De Gids. Jaargang 60
(1896)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |
Oude en nieuwe wereld.Nog is de beslissing niet gevallen; een week van spanning nog, en het zal bekend zijn wie triomfeert, Mac Kinley of Bryan, goud of zilver, orde of een vraagteeken dat voor alles kan staan behavle voor rustige ontwikkeling. Waarom dan niet liever gewacht met onze beschouwingen totdat het resultaat klaar voor onze oogen ligt? Wel, voor zoover het beginsels betreft, zal waarschijnlijk de uitkomst van dezen strijd over het presidentschap alles behalve definitief wezen. Laat ons stellen dat de braafheid van Mac Kinley de overwinning behaalt - iedereen zegt het op 't oogenblik, en wat iedereen zegt moet men wel gelooven - dan zal het toch geen déroute voor de tegenpartij wezen. De meerderheid waarop de goudmannen voor het presidentschap kunnen rekenen is niet groot, een twintig of dertig stemmen denkelijk. En in den Senaat zal de zilverpartij de overheid behouden, omdat dit lichaam de Staten vertegenwoordigt en de zilverstaten het grootst in aantal zijn, terwijl in het Huis van Afgevaardigden de zilvermannen eerder eenige stemmen zullen winnen dan verliezen. Het is niet een kwestie van vandaag of over een week, maar het is een vraag van de toekomst. En zal men niet het best doen zoo'n vraag te behandelen als de tijd zelf nog onzeker is? Want een schijnbaar succes en een schijnbare zekerheid, zooals wij weldra zullen hebben, dringt van zelf dergelijke beschouwingen op den achtergrond.
Ik heb absoluut geen respect voor Bryan. Hij is een schreeuwer en een acteur. Maar men moet erkennen dat hij pluck getoond | |
[pagina 392]
| |
heeft. Laat zijn kamp om het presidentschap niet veel meer voor hem zijn dan een middel om een betere positie te krijgen dan die van ondergeschikt en opzegbaar journalist, het is de betoonde moed en de volharding wanneer eenmaal de gelegenheid zich opdoet, die het bewijs zijn van het mannelijke in den man. En dan, bij een strijd tusschen twee mededingers is het altoos alsof de natuur zorgt voor een gelijk niveau van de karakters. Een man als Mac Kinley met watten in zijn hoofd in plaats van hersens, veronderstelt een wezen van het kaliber van Bryan die een en al keel is, en omgekeerd. Wanneer een groote partij, wier belangen op 't spel staan, niemand beter weet te vinden voor vertegenwoordiger dan een deugdzamen majoor met huiselijke deugden en een bankroet op zijn conduitelijst, zoo is het geen wonder indien de tegenpartij voor zijn candidaat iemand kiest met goede longen die zijn carrière nog maken moet. En wat de middelen betreft die zij in 't werk stellen om hun doel te bereiken, daaromtrent hebben beide partijen elkander in niets te prijzen, maar zij kunnen elkander ook niets verwijten. Spreken de goudmannen met ergernis over de stomme negers op wier steun Bryan in de Zuidelijke Staten rekent, de zilvermannen weten heel goed dat Mac Kinley's factotum, Hanna, het als een veroorloofde manoeuvre beschouwt om negers uit het Zuiden op te koopen en ze als kiezers in de Staten, tusschen West en Oost gelegen, te doen inschrijven. Het is een verwoed gevecht, en op de middelen, daarbij gebruikt, wordt niet nauw toegezien. Maar Bryan is de beste zeker: een opwinding zooals hij heeft gewekt gaat zoo snel niet voorbij. Het is een klassenstrijd geworden, en een kamp tegen de beginselen waarop de Unie tot nog toe heeft gerust. De constitutie van de Vereenigde Staten is een gecompliceerd mecanisme, waarin alle machten evenwicht met elkander maken. Ieder onderdeel van het algemeene gezag heeft zijn tegenhanger en het Hooge Gerechtshof der Unie met zijn conservatieve overleveringen beslist in laatste ressort. Op die wijs alleen is tot nog toe de eenheid van de uiteenloopende staten bewaard gebleven; langzamerhand zelfs is er, ondanks het algemeen gehuldigde beginsel van afwisseling en verkiezing, een vast ambtenaarscorps gevormd, en de administratie wordt hoe langer hoe meer op Europeesche leest geschoeid. Het zijn die algemeene beginsels van een geregelde regeering die de verkregen rechten der burgers beschermt waartegen Bryans partij de agitatie levendig houdt. In hun oog zijn het bolwerken van een gepriviligieerden stand die vernietigd moeten worden. Niet zoozeer nog zijn het socialistische idealen die zij willen verwezenlijken; zij willen eerder een toestand in het leven roepen waarbij | |
[pagina 393]
| |
de mindere man - als er nog sprake mag zijn van mindere menschen - meer onmiddellijk kan profiteeren van alle voordeelen die het moderne staatsleven met zijn uitgebreid verkeer aanbiedt. Zij willen een democratie als in Nieuw Zeeland, en in sommige deelen van Nieuw Holland; zij wenschen de afzonderlijke Staten zelfstandiger, opdat ze onbelemmerd proeven kunnen nemen voor een nieuw ingericht betuur; zij verlangen het overwicht te breken van de Oostelijke Staten aan den Atlantischen Oceaan die, met het gezicht naar Europa gewend, de Europeesche modes hebben afgekeken voor een werelddeel, door den genius der historie bestemd om een nieuw licht op den aardbodem te verspreiden. Het shibboleth van de nieuwe partij is zilver. Een onredelijke, een onzinnige eisch; en een programma dat zijn volgelingen voor goed zou veroordeelen tot onmacht, wanneer ooit de dingen op de wereld kans van slagen hadden naarmate zij rechtvaardig of verstandig waren. Maar neen, de beste dingen waarvoor de menschheid gestreden heeft zijn niet te rechtvaardigen geweest voor het verstand; en met des te meer geestdrift zijn ze verdedigd geworden. Ik wil hiermeê niet zeggen dat het zilver, als wettig betaalmiddel, daartoe ook behoort; integendeel, alle redelooze dingen zijn niet per se goed, en het nadeel ligt hier zoo voor de hand, bij die zilveraanmunting, dat niemand, dunkt mij, er voor kan spreken. Maar gesteld dat de zilvermannen het winnen bij een volgende presidentsverkiezing en dat het zilver wettig betaalmiddel wordt, - wat dan? Ten eerste, een volledige débacle, een terugtrekken van alle Europeesch kapitaal uit de Vereenigde Staten, een zinken voor de Staten van Amerika op een lager economisch niveau. Gebroken, voor een tijd, de financieele macht van het Oosten, de ondernemingslust, de mogelijkheid om maagdelijke terreinen te exploiteeren! Een land dat zilver als ruilmiddel aanbiedt kan geen geregelde betrekkingen met landen waar het goud geld is onderhouden. Noodzakelijkerwijs zullen de Vereenigde Staten betrekkingen gaan aanknoopen met de zilverlanden van Azië, met Japan, China, Indië. In die richting ligt dan hun toekomst, en het is een ontwikkeling vijandig aan die van Europa. Hier en daar is reeds een aanknooping geschied. Japan zoekt den steun der Vereenigde Staten en op den stillen Oceaan bereiden zich van alle kanten nieuwe dingen voor. Dit is maar toekomstmuziek; het kan bij zoo'n enkel deuntje blijven. Maar het is ook mogelijk dat het nieuwe, het ongehoorde, komt. Wij, menschen, zijn een kneedbaar geslacht, en wij kunnen op den duur niet voortgaan krachtig te leven wanneer wij niet tel- | |
[pagina 394]
| |
kens onze krachten tegenover nieuwe omstandigheden beproeven. Een débacle! Het is verschrikkelijk; maar de mensch blijft, met zijn wonderbaar aanpassingsvermogen, met zijn behoefte om van tijd tot tijd zijn krachten op te zamelen en ze dan op eens in ongekenden rijkdom te ontplooien. Daar is voorshands voor gezorgd dat de wereld niet te gronde gaat. Men kan dus iets wagen. Maar Europa is van den weeromstuit zenuwachtig conservatief geworden. Wat beduidt het bezoek van den Czar aan Frankrijk anders dan dat het republikeinsche land hoffähig is geworden? En staten die hun eigen vorsten of die van andere rijken, naar de oogen zien beginnen geen ondeugende nieuwigheden. Europa wordt fatsoenlijk, het is een heusche maatschappij van fatsoenlijke menschen geworden, waar de een den ander het zonlicht niet gunt, waar men op alle vijandelijkheden van elkander gevat is, en waar men elkander met vriendelijke gezichten aankijkt. En ge zult zien, die fatsoenlijke landen zullen het den Turk, die in Europa het laatste beetje wilderigheid voorstelt, zoo lastig maken met hun allen, dat hij zijn bagage oppakt en naar de steppen van Azië trekt - het nieuwe leven, de Bryanitische toekomst te gemoet.
B*. |
|