De Gids. Jaargang 61
(1897)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 567]
| |
Aanteekeningen en opmerkingen.‘Manufacture’. - ‘Mystérieux’, ‘Mystique’. - ‘Ombrage’. - Keurmiddelen der taal. - Aan de enkele kantteekeningen die ik wensch te maken bij het, in zijn eerste gedeelte, zeer belangrijk opstel, waarmee de heer Van Deyssel mijne bespreking zijner vertaling van Akëdysséril beantwoorddeGa naar voetnoot1), geef ik, allereerst, den vorm van eene bladzijde uit een woordenboek. 't Is nu eenmaal niet anders; van de kleinere quaesties die ons verdeelen behooren de meeste eenvoudig tot het gebied der lexicologie. - Ik had, in mijn GidsartikelGa naar voetnoot2), onder de ‘vergissingen’ door den vertaler begaan, - opzettelijk begaan, zooals nu uit zijne toelichting blijkt, en ‘omdat een niet letterlijke vertaling aan de bedoelingen van dat proza (het proza van de Villiers) zuiverder te gemoet komt dan een geheel letterlijke zou vermogen’Ga naar voetnoot3) - ook déze genoemd, dat hij van ‘lointaines manufactures’ ‘uitheemsche stoffen’ had gemaakt, terwijl de schrijver niet anders dan ver-afgelegen weverijen kon bedoeld hebben. De heer Van Deyssel verdedigt de juistheid zijner interpretatie door den Franschen tekst aan te halen, door mij een ongerijmde opvatting van dien tekst toe te dichten (als zou ik gemeend hebben dat het plein met ver-afgelegen weverijen bedekt was!) en door op te merken dat het Fransche woord ‘manufacture’ niet alleen gebruikt wordt van de werkplaats waar de stof vervaardigd wordt, maar ook heel goed de stof zelve kan aanduiden. Dit laatste, nu, meen ik bepaald te moeten ontkennen, althans wat het tegenwoordig gebruik van het woord manufacture betreft. | |
[pagina 568]
| |
Oorspronkelijk beteekent manufacture de vervaardiging van stoffen met de hand; later wordt het woord gebruikt - en dit is de tegenwoordige beteekenis - van zeker soort van fabrieken, zooals ‘la manufacture des tabacs,’ ‘la manufacture de Sèvres,’ ‘la manufacture des Gobelins.’ Bij Littré staat dan ook geen enkele volzin waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat manufacture de vervaardigde stof zelve beteekent. Bovendien zou het adjectief lointain, dat ‘ver-afgelegen,’ en niet ‘van verre gekomen’ of ‘uitheemsch’ beduidt, heel slecht bij die stoffen passen. De heer v.D. verzocht mij den Franschen tekst nog eens nauwkeurig te herlezen. Ik moet met datzelfde verzoek mij tot hem wenden. Villiers schrijft: ‘Sur la place de Kama, l'esplanade de la porte de Surate était couverte de ces fauves tapis d'Irmensul - et desGa naar voetnoot1) lointaines manufactures d'Ypsamboul - tissus aux bariolures éteintes, importés par les caravanes’ etc. Misschien zal de heer Van Deyssel, die, terecht, veel waarde hecht aan de interpunctie van een schrijver, wanneer hij op de beide liggende streepjes let die den zin ‘et des lointaines manufactures d'Ypsamboul’ omlijsten, mijne opvatting wel gaan deelen, dat het voorzetsel de dat in dit ‘des’ ligt opgesloten, niet parallel is met het de aan ‘de ces fauves tapis’ (de schrijver gebruikte hier met opzet het pronomen ‘ces’, in plaats van het gewone artikel), maar met het de van ‘d'Irmensul,’ - zoodat de zin wordt: de esplanade der poort was belegd met die tapijten afkomstig van Irmensul - en ook (afkomstig) uit de verafgelegen weverijen van Ypsamboul, - die door de karavanen te Benares geïmporteerd worden. - Het verheugt mij zeer dat ik in den heer Van Deyssel een medestander blijk te bezitten waar het geldt onderscheid te maken tusschen ‘mystique’ en ‘mystérieux’. 't Was mij inderdaad niet ontgaan dat de vertaler, waar de schrijver de gestorven koningskinderen ‘ces deux mystiques statues’ noemt, ook in het Hollandsch het woord ‘mystiek’ heeft gebezigd. Maar juist omdat hij op twee andere plaatsen ‘geheimzinnig’ had geschreven, bestond er, van | |
[pagina 569]
| |
mijne zijde, eenige grond voor de veronderstelling, dat tusschen die beide woorden geen scherp onderscheid door hem gemaakt werd. Uit zijne toelichting blijkt mij nu dat hij op die beide andere plaatsen (die, waar van de koningin gezegd wordt dat zij ‘mystiquement’ vóor de zonneschijf uitkomt, en die, waar van ‘mystiques palais’ wordt gesproken) met opzet ‘geheimzinnig’ heeft geschreven omdat, naar zijne meening, Villiers het woord ‘mystique’ hier verkeerd heeft gebruikt en hij ‘mystérieusement’ en ‘mystérieux’ had moeten schrijven. Dit laatste kan ik zoo spoedig niet gelooven. 't Heeft mij zeer dikwijls getroffen, dat, terwijl vele Hollanders het woord ‘mystiek’ gebruiken waar zij eenvoudig ‘mysterieus’ bedoelen, de Franschen die vergissing niet maken. Deze bezigen het woord ‘mystique,’ vooreerst in den (blijkbaar den oorspronkelijken) zin van ‘verborgen, alleen door ingewijden te begrijpen en te waardeeren,’ zooals in ‘le sens mystique’ (tegenover ‘le sens litteral’) of ook in de bekende uitdrukking ‘l'église est le corps mystique de Jésus-Christ’ - en voorts wanneer zij, zooals ik reeds opmerkte, iets meer-of-min-bovenaardsch, of iets innig-devoots willen aanduiden. Zoo zal van het gelaat eener non kunnen gezegd worden ‘son visage mystique,’ en van gedichten als die van Jean Lahor ‘cette poésie mystique’. In het mystieke ligt dus wel iets mysterieus, maar altijd een mysterie van een bijzondere soort, een dat een religieuse emotie wekt. En 't wil mij nog altijd voorkomen, dat ook Villiers zulk een indruk bedoeld heeft, toen hij schreef: ‘la forme de la reine de Habad.... se détachait, mystiquement, blanche en sa robe d'or, sur le disque du soleil’. Juist dat ‘blanche en sa robe d'or,’ waardoor ‘mystiquement’ nader bepaald wordt, wijst op iets verheven-devotieus in de verschijning der koningin; 't zou mij niet verwonderen, zoo, in zijne voorstelling, de zonneschijf waartegen zij uitkomt, iets had van de gouden aureool der heiligenbeelden.Ga naar voetnoot1) Bij de ‘mystiques palais’ had de vertaler, ik geef het toe, meer recht om aan eene vergissing van de Villiers te denken. Want de lezer weet niet zoo dadelijk wat hij bij ‘mystieke paleizen’ te denken heeft. Toch geloof ik dat de schrijver ook hier iets anders dan ‘geheimzinnige paleizen’ bedoeld heeft. Die pa- | |
[pagina 570]
| |
leizen hebben niets raadselachtigst; ze hebben poorten, vensters, daken, als alle paleizen. Maar ‘s'alternant, dans les flammes du crépuscule,’ maken ze den indruk van iets onwezenlijks, iets dat niet tot de gewone orde der dingen behoort. De zin van het woord ‘mystique’ is hier zeker iets vager dan die welke ik hierboven omschreef, - men merke ook op dat het adjectief aan het substantief voorafgaat, hetgeen altijd zijne beteekenis wijzigt, haar dikwijls fijner en zwevender maakt,Ga naar voetnoot1) - maar toch zeker wel van díen aard dat het beter dan ‘mystérieux palais’ de idee van den schrijver teruggeeft. De religieuse indruk is hier te minder misplaatst, omdat deze paleizen immers tot het kader behooren waarin de heilige stad, ‘la ville sainte,’ ‘voor het oog van den toeschouwer oprijst.’Ga naar voetnoot2) - Dat ‘ombrages’ niet identiek is met ‘ombres’ en, in den aanhef van Villiers' beschrijving, niet met ‘schaduwen’ mag vertaald worden, blijf ik gelooven ook na de toelichting des heeren Van Deyssel.Ga naar voetnoot3) De geachte vertaler zegt wel: ‘hoe onbegrijpelijk horizontaal uitgebreid zou het gebladerte van op de hoogte staande boomen moeten zijn, om zich over de valleijen te bewegen; terwijl juist bij zonsondergang, zooals het hier wordt afgebeeld, de bergboomen onmetelijke schaduwen werpen over het dal.’ Maar ik vraag op mijn beurt: indien hier ‘onmetelijke schaduwen’ bedoeld worden, hoe kan de schrijver dan zeggen dat ze door de stralen der ondergaande zon ‘verguld’ worden (hij spreekt van ‘les bleuissements dorés de leurs ombrages’) en beweren dat ze zich heenen-weer bewegen ‘boven’ (sur) de valleijen van Habad?
Ik wil deze lexicologische ‘varia’ niet uitbreiden. Bovendien zou ik, om dit te kunnen doen, moeten weten of de heer Van Deyssel ook ten opzichte van de andere woorden wier beteekenis | |
[pagina 571]
| |
hij, naar ik opmerkte, - en, naar mij voorkwam, ten nadeele van den artistieken indruk zijner vertolking - niet nauwkeurig heeft teruggegeven, de equivalentie zijner vertaling, of althans de meerdere voortreffelijkheid der door hem gekozen woorden, blijft handhaven.Ga naar voetnoot1) Maar deze quaesties van onderdeelen zijn voor hem bijzaak; ons verschil hieromtrent is slechts een symptoom, merkt hij op aan het slot van zijn artikel, van het eigenlijke verschil dat tusschen hem en mij bestaat, ‘het soortelijk onderscheid tusschen het schoonheidsbesef’ waaraan ík een letterkundig werk toets en dat waaraan hij het pleegt te doenGa naar voetnoot2). Aan het ontwikkelen zijner denkbeelden betreffende dit verschil en aan het doen uitkomen der hoogere voortreffelijkheid van zijn ‘keurmiddel der taal’ boven het mijne, wijdt de heer Van Deyssel eenige bladzijdenGa naar voetnoot3), die ik reeds zeer belangrijk genoemd heb. Voor dat verschil ben ik alles behalve blind, en ik besef zeer goed, dat een zoo persoonlijk en geoefend woord-kunstenaar als de heer Van Deyssel een volzin altijd geheel anders voelen, anders lezen, en dus ook anders schrijven zal dan ik. Ja, ik stem gaarne toe, dat ik, in mijne opvatting van stijl, van taal-rythme en taalmuziek, door niet-uitsluitend-artistieke, en dus ook door minder absolute beginselen mij laat leiden dan hij. Ik zou er dan ook, bij de beoordeeling van een oorspronkelijk werk, niet aan denken met hem over het stijlgehalte van zulk een werk in debat te treden. Alleen zou ik kunnen beproeven, of het mij gelukken mocht in zijne ‘alleen-aesthetische taalwaardeering’ zóo door te dringen dat ik hare superioriteit in alle oprechtheid kon beseffen. Maar bij het beoordeelen van eene vertaling staan de zaken toch wel eenigszins anders. Een kunstwerk dat in een vreemde taal geschreven is, zuiver te hooren, het te hooren met den klank en het rythmus waarmede de schrijver het heeft gevoeld en geschreven, is buitengewoon moeilijk, ja, kan, in zekeren zin, nagenoeg onmogelijk genoemd worden. De auditieve indruk, dien de kunstenaar op het oor der artiestiek aangelegden onder zijn eigen landgenooten heeft willen | |
[pagina 572]
| |
maken, kan door den vreemdeling alleen bij benadering, nooit volkomen, worden ontvangen. Eene kritiek dus die, zooals de heer Van Deyssel van de zijne zegt, ‘hoofdzakelijk, zoo niet alleen, vraagt naar het klank-gehalte van den volzin, naar de beweging en het rhythme vertegenwoordigend die van het onstoffelijk gevoelen des kunstenaars’ - moet zich tegenover zulk een kunstwerk meer of min verlegen gevoelen. En zoo bestaat er voor eene vertaalkunst die zuiver auditief te werk wil gaan, die hoofdzakelijk, om niet te zeggen uitsluitend, het ‘klankgehalte’ en het ‘rhythme’ van het oorspronkelijke werk terug wil geven, groot gevaar van haar doel te missen. Daarom acht ik eene vertaalkunst die bovendien, ja, in de allereerste plaats, hooge waarde hecht aan het zien van het in de vreemde taal geschrevene, voor wie een juiste visie van de oorspronkelijke teekening de eerste eisch is, - voor hare taak van vertalen beter berekend. Zij zal misschien werk leveren dat, als oorspronkelijke kunst beoordeeld, tot een lagere orde zou behooren, en wier ‘alleen-aesthetische’ waarde minder groot is. Maar zij heeft kans de best mogelijke reproductie van het oorspronkelijke te leveren en een trouwer beeld van het vreemde werk te vervaardigen dan aan de zuiver auditieve vertaalkunst mogelijk is. En voor die juistheid, voor die getrouwheid der visie is, ik blijf er bij, een nauwkeurig vatten van de beteekenis der vreemde woorden in haar bijzondere nuanceering een allereerste noodzakelijkheid. Hieruit volgt dan ook, dat buitenlandsche letterkundige kunstwerken wier waarde bovenal, zoo niet uitsluitend, ligt in hetgeen men hooren moet, waarin syntaktische eigenaardigheden, nieuwe, verrassende woordkoppelingen, ongewone klankcombinaties voorkomen, welke den met de vreemde taal nooit volkomen vertrouwden lezer belemmeren, - absoluut onvertaalbaar zijn. Een sonnet van Mallarmé, of zelfs een van de Heredia, een bladzijde uit de eerste werken van Maurice Barrès - om slechts enkele te noemen, - moeten uitsluitend Fransch blijven. Villiers' Akëdysséril, daarentegen, kan vertaald worden. Zijne syntaxis is de gewone, zijn woordenkeus en woordvorming, hoe rijk ook, zijn vrij eenvoudig, eenvoudiger dan die van vele moderne Fransche schrijvers der laatste jaren. En hoeveel heerlijke muziek er klinken moge in zijn taal, - eene muziek, trouwens, waarvan de vreemdeling die veel Fransche poëzie heeft gelezen en door | |
[pagina 573]
| |
Franschen heeft hooren voorlezen, de bekoring, zij het dan niet volkomen, wel zal kunnen gevoelen, - zijn proza is bovenal magistraal van teekening, rijk van kleur, fijn van relief; de tafereelen die hij schildert, de beelden die hij bezigt, ontleenen hun waarde grootendeels aan de beteekenis der met zorg gekozen woorden. Die beteekenis te verwaarloozen, of haar - zooals de heer Van Deyssel, blijkens zijne toelichting, gedaan heeft, - opzettelijk te wijzigen ter wille van zuiver aesthetische eischen, acht ik bedenkelijk. Den klank zijner taal zuiver te willen teruggeven, houd ik voor een illusie. Zijn Franschen zinbouw na te volgen, komt mij voor een dwaling te zijn. En daarom, - hoe hoog ik de artistieke waarde der vertaling van den heer Van Deyssel moge schatten, hoever zijn ‘keurmiddel der taal’ verheven moge zijn boven het mijne, - het blijft mij onmogelijk om, gelijk hij verlangt, zijne opzettelijke ‘vergissingen,’ wel verre van ze als fouten hem aan te rekenen, als deugden te prijzen.
A.G.v.H. |
|