| |
| |
| |
Conservatief kiesrecht.
I.
Het eigenaardig karakter der conservatieve partij in onzen tijd is dat zij, evenals andere, eene hervormingspartij wil zijn. Haar doel is intusschen geheel verschillend. Terwijl democraten en sociaal liberalen den grondslag der maatschappelijke orde willen wijzigen, is het streven der conservatieven het bestaande sociale stelsel in veiligheid te brengen.
Zoo ook bij de regeling van het kiesrecht.
De tegenwoordige conservatieve regeering ziet zeer goed in dat eene ruime kiesrechtuitbreiding niet lang meer kan worden tegengehouden en dat zelfs een lage belastingcensus niet meer kan volstaan ter bepaling van kiesbevoegdheid. Zij is blijkbaar overtuigd dat velen wien noch geschiktheid, noch voldoende welstand redelijkerwijze kan worden ontzegd, desniettemin door het belasting-criterium zullen worden uitgesloten. Inderdaad is dit oordeel gegrond. Zelfs de ontworpen wet op het personeel laat zeer velen met vaste levensstelling ongemoeid. Vooreerst een groot deel der arbeiders en handwerkslieden in de steden. De meeste ongehuwden toch zullen door hun woningswijze buiten het bereik der wet vallen. En bovendien moeten bij iedere verteringsbelasting de laagste belastingschuldigen in de steden tamelijk ver blijven boven de grens van volstrekte armoede. Eene belasting toch die op het platteland door de goedkoope levenswijze weinig bezwaar oplevert, wordt door de duurte van alle levensmiddelen voor een deel der arbeiders drukkend in de steden. Het gevolg is dus dat niet weinigen die beneden het minimum van belastbaarheid wonen, niettemin een vast
| |
| |
inkomen kunnen hebben en geregeld voorzien in de behoeften van zich en hun gezin. Maar ten andere zullen tal van neringdoenden in de steden en van arbeiders ten platte lande, die hun loon door eenig landbouwbedrijf aanvullen, door de personeele belasting niet worden getroffen, omdat deze geen rekening houdt met huur voor bedrijf doch alleen met huur voor huisvesting.
Zeer terecht heeft de regeering ingezien dat een censuskiesrecht zelfs den schijn van finale uitbreiding mist, maar de poging die zij aanwendt om de gebreken van den census te verbeteren is zoo weinig gelukt, dat die fouten door het voorgedragen stelsel niet weinig worden verergerd.
Het voornaamste en meest opvallende kenmerk der ontworpen belasting- en kiesrechthervorming is dat zij geheel berust op eene indeeling der gemeenten en zelfs van deelen der gemeenten, in bepaalde categoriën, te vinden door het naslaan van uitvoerige tabellen. Tabellen voor de belasting op het personeel, tabellen van minimum van inkomen, tabellen van minimum van huur.
Deze tabellenregeling is op zichzelve reeds eene typisch conservatieve regeling. Zij past volkomen bij eene wereldbeschouwing die de maatschappij zoowel als de natuur indeelt in vaste, onveranderlijke vormen. Het is eene levensbeschouwing waaraan de jongere generatiën meer en meer ontgroeien. Waar men vroeger niets zag dan kunstmatige schikking, ziet men nu de resultaten van eene onophoudelijk voortgaande, het individueele zoowel als het gezamenlijke leven omvattende evolutie.
Aan deze intellectueele beweging nemen echter velen slechts zeer oppervlakkig deel. Hoezeer zich ook in de kerken hervormende stroomingen baan breken, blijven zij desniettemin door hare dogmata gebonden. En de oud liberalen die vroeger in menig opzicht de felste tegenstanders waren der ultramontane politiek, worden door den loop der omstandigheden gedreven in de armen der kerk. Opgevoed in de school van Bentham en Mill, hebben zij zich vastgewerkt in eene theorie die door gemis van historisch beginsel en psychologische eenzijdigheid alle aansluiting mist met den grooten vooruitgang der biologische en sociologische wetenschappen.
Aan zulke trekjes als deze poging om het in onzen tijd vooral snel zich ontwikkelende sociale leven in uitgewerkte
| |
| |
tabellen te willen vastleggen, herkent men het conservatieve, ouderwetsche brein.
Maatschappelijke verhoudingen laten zich niet wringen in onveranderlijke vormen. De tabellen, al waren zij thans onberispelijk, zullen telkens en telkens weder moeten worden herzien. Want de groote wijziging die het verkeer onophoudelijk ondergaat, de voortdurende emigratie van het platteland naar de steden, het afstooten en aantrekken van werklieden door verschillende takken van industrie, de snelle veranderingen van levenswijze, waarvan wij getuigen zijn, tarten iedere poging om de locale omstandigheden te fixeeren. De tabellen zijn dood maakwerk; er is in deze geheele tabellen-industrie geen sprankje leven. Een maatstaf zullen zij ongetwijfeld zijn, niet echter van de geschiktheid of onafhankelijkheid der burgers maar van de onmacht en de willekeur des wetgevers.
Maar ook afgezien van dezen kunstmatigen grondslag kan het kiesrechtontwerp m.i. den toets der meest welwillende kritiek niet doorstaan.
Als elementaire eischen eener goede kiesrechtregeling mogen ongetwijfeld worden gesteld:
1o. | dat zij rechtvaardig zij; |
2o. | dat zij beruste op vasten grondslag; |
3o. | dat de kiezers die zij in het leven roept hun recht hebben en houden onafhankelijk van vreemden invloed. |
1o. De regeling moet rechtvaardig zijn. De wetgever moet trouw zijn aan de rechtsbeginselen die hij zelf stelt. Waar hij den grond zoekt voor staatsburgerlijke bevoegdheid, zijne regeling moet op dien grond rusten. Het is zijn taak waar hij bepaalde geschiktheid eischt haar in de verscheidenheid des levens te ontdekken en teekens te vinden waaraan zij kan worden herkend. De regel, dien de wetgever stelt, moge nimmer volkomen sluiten op de werkelijkheid, hij moet die werkelijkheid niettemin zijn nagebeeld. Individueele afwijkingen mogen voortvloeien uit de onvermijdelijke starheid van iederen regel, het recht zelf moet wortelen in de levende maatschappij. De wetgever moet het recht vinden; het te scheppen gaat boven zijn macht. Het onrecht dat iedere wet laat moet een rest zijn die de wetgever zijns ondanks bestendigt, niet een gevolg van willekeur. Het eerste wordt aanvaard als noodzakelijk
| |
| |
kwaad, het laatste is eene duurzame bron van verbittering.
Het kiesrechtstelsel van den heer Van Houten is in zoover consequent dat het overal lijnen tracht te trekken die geenerlei verband houden met de natuurlijke groepeering der maatschappij. Het maakt scheiding waar geenerlei scheiding bestaat. Het ziet waardige en onwaardige arbeiders waar zij zelven geen verschil ontdekken. Het tracht een wig te drijven dwars door de klasse die zich hoe langer hoe meer één voelt in leven en streven. Het wil aannemen en uitsluiten naar criteria die het bewustzijn der nieuwe kiezers niet kent. Waar solidariteit is van belangen en gelijkheid van opvoeding maakt het politieke staketsels.
En dan nog naar welke beginselen!
Een zekere hoogte van inkomen zal een teeken zijn van kiesbevoegdheid indien hij, die dat inkomen geniet, 13 maanden in dezelfde dienstbetrekking is geweest. Wat heeft deze continuiteit van inkomen met welstand of vastheid van levensstelling te maken? Is inkomen alleen inkomen indien het afhankelijk is van denzelfden patroon? Is er slechts één bron van inkomen in onze veelzijdige verkeerswereld eervol of bestendig? Het is niet de zedelijke waarde van den arbeider, die den een aan vaste plaats bindt, den ander op verschillende tijden en bij verschillende werkgevers den kost doet verdienen. Het is de aard van den arbeid. De arbeid in de bouwvakken is afhankelijk van seizoenen, de arbeid bij het lossen en laden van schepen van de drukte van het verkeer, de arbeid in suikerfabrieken, aardappelmeelfabrieken, strookartonfabrieken van den duur der campagnes. De losse arbeiders ten platte lande vinden hun werk bij verschillende landbouwers omdat de een kan wachten tot de ander gereed is. De instabiliteit in alle takken van bedrijf maakt een leger noodig van werkkrachten, nu hier dan daar in dienst, doch niettemin zelfstandig en niet zelden betrekkelijk welgesteld.
Welke schijn van recht kan er zijn den een toe te laten en den ander te weren? En waarom zouden zij geen kiezer zijn mogen, die hun inkomen verdienen buiten alle dienstbetrekking, door nering of bedrijf? Waarom wel de knecht en niet de baas? Waar is in dit alles een spoor van recht?
Niet beter is het gesteld met het kiesrecht, verbonden aan het bezit van eene inschrijving in de grootboeken of van een
| |
| |
inleg in de Rijkspostspaarbank. Is iemand minder welvarend of minder geschikt omdat hij zijne bespaarde gelden anders belegt? Of wil men misschien deelneming aan particuliere fondsen brandmerken? Wil men, met eene zeer reactionaire reminiscentie, tegengaan dat de arbeiders hun eigen weerstandskassen versterken? Is de man die al zijn spaarpenningen in zijn eigen kleine zaakje steekt wellicht minder goed burger dan de couponknipper in miniatuur?
Ook de uitgave van woning neemt de minister aan als criterium van kiesrecht. Door de plaatselijke omstandigheden die invloed kunnen hebben op de huurwaarde der woning in een tabel te willen vastleggen wordt de willekeur van het kenteeken eer bevorderd dan weggenomen. Maar er zijn andere omstandigheden dan locale van niet minder invloed. De nabijheid van het werk, de toevallige vraag of aanbod van woningen, de grootte van het gezin, de voorkeur die men geeft aan deze woning of die, de aanleg en dienstregeling van spoorweg of tram; altemaal overwegingen die met geschiktheid of zelfstandigheid van den kiezer niet het geringste hebben uit te staan.
Het is echter niet alleen de wijze van huisvesting die de minister criterium van welstand maakt, maar ook de huur van lokalen, bijgebouwen of grond die hulpmiddel zijn van bedrijf. Voor den een zal dus dezelfde huur beteekenen zuivere uitgave, voor den ander ten deele beschikking over bedrijfskapitaal. Waarom, zou men verder willen vragen, alleen deze vormen van bedrijfskapitaal in rekening genomen en andere vormen niet? Maar zulke vragen zijn inderdaad volkomen ijdel.
Deze wijze van wetgeven doet denken aan den scheepskapitein, die eenen zieke medicijn toedient met een ‘God zegen de greep.’
2o. Het kiesrecht moet berusten op vasten grondslag. Zonder stabiliteit in het kiezerscorps is stabiliteit in wetgeving en bestuur onmogelijk. Men heeft het altijd als een van de grootste bezwaren aangemerkt van een zeer uitgebreid kiesrecht dat de gevoelens der menigte onstandvastig zijn. Maar het kiesrecht zóó te willen regelen dat het kiezerscorps zelf van jaar tot jaar in belangrijke mate uit andere elementen zal zijn samengesteld, geeft blijken van een werkelijk buitengewoon staatsbeleid.
| |
| |
De werking van het stelsel van den heer Van Houten zal een gestadige afwisseling zijn van kiezerspersoneel. Wanneer een werkstaking uitbreekt, wanneer een fabriek liquideert, wanneer een groot bouwwerk gereed is, wanneer nieuwe machines worden ingevoerd, wanneer de marktprijzen dalen en zaken worden ingekrompen, wanneer de mode verandert, telkens gaan de zoete inkomen-kiezers van het tooneel. En andere groepen treden op, op andere plaatsen of bij veranderde omstandigheden.
Met de huurkiezers is het niet beter. Wanneer nieuwe woningen worden gebouwd, wanneer een tramlijn wordt aangelegd, wanneer een stad zich uitbreidt buiten hare gemeentelijke grenzen, wanneer een bond tot hervorming aardappelland aan arbeiders gaat verhuren, telkens verdwijnen en verschijnen er kiezers.
En het spaarbankboekje! Het onvermijdelijke gevolg van dit heerlijke criterium is dat een kiezer die buiten werk geraakt of een been breekt of wiens vrouw in de kraam komt of wiens kinderen de mazelen krijgen, oogenblikkelijk zijn kiesrecht verliest. D.w.z. men ontneemt den man zijn burgerrecht omdat hij spaarpenningen juist daarvoor gebruikt waarvoor zij bestemd zijn.
Zou men wellicht meenen dat dit alles bijzaken zijn zonder beteekenis? Denkt men den eerbied voor recht en wet te bevorderen door zulke stelsellooze variabiliteit? Gisteren Jan, heden Piet; morgen: weg zijn Piet en Jan! Hoe zullen zij uw wetgevend talent bewonderen en welk een zedelijke kracht schenkt gij aan de wetgeving der toekomst!
3o. De kiezers moeten hun recht hebben en houden onafhankelijk van vreemden invloed. Bij een laag censuskiesrecht is mogelijke inmenging van de regeering reeds een ernstig gevaar. Want het kiesrecht hangt dan toch ten slotte af van tamelijk willekeurige schattingen van afhankelijke ambtenaren. Brengt men daarbij nog het kiesrecht in verband met locale omstandigheden dan wordt dat gevaar niet weinig vergroot. En de deur wordt ten volle geopend voor even ongeoorloofde als onbewijsbare bemoeiingen, wanneer deze omstandigheden niet worden in verband gebracht met objectieve, door de wet bepaalde kenteekenen, maar worden uitgedrukt
| |
| |
in telkens te wijzigen tabellen, waarvan de regeering alleen den sleutel heeft en alleen den sleutel kan hebben.
Met deze mogelijkheid van politieke combinatiën en permutatiën, wordt, naarmate men het kiesrecht meer uitbreidt ook de kans op corruptie der kiezers grooter. Het is niet te vermijden dat sociaal afhankelijke burgers blootstaan aan de verleiding om afhankelijke kiezers te worden.
Maar veel erger is het nog indien het recht zelf in de hand wordt gelegd van vermogende medeburgers. En juist dit is het onvermijdelijke gevolg van de regeling die de heer Van Houten heeft ontworpen.
Het inkomen der arbeiders is afhankelijk van de patroons; en de huurprijs der woningen hebben zij en hunne politieke vrienden eveneens grootendeels in hunne macht. Wanneer men kiezers wil maken behoeft men geen cent uit te geven, geen stap te doen in strijd met de wet. Waar het kiesrecht weinig kost is reeds een geschikt veld aanwezig voor politieke kuiperij; maar de heer Van Houten maakt het den heeren eerst recht aangenaam. Niet alleen dat het maken van kiezers niets zal behoeven te kosten, het kan zelfs voordeelig zijn. Men kan tegelijk zijn particuliere kas en zijne partij bevoordeelen. Inderdaad eene fonkelnieuwe toepassing van de leer dat het eigenbelang één is met het publiek belang! Op het platteland b.v., waar de arbeiders geen keus hebben, behoeft de huur der woning of van het bijbehoorend stukje grond eenvoudig wat te worden verhoogd. In de steden zal het wat moeielijker gaan maar het gaat toch. En als de huur en het loon door den zelfden persoon worden geregeld is de heele zaak een quaestie van boeking. De minister verbindt het kiesrecht èn aan de uitgaven èn aan het inkomen. Men kan dus beiden verhoogen en beiden verlagen zonder dat er iets verandert voor een van beide partijen. Wil men kiezers maken men verhoogt de loonen en tevens de huren. Wil men het kiesrecht ontnemen men verlaagt beiden.
Bedenkelijker nog dan de mogelijkheid van kiezersteelt is deze macht aan de bezittende klassen gegeven om een door de wet gewaarborgd burgerrecht te doen vervallen. Verlaging van het loon is daartoe veelal voldoende en indien de arbeiders zich zouden willen verzetten, b.v. door eene werkstaking, dan zijn zij uit dien hoofde toch oogenblikkelijk hun kiesrecht kwijt.
| |
| |
Is het den patroon en zijne vrienden iets waard dan kan hij ook de woninghuur verlagen en politiek op de meest praktische wijze met philantropie verbinden. De kiezers die op de grens van het kiesrecht staan worden feitelijk met handen en voeten gebonden aan de bezittende klassen overgeleverd. Zoet zijn of niet kiezen!
Natuurlijk zal men zeggen dat dit alles hersenschimmige gevaren zijn. Bij uitzondering, nu ja! Maar over het algemeen zijn de Nederlanders een braaf volk. Brave belastingbetalers, zullen zij ook brave kiezers zijn! Waar is het, dat wij in ons gezegend vaderland vele kristallijne zielen hebben, die geen kwaad willen denken van hun medemenschen. Jammer dat er ook anderen zijn en altijd geweest zijn, heel kalm, heel leuk in hun woorden, maar die, als het aankomt op eigenbelang of partijbelang of standsbelang, alles behalve leuk zijn in hun daden.
In waarheid komt het er niet alleen op aan hoeveel nieuwe kiezers worden gemaakt maar vooral ook hoe.
Ik kan mij begrijpen dat men den arbeiders het kiesrecht niet wil schenken; maar de zaak zoo aan te vatten als de heer Van Houten doet is geen gezonde politiek. Het ontwerp is - ik zeg niet naar de bedoeling des ontwerpers - in geheel de subsidiaire regeling die het voorstelt, eene schijnvertooning. Gij geeft den arbeider het politieke wapen dat hij eischt, maar als Mefisto staat gij ter zijde en zegt tot Faust: stoot toe, ik pareer.
Het ontwerp van den heer Tak van Poortvliet kon men wellicht ongrondwettigheid verwijten, men kon ernstige bezwaren opperen tegen zijn beleid, maar het was eene regeling die het kiesrecht losmaakte van bezit en belasting en den ganschen arbeiderstand tot politieke mondigheid verheffen wilde. Het ontwerp van den heer Van Houten eerbiedigt de Grondwet, maar met miskenning van het streven der arbeidende klasse naar politieke emancipatie. Met een census als voornaamste kenteeken geeft het eene regeling, die willekeurig burgers van gelijken stand en levensstelling scheidt, die alle vastheid mist en het kiesrecht van hen die sociaal afhankelijk zijn in de hand legt van patroons en woningeigenaars.
De kansen voor zulk eene regeling zouden uiterst gering zijn in iedere vereeniging waar de hooge politiek niet tal van redenen aan de hand gaf, die met de mérites der zaak zelve
| |
| |
niets te maken hebben. Voor democraten en sociaal-liberalen echter schijnt het ontwerp mij volstrekt onaannemelijk.
| |
II.
De sociaal-liberalen hebben de breuk met de rechterzijde der vroegere liberale partij geforceerd op de kiesrechtquaestie. Het goed beleid in deze zaak schijnt mij nog steeds betwijfelbaar. Men zou waarschijnlijk verder geweest zijn, indien men niet alles tegelijk had begeerd. Met de leidende hand in eene sterke partij had men beter voorwaarden kunnen bedingen dan thans de tegenpartij ooit kan toestaan. De electorale quaestie is bovendien op zijn best een zwak fundament voor eene partij die haar kracht moet vinden in zelfstandige sociale politiek. Wat mij eindelijk schijnt overwegend te moeten zijn in onzen tijd van politieke fractiën en kartels is dit, dat de combinatie die den stembusstrijd wint, aan het gezamenlijk program getrouw blijve en dus dat program als eene transactie opvat en interpreteert.
De leidende politieke mannen hebben er echter anders over gedacht. Men heeft gemeend dat de kiesrechtquaestie eene ware toetssteen is van partijverhouding. Men was van oordeel dat de beginselen die men vooropstelde geene transactie toelaten; dat men niet kon toestaan dat de kiesrechtregeling een halve maatregel zou zijn. De zaak der arbeiders als eigen zaak aanvaardende wilde men trouw zijn aan allen en stelde als in gemeene gevaren den eisch: allen of geen. Zoozeer was men van het belang der zaak vervuld dat men zelfs eene kamerontbinding, ondernomen onder al de verwarring die het ineenzinken eener machtige partij moest vergezellen, gerechtvaardigd heeft geacht.
De kloof is thans ondempbaar geworden. Een gezamenlijk optreden der beide gescheiden fractiën ware wellicht ook na de ontbinding niet uitgesloten geweest. De conservatief-liberalen hebben geen poging in die richting aangewend. Zij hebben meer en meer steun gezocht bij de uiterste conservatieven en bij de clericalen; anderzijds is ook het steunpunt der sociaal-liberalen gewijzigd. Zij vormen thans niet meer eene fractie, maar eene zelfstandige partij. Zullen zij thans een voorstel kunnen aannemen, op zijn best even ongunstig als de trans- | |
| |
actie, die door hen vroeger met verontwaardiging werd van de hand gewezen? Het komt mij voor, dat de jonge en om vele redenen zwakke partij daarmede de grootste fout zou begaan, die op dit oogenblik begaan kan worden. Zij zoude haar eigen raison d'être loochenen. Zij zoude bewijzen eene fractie te zijn, die hoog spel weet te spelen, geen partij, wier ja en neen alleen worden bepaald door haar beginsel.
Toch zal voor velen de verleiding groot zijn om, na eenig tegenstribbelen, na protest, na min of meer ernstige pogingen tot verbetering met de regeering mede te gaan. Het ontbreekt niet aan adviezen in dezen zin.
Ongeduldigen zullen er zijn, die nu eindelijk iets willen doen. Laten wij nu dit aannemen, wat wij nu krijgen kunnen. Het is althans een stap in de goede richting. Wat wij niet in eens bereiken kunnen, zullen wij in twee étapes volbrengen. Maar ziet men dan niet in hoe gevaarlijk dit spelen is in de kaart der tegenpartij? De taktiek vermoordt de politiek. Zijt gij zoo zeker, dat deze eerste stap door een tweeden zal kunnen gevolgd worden? Ja, indien gij alleen waart, indien gij alleen de lakens hadt uit te geven! Maar er zijn nog anderen, die ook iets in de melk te brokkelen hebben. Weet gij wel, dat deze étape niet tevens voor langen tijd de laatste zal zijn? Wanneeer eens deze kieswet zal zijn tot stand gekomen, zult gij dan aandringen op nieuwe uitbreiding of niet? Zoo neen, dan zult gij uw program, uw eischen van rechtvaardigheid, uw leuze van gelijke politieke rechten in den steek laten. Zoo ja, dan zult gij de rol gaan spelen van obstructionisten.
Wie zullen het dan zijn, die zullen eischen sociale hervorming? De oud-liberalen en de katholieken. Men meene toch niet, dat er eene enkele hervorming is, waarvan de jonge sociaal-liberale partij het monopolie heeft. Pensioenregeling voor arbeiders, verzekeringskassen voor ongelukken, verbetering van woningen, verbetering van de verhouding van pachter en landeigenaar, herziening der armenwet, regeling der gemeente-financiën; - dat alles zal men op de conservatieve agenda zien verschijnen. Maar dat alles zal men regelen, zooals men zelf wil, in de kleine, beperkte, onvoldoende maat, die de conservatieve beginselen eischen. Telkens weder zal men voorspiegelen een onbepaalde sociale hervorming te bereiken, nadat men toegestemd heeft in een maatregel, dien men afkeurt, en als het beloofde
| |
| |
ontwerp er is, is het niets dan eene nieuwe teleurstelling. Al deze transactiën met eigen beginselen zullen worden vergoêlijkt als stappen in de goede richting, maar in het wezen der zaak gaat men in het gevolg der oudere partij, hare positie versterkend, hoe langer hoe meer door kleine concessies een radicale hervorming onmogelijk makend. Zoolang men bijt in dit lokaas, blijft men aan den haak.
Meent men, dat de conservatieven willen stilzitten? Schrijft men iedere hervorming als eene voorloopige overwinning te goed? Het is een volkomen miskenning van den waren staat van zaken. De conservatieven zijn practische menschen, die rekening houden met de omstandigheden. Zij weten uitmuntend, dat de politiek van thans niet meer de politiek kan zijn van vóór vijftig jaren. Hun beginselen zijn onveranderd, maar zij eischen in andere omstandigheden andere toepassing, en men is daarenboven gereed een of meer paarden aan de wolven op te offeren, om de anderen te behouden.
Het streven der conservatieven is, van hun standpunt zeer terecht, voor de maatschappelijke orde, die zij willen behouden, een stevige vesting te bouwen. En wie zijn het, die de steenen aandragen? De opportunistische radicalen! De eerste stappers en de bewonderaars van een goed stuk werk.
Inderdaad, menig goed stuk werk wordt dwars over uwen weg opgericht, dat gij steen voor steen weer zult moeten afbreken, wanneer gij uw idealen wilt nader treden.
De sociaal-liberale partij heeft een zeer moeielijken tijd vóór zich. Ook de politieke geschiedenis in andere landen kan dit leeren. Zij stelt zich tusschen het conservatisme en de sociaal-democratie, tusschen de partij, die den vooruitgang grootendeels afhankelijk stelt aan de vermeerdering van het kapitaal en de concurrentie van vrije individuen, en de partij, die streeft naar een maatschappelijke gemeenschap van productiemiddelen en eene suprematie van den arbeid. Doch deze middenpartij tast nog naar een vasten grond, zoekt nog naar den gevaarvollen weg tusschen Scylla en Charybdis. Zij heeft rechts en links partijen met sterke en helder in het bewustzijn liggende beginselen, beginselen die tegelijk eene verklaring zijn der oeconomische verschijnselen en een richtsnoer van hervorming. En zij zelve heeft noch eene eigene methode noch een eigen theorie. Zij moet haar steun vinden in het onbewuste en
| |
| |
in de ethische reactie tegen hardheid en onrecht. Deze oorzaak van hare zwakheid is een bewijs van haar jeugd en een belofte der toekomst. De sterke partijen die zij thans tegenover zich ziet zijn begonnen als zij; ook zij hebben hunne gevoelsperiode doorleefd voor zij verstandspartijen werden; ook zij hebben zich eens gerecruteerd uit de idealisten en vooruitstrevenden.
Maar het kind, dat later een reus worden kan, is toch blootgesteld aan al de gevaren der kindsheid. En zoolang het groote verstandswerk van eene herziening der maatschappelijke theoriën nog onvolbracht is, moet de partij drijven op persoonlijke aspiratiën en telkens veranderende schakeeringen van inzicht.
Hare eigene zwakheid moet de grootste zorg zijn der jonge partij en waar zij duidelijk een beginsel ziet doorblinken, waar zij zich op eenig gebied een klaar doel heeft gesteld, moet zij meer dan de andere partijen getrouw zijn aan zich zelve, afwijzende alle compromitteerende concessies, meer bezorgd voor het behoud harer levenskracht dan voor de kansen van een dadelijk succes. Wat zij kon en moest doen als fractie kan en mag zij niet meer doen als zelfstandige partij. Wanneer zij zelfstandig optredende met eigen programma en eigen leuze zich laat verleiden om telkens hand- en spandiensten te doen voor anderen, zal zij telkens weder de elementen, die zij tot zich had getrokken, naar rechts en links zien ontwijken en eene partij zijn van ontevredenen en ideologen zonder suite of consistentie.
De sociaal-liberale partij staat sedert kort op eigen beenen en het is niet meer dan natuurlijk dat velen den weg willen volgen door hare moederpartij voor haar afgebakend. Zij zij echter voorzichtig. Op dien weg ligt voor haar misschien nu en dan eenige buit, maar geen zelfstandigheid, noch roem, noch eindelijke victorie.
| |
III.
Waarop steunt bij de ontworpen kiesrechtregeling de regeering? Het blijkt niet. Zij leunt rechts en lonkt links. De heer Roëll heeft een ministerie gevormd, uitsluitend samengesteld uit conservatief-liberalen. Welke gedachte hem heeft geleid is niet duidelijk. Wilde hij een mini- | |
| |
sterie vormen uit de conservatieve meerderheid die bij de stembus had overwonnen? Hij had dan echter katholieke en antirevolutionaire bondgenooten behooren te nemen. Meende hij op te treden als vertegenwoordiger der oude liberale partij? Hij had dan de vooruitstrevende fractie niet mogen voorbijgaan. Zijne kabinetsformatie negeert den nieuwen politieken toestand. De conservatief-liberalen zijn gewend zich het monopolie van regeerkracht toe te kennen. Maar de schoone dagen van Aranjuez zijn voorbij. Gij moet voortaan kiezen of deelen. Gij moet uw politiek verleden loochenen en samenwerken met de clericalen of gij moet steun zoeken bij de radicalen en transigeeren met uw sociale beginselen. Een groote regeerkrachtige liberale partij bestaat niet meer. De liberalen van vroeger kunnen niet meer de wet dicteeren, zij kunnen alleen regeeren als bondgenooten en de regeeringsmeerderheid kan voortaan alleen zijn eene kartelmeerderheid. Willen zij toch op eigen houtje evenals vroeger politiek drijven dan kan het niet anders zijn dan avontuurlijke politiek, een politiek die hoopt op gelukkige kansen en op de fouten der tegenpartij.
Waar de regeering heenstuurt met haar ontwerp is onmogelijk te gissen. Het is ook zeer de vraag of het wel tot een stemming zal komen. Voor wij zoover zijn moeten wij nog eerst een fraai stuk belastingwerk gereed hebben en het schijnt mij zeer twijfelachtig of deze tabelregeling, die het geknutsel met locale omstandigheden zal bestendigen en de gemeente-finantiën verder dreigt te ontwrichten, genade zal vinden. In ieder geval behoeft eene objectieve behandeling van het belastingontwerp niet te lijden door het lokaas der kiesrechtregeling. De heer Pierson was verstandiger; hij liet zich zoo niet in de kaart kijken.
Wat echter als men werkelijk zoover komt? Het is mogelijk dat de regeering steun blijft zoeken bij de ontbindingsmeerderheid en dat deze, met eenige kleine concessiën tevreden, aaneengesloten de regeering zal steunen. De taak der minderheid is dan gemakkelijk. Zij kan aan de tegenpartij alle verantwoordelijkheid laten en zelve hare handen wasschen in onschuld.
De moeielijkheid zal eerst komen wanneer het blijkt dat de proef waaraan de gecombineerde rechterzijde wordt onderworpen, haar te machtig is.
Het is inderdaad niet onmogelijk dat sommigen al te zeer
| |
| |
het overwicht van het platteland zullen duchten en men anderzijds huiverig is voor een uitbreiding die, zonder ‘correctieven’ een al te aleatorisch karakter draagt. Dreigt daardoor de wet te vallen en wenkt de regeering, dan is de verleiding zeker groot de helpende hand uit te steken. De minderheid zal natuurlijk in ieder geval alles doen om het ontwerp in haar geest te wijzigen, doch het is niet waarschijnlijk dat zij zal slagen. Het is een ander beginsel dan het hare, dat zij tegenover zich ziet. Maar juist daarmede mag zij niet transigeeren. Valt de wet, welnu zij valle omdat de regeling veroordeeld is. Valt de regeering, zij valle omdat eene regeering moet steunen op partijen, niet boven de partijen mag zweven. Er zal dan zeker geen positief resultaat zijn verkregen; maar men bedenke dat een negatief resultaat altijd beter is dan een slecht resultaat. De minderheid kan dan aansturen op grondwetherziening of op eene regeling die een bona fide kiesrecht vestigt op een direct bewijs van oeconomische zelfstandigheid. Zij houdt haar eigen weg open en haar eigen vlag hoog.
P.W.A. Cort van der Linden.
|
|