werkelijke handelsproducten komen pas in een verre toekomst. De kansen op uitdooving van belangstelling zijn menigvuldiger. Misschien heeft daardoor de Mij van Weldadigheid zoo betrekkelijk weinig uitgericht.
Bij 't onderwerpelijke stelsel zijn echter slechts weinige jaren voldoende om van gewonen bouwgrond rentabelen tuingrond te maken. Organisatie van leiding en handelsafzet kan tegelijk daarmede worden ter hand genomen, en diensvolgens is de kans op goeden uitslag grooter.
Dit geldt nog alleen van 't verschil in waarde van den in gebruik genomen grond. In veel sterker mate spreekt dit verschil in de soort van menschen - het belangrijkste element! - die men neemt.
Hier plaatst men personen, uit eene tuinbouwstreek afkomstig, die zich zullen laten winnen door de gemakkelijke gelegenheid om goedkoop grond en woning te verkrijgen, met al hunne verworvene kundigheden te werk op grond dien zij kennen. Heide-ontginning moet veelal aangevangen worden met menschen, die èn het zelfstandig werken èn het kweeken nog moeten leeren. Naar practische regelen zal de proef volgens mijn stelsel minder gevaar voor mislukking aanbieden; sneller werken; meer tot navolging aansporen en ook vooral de werkeloosheid spoedig belangrijk kunnen beteugelen, door de arbeiders ten platten lande vast te houden.
Erfpacht dus. De Staat, die leenen kan tot 3%, kan koopen tegen 4% netto rente en in die 1% marge het defroiement vinden voor kosten van beheer. Stelt hij dan voor de landen een erfpacht van 8% dan wordt land van ƒ 40 pachtwaarde als bouwland d.i. a ƒ 1000 per hectare koopbaar, uitgegeven tegen ƒ 80 per hectare. Bij vergelijking van hetgeen men in de tuinbouwstreken grif betaalt n. l. ƒ 120, ƒ 160 en zelfs boven ƒ 200 per hectare, zal men zien dat het bestaan der erfpachters roijaal kan zijn, terwijl er nog ƒ 30 à ƒ 40 per
| |
| |
hectare in de gemeenschapskas vloeit om rechtstreeks ten bate der erfpachters te worden besteed.
Voor de woningen, die à ƒ 800 kunnen worden gebouwd, als niet eene bestaande hoeve voordeelige verbouwing toelaat, kan met eene weekhuur van ƒ 1.-à ƒ 1.25 worden volstaan: ook reeds belangrijk minder dan hetgeen men in die kleine, doch meestal overkropte gemeenten als normaal-huur thans beschouwt. De opgezetenen zijn feitelijk, zoo niet wettelijk, eigenaren. Het woord huur wordt hier dan ook slechts kortheidshalve gebruikt. En het begrip moet in den aanvang worden vastgehouden, om het onderhoud der woningen van bestuurswege te doen geschieden, tot tijd en wijle dat zin voor orde en netheid blijkbaar bij de bewoners zijn ingeworteld.
| |
c. Cultuur die veel arbeid vraagt.
De groote steden breiden zich uit en moeten steeds meer vraag naar groenten, fruit en toespijs doen gelden.
Bij ons te lande is de voorziening en inrichting der groenteen ooftmarkten jammerlijk ongeregeld. Ophooping heden, gebrek morgen is schering en inslag. Een weinig nauwgezette tusschenhand onthoudt den kweeker zijn gerechte deel en voorziet in de behoefte van het koopend publiek slechts gebrekkig.
Komen de gehuchten, coöperatief verkoopende en door consuls omtrent de binnen- en buitenlandsche behoeften ingelicht, met hunne waren ter markt, zóódat eene geregelde voorziening mogelijk wordt, dan zal de waarde dier producten stijgen.
Van zelf zal zich de productie specialiseeren. Ieder der buurtschappen zal in eene bizondere cultuur gaan uitmunten. Superieure zaden betrekkende of zelf deze winnende; de teelt intensiveerende, voorgelicht door de werking van proefvelden en leeraars-leiding, zal dit alles samenloopen in ophooping van arbeid in één uitstekend product, in condenseering van moeite in éénige weinige gewassen, die dan ook nergens beter kunnen worden aangetroffen en waarde ‘hors ligne’ verkrijgen.
't Zij voor ooft, groente, bloemen, bollen, heesters, boomen, gevogelte, konijnen, varkens: elke waar, die onder 't merk der gehuchten aan de markt komt, zal afnemers vinden, als ze maar puik is in haar soort.
Van den beginne af moet naar het allerbeste gestreefd worden. Met middelmatigheid is niets te bereiken.
Een land als het onze, dat eene zoo dichte en nijvere
| |
| |
bevolking heeft en waar arbeid bijna te geef is, moet het sociologisch vraagstuk oplossen, om zooveel arbeids als mogelijk is, op te hoopen in eenig product.
Daarentegen moeten verre streken met veel land en eene schrale bevolking massale producten telen.
De vraag naar fijne waar kan onbegrensd worden geacht. Alle gedroogde of op andere wijze geconserveerde artikelen kunnen van verre komen: versche zaken moeten komen van nabij.
De welvaart der burgerij en, met deze, de eischen die zij aan 't leven stelt, blijft toenemen. In geen enkelen stand der maatschappij stelt men zich meer tevreden met hetgeen de voorvaderen genoeg achtten. In kleeding, woning, verlichting, verwarming wordt immer meer gevraagd. In verscheidenheid van voeding allermeest. Alles wat het leven veraangenaamt - en dit juist is voorwerp van speciale cultuur - moet steeds meer worden gevraagd.
In ons land heeft de fijne cultuur, gebonden aan een gematigd klimaat, de beste toekomst.
| |
d. Vervoer en handels-belangen.
Zijn eenmaal de koloniën gevestigd en de buurtbewoners aan hunnen arbeid, dan gaat de voortbrenging haren gang. Vooral in den eersten tijd, wanneer men begonnen is te werken uitsluitend met personen uit tuinbouwstreken afkomstig, zal daarmede geen tegenspoed te vreezen zijn. Maar de ware moeilijkheid begint pas met de organisatie van den afzet.
Produceeren is niets vergeleken bij de bezwaren in het vinden van geregelde markten en 't verkrijgen van voordeeligen afzet.
Reeds werd gewezen op den gebrekkigen toestand van het marktwezen, voor zulke waren, hier te lande. Hallen als in 't buitenland, waar de verkoop ‘á la criée’ plaats heeft en waar de burgerij in staat gesteld wordt zich zonder tusschenhandel te voorzien, bestaan niet. Het is droevig te zien hoe er met de waren gemorst, met de kweekers gesold wordt. Slechts op vaste markten kan een deugdelijk product regelmatig worden aangevoerd.
Hierin kan verandering komen, zoowel in 't belang immers van de verbruikers als van de verschaffers.
Maar de kweekers, die voor 't buitenland vooral moeten
| |
| |
werken, kunnen daarop niet wachten. Zij hebben beroepsconsuls of handels-agenten noodig, speciaal voor hunne waren aangesteld, die hen omtrent den stand van iedere belangrijke markt, de eischen aan de artikelen gesteld, de verpakking der waren, het wisselend verloop van vraag en aanbod inlichten. Dit zal, omdat de bewoners coöperatief werken en er ook een band van coöperatie om al de gehuchten geslagen wordt, niet bezwaarlijk te volvoeren zijn. De Deensche eierenhandel is in de laatste jaren op dien voet geschoeid en zeer ten voordeele, beide van koopers en afzenders.
De berichten komen tot de kweekers op betrouwbare wijze rechtstreeks. De consuls of handels-agenten blijven op de hoogte van de eischen door het koopend publiek gesteld en zij hebben alle belang om de afzenders goed in te lichten.
Uit de gemeenschapskassen worden geheel of gedeeltelijk de salarissen dier consuls gevonden. De Staat stelle ze aan, maar geve aan de bestuurders der gehuchten een adviseerende stem.
Voorts onthoude de Staat zich niet van het oefenen van een betamelijken dwang op de spoorwegmaatschappijen tot het verleenen van gunstige tarieven. Men klaagt dat de spoorwegen tegenwoordig verre van welwillend zijn; en juist de waren, waarvan hier sprake is, zoo moeilijk massaal te vereenigen door hunne verscheidenheid en toch even belanghebbend bij snel vervoer als b.v. het artikel ‘versche zeevisch’, hebben behoefte aan groote snelheid, zorgvuldige behandeling en laag tarief.
Weldra, als de teelt zich uitbreidt, rapen de sporen hunne baten in den vorm van wassend vervoer. De Belgische spoorwegen hebben den naam op deze punten voorkomend en geriefelijk te zijn. Bij de aanstaande en in gang zijnde uitbreiding van ons tramweg-net is ten deze een gansch nieuw en opgewekt leven te verwachten.
Ook kunnen de consuls, die deskundigen moeten zijn, bemiddelaars wezen voor het coöperatief aanschaffen van nieuwe zaden. Zij kunnen de speciale teelten, inheemsch in het land hunner vestiging en waarvan navolging hier te lande kan worden aanbevolen, ter plaatse bestudeeren. Zij kunnen
| |
| |
gerieven bedingen voor het vervoer op hunne spoorlijnen en reclame maken voor de Nederlandsche merken.
Voor de thans verspreid werkende kweekers is daarvan geen sprake: voor de dàn verbonden gehuchten is het een onkostbare arbeid, die dadelijk vruchten dragen kan. Want de leiding van deskundigen hier te lande ontbreekt hun niet.
| |
e. Leiding, onderwijs en hulp.
De regeling van de leiding, die aan de buurtschappen moet worden gegeven, staat in nauw verband met de wijze waarop de zaak wordt aangevat.
Begint men op schroomvallige of benepen wijze, dan moeten de rijks-tuinbouwleeraren aanvankelijk voogdij uitoefenen.
Wordt echter de proef genomen met de stichting van gehuchten, b.v. in elke provincie minstens één, dan is de aanstelling van een comptabel ambtenaar gewenscht. In dien persoon vindt dan de zaak vooreerst hare eenheid en hij slaat den band der samenwerking om hen allen.
En er is alle aanleiding om vooral niet te schroomvallig te zijn. Het moet onze eerste zet zijn in den grooten, en volkomen wettigen, economischen strijd. Alle Staten die op succes kunnen bogen, Denemarken en Zweden vóóraan, weten dat de economische oorlog, met middelen van intellect gevoerd, agressief moet zijn van karakter. Een aarzelend optreden zou hier te meer ongerechtvaardigd zijn, omdat de proef aan den Staat niets kost. Zijne grondrente is meer dan voldoende gewaarborgd en al moest de geheele proef op mislukking uitloopen, overal, dan ware de tegen gewone prijzen ingekochte grond, die door de bewerking stellig in waarde zal zijn gestegen, minstens tot de zelfde prijzen weder te verkoopen of op gewone landbouwwaarde te verpachten. Het groote sociale voordeel, dat men al de in dienstbaarheid sluimerende intellecten gelegenheid geeft zich te ontplooien, is zonder opoffering voor den Staat te bereiken.
Dus mag voor de organisatie van den aanvang af op eenigszins ruime schaal worden gewerkt. Dan stelle men rekenplichtige ambtenaren aan, die de aangewezen hoofden der buurtschappen zullen zijn. Zoolang de kweekers nog moeten opgevoed worden tot het recht waardeeren van de voorlichting der leeraren, de waarde der coöperatie, de hulp der consuls, moeten deze ambtenaren, wier werkkring
| |
| |
te vergelijken is met dien van een inspecteur, de leiding hebben. Het is niet te verwachten, zelfs niet te hopen, dat alles glad zal gaan. De soort van menschen, die men zoekt, stoere werkers en zorgzame slovers, zijn niet de meest verlichten, noch de gemakkelijksten om meè om te gaan.
Om b.v. te zorgen dat zij niet hunne kinderen te vroeg exploiteeren, zullen van den aanvang af maatregelen moeten worden getroffen omtrent bezoek der naastbijzijnde scholen en de kosten daarvan op de gemeenschap gebracht. Voor post- en telegraafverbinding, voor het bezoek der naaste stad, voor dokters- en apothekers-hulp, voor godsdienstige en intellectueele belangen zal de gemeenschap uitgaven doen, die de bewoners in den beginne niet uit vrije beweging zouden voteeren.
In 't kort: voor een slagvaardig economisch legertje is tucht noodig. Eene tucht echter die alleen werkt op huishoudkundig terrein, doeh het maatschappelijk bestaan der bewoners niet aanroert maar volkomen vrijlaat. Deze scheiding zal scherp moeten worden getrokken, wil de economische voogdij niet in bemoeizucht ontaarden.
De rijks-tuinbouw-leeraren verschijnen permanent als adviseurs. Ze staan naast de bovengenoemde ambtenaren, die men beheerders zou kunnen noemen. Door geregelde voordrachten, door demonstratie en voorbeeld, blijven zij immer met de gehuchten in verbinding.
De buiten- of binnenlandsche consuls rapporteeren aan de beheerders en dezen doen de berichten toekomen aan de buurtschappen van hunnen kring. Alles moet werken in onderling verband, gelijk een leger dat ten strijde trekt.
Want op het standpunt van een economischen oorlog moet men zich plaatsen, een oorlog gevoerd in den edelsten stijl, met moreele middelen, zonder sluiting van grenzen of wering van vreemdelingen: eene worsteling waarin de beste elementen moeten zegevieren.
Omtrent de wijze waarop dit nieuwe element in onze staathuishouding moet worden ingevoerd, worde hier ter plaatse maar gezwegen. Dit raakt zoowel de praktische politiek als de administratie.
Aan het slot meen ik alleen wel te mogen aanvoeren de gronden waarom de proef moet worden genomen.
| |
| |
1o. | Het zal de werkloosheid zoowel in de steden als ten platten lande temperen; want door op dezelfde oppervlakte gronds driemaal meer arbeid te verschaffen dan de gewone landbouw aanwenden kan, zal het de arbeiders te lande houden. En in dat opzicht staat het vlak tegenover de onbekookte plannen, die ongeoefende, zelfs niet deugende stedelingen op de heide willen overplanten, alsof dáár op eenmaal kennis, ijver en toewijding zouden komen aanwaaien. |
2o. | Het zal, op degelijken grondslag en zonder kunstmatige aanblazing, aan de goede eigenschappen van ons volk gelegenheid geven zich te ontwikkelen en tevens door de kweeking van eene breede schare kleine grondeigenaren aan de staats-orde vastheid verleenen. |
3o. | Het zal liefde tot den met zooveel vlijt bewerkten en zelf bezeten grond wekken. |
4o. | Het zal den nationalen arbeid releveeren en welvaart verspreiden in breeden kring. |
C.J.H. van den Broek.
| |
Bijlage.
De hier volgende schemata mogen slechts als eene schetsmatige voorstelling in cijfers van het voorafgaande worden beschouwd, maar geenszins als strikte voorbeelden, dewijl natuurlijk iedere aanleg met zijne eigene omstandigheden heeft te rekenen.
| |
Schema's van berekening.
Koop van 20 hectaren grond (polder- en grondlasten eenvoudigheidshalve weggelaten).
|
A |
|
B |
à ƒ 1000 per hectare |
ƒ 20000 |
à ƒ 1500 per H.A. |
ƒ 30000 |
Bouw van 13 huizen met schuurtje à ƒ 800 |
10400 |
|
10400 |
kosten van verdere inrichting, tuin en park |
3600 |
|
3600 |
|
_____ |
|
_____ |
kosten van aanleg |
ƒ 34000 |
|
ƒ 44000 |
De 20 hectaren worden gelegd in 13 perceelen van 1½ hectare en ½ hectare blijft voor proefveld en buurtschapspark of tuin.
| |
| |
|
|
A |
|
B |
De erfpacht wordt gesteld op ƒ 80 per hectare |
|
|
op ƒ 120 per H.A. |
|
is voor 19½ hectare |
|
ƒ 1560 |
|
ƒ 2340 |
huur van 13 huizen à ƒ 1.25 's weeks |
|
845 |
|
845 |
|
|
_____ |
|
_____ |
Bruto jaarlijksch inkomen gaat af: |
|
ƒ 2405 |
|
ƒ 3185 |
Staatsgrondrente 3% van ƒ 34000 |
ƒ 1020 |
|
3% van ƒ 44000 ƒ 1320 |
|
administratie 1% |
340 |
|
1% adm. ƒ 44000 440 |
|
onderhoud der woningen 3% van ƒ 10400 |
312 |
|
3% van ƒ 10400 312 |
|
onvoorzien |
100 |
1772 |
100 |
2172 |
|
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
Schiet over |
|
ƒ 633 |
|
ƒ 1013 |
Uit deze overschotten van ƒ 633 of ƒ 1013 worden gevonden kosten van deelneming aan de coöperatie, aandeel in de bezoldiging der consuls, des noods ook van de leeraren, kosten der demonstratie-proeven en de suppletie op eventueele te korten der verleende credieten.
Voor het verleenen van crediet, waarmede men toeschietelijk kan zijn, als men weet dat het geld besteed wordt in en op den grond, wordt een afzonderlijk fondsje gemaakt, dat onder de bewoners zelven wordt beheerd, in verband met de aan hen te openen gelegenheid tot sparen, onder toezicht van den beheerder.
v.d.B.
|
|