Bibliographie.
Georges Eekhoud. Mes Communions. Bruxelles, Henry Kistemaeckers. 1895.
Hij is niet keurig in de keus van zijn vrienden, de schrijver van deze novellen, en zijn sympathieën, zijn ‘communions’ zijn niet met ‘fils de famille’ - zoo geheeten waarschijnlijk omdat bij de anderen de familie niet meerekent - niet met de ‘nette menschen’, de braven en rechtvaardigen naar de wereld. Chardonnerette, Appol en Brouscard, uit de naar hen genoemde novellen, Daniel Thévenot uit Une mauvaise rencontre behooren tot de laagst gezonkene en meest gedepraveerde schepselen, tot die welke de buitenwijken en verloren uithoeken van de groote steden onveilig plegen te maken. Tot de braveren behooren Rik uit Le coq rouge, een straatarme wees, de schrik van zijn dorp, en Burch Mitsu, een jonge Oostender visscher, die als aanvoerder van een oproer den dood vindt. Maar van wat voor gehalte zijn kennissen ook wezen mogen, deze Samaritain des lettres, zooals zijn vriend, een Antwerpsch koopman, hem pleegt te noemen, voelt diep voor al de maatschappelijk misdeelden, voor al de ellendigen, voor al de ‘las-d'aller’ van de stad en van het land zonder onderscheid, en wanneer hij zich met hen inlaat, dan is het niet om met een zeker medelijden hen uit de hoogte te beklagen en hunne handelingen te vergoelijken, maar om met hen mee te leven en zoo de verklaring, haast de verheerlijking, te vinden van al de daden van deze paria's der samenleving.
Hoe groote artistieke eigenschappen de Belgische novellist in dezen bundel moge ontwikkelen, de onpartijdigheid, de kalmte van den kunstenaar, die boven zijn onderwerp staat, moet men hier niet zoeken. Georges Eekhoud staat midden in zijn onderwerp; hij trilt van verontwaardiging over de maatschappelijke onrechtvaardigheid waarvan hij in de onderste lagen der samenleving - daar, waar de eigenlijke samenleving ophoudt - overal de slachtoffers meent te vinden, en zijn pen trilt mede in zijn hand.
Al beletten deze opwinding, deze in ons oog vaak onverdedigbare sympathieën zijne vertellingen niet van een eigenaardige, zeer oorspronkelijke schoonheid te zijn, het hoogst staat Eekhoud waar hij, in de grootste zijner novellen, Burch Mitsu, een geval van sociaal onrecht behandelt, waarvoor wij allen medegevoelen kunnen. In deze novelle, die, als tegenhanger van Loti's beroemd boek, Pêcheurs d'Ostende tot titel zou kunnen hebben, wordt de strijd van de Oostender visschers tegen de rijke reeders en groote vischhandelaars, die hen exploiteeren, en tegen de Engelsche visschers, die hun het karig brood voor den mond komen weghalen, in al zijn hevigheid maar toch met groote soberheid geteekend. De schrijver laat zich het goedkoop effekt ontgaan van de tegenstelling tusschen de rijke badgasten in hun vadsige weelde en de arme, zich voor hen afslovende visschers, die nauwelijks