mits het ongeluk den abonné niet met een vigelante overkome! De bepaling is voor vigelanteverhuurders, noch vleiend, noch voordeelig, - maar daar heeft een tijdschrift als het onze zich niet warm over te maken. Het grootste gedeelte van het nummer van 14 November wordt ingenomen door een verzameling vroolijke en sombere, nederige en pedante, gezonde en ziekelijke, sprekende en nietszeggende, wakkere en slaperige gezichten van sanguinische, cholerische, lymphatische en apathische landgenooten, van welke ons op den omslag van het daarbij gevoegd Kerstnummer verzekerd wordt dat het zijn ‘de voornaamste Nederlandsche letterkundigen en kunstenaren.’
Wanneer men die gezichten lang genoeg bekeken heeft, kan men het andere rijk geïllustreerde blad ter hand nemen en kennis maken met de letterkundige gewrochten en de reproductie van teekeningen en schilderijen van al die schrijvers en schilders. Zooals gezegd, het is een Kerstnummer, al verscheen het reeds 14 November, en nu is het aardig om te zien hoe snedig al die letterkundigen en kunstenaren in hun werk den winter hebben weten te pas te brengen. Zoo opent er een de rij met een opstelletje getiteld ‘De winter in onze dichtkunst’ en wanneer hij het over de staaltjes van dichtkunst had die dit nummer opluisteren, dan had die titel niet beter gekozen kunnen zijn. Zoo is er ook een reproductie van een schilderij: juffrouw met harp, op het punt om met instrument en al in een haard te vallen, en daaronder staat: ‘Winter.’ Er staat zeker nog veel meer merkwaardigs in, dat ons ontsnapt is, maar zoo bladzij aan bladzij te lezen van sneeuw en donkere dagen voor Kerstmis en winternacht en oudejaarsgedachten, en al maar door wintergezichten te bekijken van Apol en Duchatel en Nakken en Gabriël - dat houde een ander uit.
Het aardigste vonden wij het plaatje van die twee jongens, die zich aan ‘cacao en chocolaad van A. Driessen, hofleverancier, allerwege bekroond’ te goed doen, - maar toen wij op weg waren om ons daarvoor te enthousiasmeeren werd onze onuitsprekelijke onbevoegdheid tot oordeelen over zulke dingen ons duidelijk gemaakt, want dat was geen werk van een van de voornaamste Nederlandsche kunstenaren, maar eenvoudig een reclameprent, - dus geen kunst, zooals de rest.
Wonderlijk. Waar of zoo'n Wereldkroniek en zoo'n Kerstnummer toch wel voor dienen mogen?