| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Amsterdam, 25 Augustus.
De democratische strooming, welke de negentiende eeuw kenmerkt, vertoont zich slechts bij tusschenpoozen aan de oppervlakte. Voor den weinig nadenkenden beschouwer van ons staatkundig leven heeft het soms allen schijn, alsof het autrocratisch régime, ondanks alle omwentelingen, nog weinig van zijne kracht heeft verloren. Het aandeel aan de regeering, dat het volk in de meeste Europeesche staten heeft weten te verwerven, wordt soms jaren lang noch opgeëischt, noch uitgeoefend. Zelfs in zuiver constitutioneele landen is de invloed der kiezers van intermitteerenden aard, en kan de geschiedenis wijzen op tijdperken, waarin de volkssouvereiniteit niet meer dan eene phrase schijnt te zijn.
Toch komen in het leven der volkeren nu en dan oogenblikken voor, waarin ook de behoudsmannen moeten erkennen, dat de kracht der traditie is gebroken, en dat zelfs de grootsten onder hen niets zijn en niets vermogen zonder den wil en de medewerking van hetzelfde volk, dat zij in den regel als eene ontoerekenbare en onmondige schare met minachting plegen te behandelen; - oogenblikken, waarin de wereldgeschiedenis niet wordt gemaakt in de kabinetten der diplomaten, maar waarin de machtigen der aarde geduldig en deemoedig moeten wachten op de uitspraak van de groote massa. Dan herinnert men zich de woorden van Victor Hugo:
Oh! disais-je, la main sur mon front étendue,
Philosophie, au bas du peuple descendue!
Des petits sur les grands grave et hautain regard!
Où ce peuple est venu, le peuple arrive tard;
Mais il est arrivé. Le voila qui dédaigne!
Il n'est rien qu'il admire, ou qu'il aime, ou qu'il craigne.
| |
| |
Il sait tirer de tout d'austères jugements,
Tant le marteau de fer des grands événements
A, dans ces durs cerveaux qu'il façonnait sans cesse,
Comme un coin dans le chêne enfoncé la sagesse!
Ook thans schijnt voor ons werelddeel zulk een oogenblik te zijn gekomen. Niet dat ergens de vaan des oproers omhoog dreigt te worden geheven, of dat de democratie geweld zal aanwenden om hare rechten te veroveren of te handhaven. Integendeel, overal heerscht de meeste kalmte en rust. Maar voor nog het jaar ten einde zal zijn, zullen in drie groote rijken de kiezers uitgenoodigd worden, om hunne stem te doen hooren, en zoolang die uitspraak niet bekend is geworden, zijn de gewone leiders der Europeesche politiek tot werkeloosheid gedwongen en tot machteloosheid veroordeeld. Feitelijk kan men zeggen, dat de naaste toekomst van Europa, menschelijkerwijze gesproken, ligt in de handen der Engelsche kiezers, al valt het niet te ontkennen, dat ook de algemeene verkiezingen in Frankrijk en - schoon in veel mindere mate - ook die in Duitschland, gewicht in de schaal kunnen leggen.
Zal het conflict tusschen Engeland en Rusland op vreedzame wijze kunnen worden opgelost? Zal het Egyptische vraagstuk, zoo nauw verwant met de gansche Oostersche quaestie, ophouden voor alle regeeringen eene bron van bezorgdheid te wezen? Zal Frankrijk weerstand blijven bieden aan de opruiende taal zijner chauvinisten en revanche-mannen? Zullen wij op het politieke schaakbord geheel nieuwe combinatiën zien ontstaan, oude vrienden van elkander zien vervreemden, oude vijanden tot bondgenooten zien worden?
Voor een zeer groot deel hangt het antwoord op al deze vragen af van het lot van het ministerie-Salisbury. Behoud van dit kabinet beteekent eene nauwe aansluiting tusschen Engeland en de beide groote conservatieve mogendheden van Centraal-Europa, eene verschuiving van het zwaartepunt der Europeesche staatkunde, die tot een geheel nieuwe groepeering van belangen aanleiding zou geven. Dat Rusland daarbij de verliezende partij zou zijn, kan moeielijk worden betwijfeld. Ook voor Frankrijk zou zulk eene combinatie weinig goeds beloven.
Het is waarlijk te betreuren, dat de gewone kansrekening ons hier geheel in den steek laat. Wat zullen de twee millioen nieuwe kiezers doen, die, dank zij het compromis tusschen den heer Gladstone en Lord Salisbury, in November voor het eerst in het
| |
| |
genot van hunne rechten als staatsburgers zullen komen? Zullen zij zich laten beheerschen door den wensch, om aan hun land den vroegeren invloed op de lotgevallen van Europa weer te geven, ten koste van eene periode van stilstand in eigen kring? Zullen zij de fouten der buitenlandsche politiek van den heer Gladstone breed uitmeten, en zich door de verdeeldheid onder de liberalen laten terughouden van het besluit, om nogmaals hunne belangen aan den grand old man toe te vertrouwen?
Op dit oogenblik durft geen der beide partijen in Engeland zich de overwinning bij de stembus toeschrijven. De heer Gladstone zoekt op de golven der Noordzee en in de Scandinavische fjords herstel voor eene geschokte gezondheid, maar het is nog onzeker of hij - zoowel in eigenlijken als in overdrachtelijken zin - zijne stem zal kunnen verheffen ten gunste der door hem zoo langen tijd en op zoo roemvolle wijze verdedigde zaak. Bij gebreke aan eene gemeenschappelijke leuze, moet de persoon van den ex-premier het vereenigingspunt worden van Whigs en radicalen. Op den heer Gladstone is dan ook bijna uitsluitend de hoop gevestigd der tegenwoordige meerderheid, om, krachtiger dan te voren, de taak weder te kunnen aanvaarden, die zij thans, in arrenmoede, op de schouders der conservatieven heeft geladen.
Deze laatsten, het moet erkend worden, weten zich het interregnum ten nutte te maken. Nu het Parlement uiteengegaan is, kan men gedurende eenige maanden het gevaar, dat het nieuwe kabinet als a ministry on sufferance bedreigde, als geweken beschouwen. Doch reeds dadelijk na zijn optreden heeft Lord Salisbury het zwaartepunt zijner werkzaamheid gezocht in de wijziging der diplomatieke verhoudingen, eene werkzaamheid, die zich aan de onmiddellijke contrôle van het Parlement onttrekt. Het Engelsch-Russisch conflict houdt hij slepend; hij zou er slechts een einde aan kunnen maken ten koste van groote concessiën aan Rusland, en wanneer het hem gelukt, nieuwe verbindingen aan te knoopen, zal hij het zijn, die aan Rusland de wet kan stellen.
In het aanknoopen dezer verbindingen toont Lord Salisbury beter diplomaat te zijn, dan de heer Gladstone. Deze laatste was er in geslaagd de regeeringen van bijna alle groote en kleine mogendheden van zich te vervreemden. Vooral tegenover Duitschland was zijne politiek kleingeestig geweest, en de heer von Bismarck is er de man niet naar, om lijdelijk toe te zien, als men zijne
| |
| |
plannen tracht te dwarsboomen. Voor speldeprikken is de rijkskanselier vrij wat gevoeliger dan voor knodsslagen, en tevens valt het hem moeielijk, zich niet met minachting uit te laten over den tegenstander, wiens oppositie tegen Duitschland's koloniale politiek geheel het karakter eener noodelooze plagerij droeg, omdat het verzet, met groot vertoon begonnen, geen enkele maal flink werd volgehouden. De heer Von Bismarck is veel te voorzichtig om thans reeds te handelen, alsof aan een conservatief ministerie in Engeland een levensduur van eenige jaren verzekerd was, maar hij kan, op persoonlijke gronden, met Lord Salisbury gansch anders omgaan dan met den heer Gladstone, die in alle opzichten zijn tegenvoeter is, die geen enkel doel, geen enkel streven met hem gemeen heeft, en zich alleen warm maakt voor zaken, welke den anti-liberalen Duitschen staatsman een doorn in het oog zijn.
Lord Salisbury heeft van deze persoonlijke stemming goed gebruik gemaakt. Toen er over de bezetting der St. Lucia-baai en later over de verhouding van de Duitsche kolonisten tot den Sultan van Zanzibar eenig verschil van meening ontstond, was de Engelsche regeering zoo vriendschappelijk en zoo hulpvaardig mogelijk. De Duitsche pers waardeerde deze vriendelijke gezindheid, en in de officieuse bladen kon men weder het betoog vinden, dat Engeland en Duitschland natuurlijke bondgenooten waren, of liever - omdat de verhouding tusschen Duitschland en Oostenrijk tegenwoordig inniger dan ooit is -, dat Engeland niets beters kon doen, dan zich aan te sluiten bij de alliantie der beide groote mogendheden van Centraal-Europa. Opmerkelijk is het, dat hierbij van Rusland geen sprake is. De bijeenkomst te Skiernewicz is niet door eene tweede gevolgd; Keizer Wilhelm en keizer Franz Joseph hebben elkander te Gastein, in tegenwoordigheid van ieder, die het zien wilde, omhelsd en gekust; de czar zal door den Oostenrijkschen keizer te Kremsier worden ontvangen met meer ceremonieel en minder openbaarheid, - eene afwijking van het Gasteiner programma, die reeds door de zorg voor de veiligheid van den Russischen monarch voorgeschreven is; - maar van eene samenkomst van keizer Wilhelm met den czar verneemt men niets. De heer Von Bismarck wil zich klaarblijkelijk de handen niet binden. Het zou immers binnen korten tijd noodig kunnen worden, dat men den Russischen bondgenoot aan zijn lot overliet, als Engeland zich in staat achtte, om ter wille van de Centraal-Aziatische quaestie het zwaard uit de scheede te
| |
| |
trekken; het zou zelfs noodig kunnen zijn, dat men den vriend van Skiernewicz te Constantinopel een weinig tegenwerkte, - derhalve: liefst geen tweede Skiernewicz.
Doch Lord Salisbury had nog meer goed te maken, dat zijn voorganger had bedorven. Ook tot den sultan moest de Engelsche regeering in eene betere verhouding komen. Het liberale kabinet had zich om de rechten der Porte nooit meer bekommerd, dan de onderlinge naijver der groote mogendheden onvermijdelijk maakte. Het had een man aan zijn hoofd, die the unspeakable Turk steeds met woord en daad had bestreden. Het had den raad van Von Bismarck in den wind geslagen, om met medewerking van den sultan tot de oplossing der Egyptische quaestie te komen. Het had de vertoogen van den gewonen gezant, Musurus-Pacha, en van den buitengewonen gezant, Hassan Fehmi-Pacha, aangehoord, zonder er de minste notitie van te nemen. Het had Egypte bezet, en daar als heer en meester huisgehouden; over het grondgebied der Porte beschikt, als ware het zijn eigen geweest. Geen wonder, dat de schrijver der Bulgarian horrors te Constantinopel werd gehaat met een volkomen haat; geen wonder ook, dat toen het liberale ministerie door een conservatief kabinet werd vervangen, het wantrouwen der Porte tegenover de Engelsche regeering bleef bestaan.
Toch moest dit wantrouwen worden overwonnen. Want er stonden nog gansch andere belangen op het spel, dan de regeling van de Egyptische quaestie of de beslissing over de toekomst van Soedan. Bleef Turkije bij het uitbreken van een oorlog tusschen Engeland en Rusland neutraal, dan zou de Zwarte Zee voor de Engelsche vloot gesloten, en het eenige kwetsbare punt van het onmetelijke Russische rijk voor den vijand onbereikbaar zijn. Sloot daarentegen de Porte met Engeland een of- en defensief verbond, dan zouden de oorlogskansen voor Rusland buitengewoon ongunstig worden.
Lord Salisbury heeft Sir Henry Drummond Wolff als buitengewoon gezant naar Constantinopel gezonden, naar het heet, om met den sultan eene overeenkomst te sluiten betreffende de Egyptische quaestie, maar klaarblijkelijk tevens, om zich met de Porte te verstaan over eene mogelijke samenwerking in een oorlog met Rusland. Het resultaat dezer zending wordt natuurlijk allerwegen met groote spanning afgewacht. Wat zal de sultan doen? Ziedaar, wat men overal vraagt. Wat kan hij doen? zou men liever moeten vragen.
| |
| |
Turkije toch heeft het behoud van zijne plaats in het Europeesch concert uitsluitend te danken aan den onderlingen naijver der groote mogendheden. Reeds menigmaal is de nalatenschap van den zieken man in gedachten verdeeld, maar nog nooit is eene verdeeling gevonden, die door alle erfgenamen werd goedgekeurd. En zoolang dit niet gebeurd is, wordt Turkije, in naam van het Europeesch evenwicht, op de been gehouden. Rusland en Oostenrijk slaan begeerige blikken op Constantinopel en Salonica; Engeland, Frankrijk en Italië beschouwen de kustlanden der Middellandsche zee als hun rechtmatigen buit. Maar niet zoodra is eene dezer mogendheden op het punt gekomen, van zijne wenschen vervuld te zien, of van alle zijden wordt haar het ‘Hands off!’ toegeroepen. Zoo is het Rusland gegaan, toen het in 1878 de vruchten van een bloedigen en kostbaren oorlog meende te kunnen plukken.
Deze teedere belangstelling der onpartijdige mogendheden dient echter beloond te worden door dankbare gehoorzaamheid aan de wenschen der machtige beschermers en strikte onthouding van alles, wat voor de uiting eener bepaalde voorliefde zou kunnen worden gehouden. Zoo is de Porte genoodzaakt, om iedereen naar de oogen te zien, terwijl zij met niemand gemeene zaak kan maken, indien zij geen gevaar wil loopen, om de beschermers te zien veranderen in even zoovele vijanden, die zich zelf ruimschoots schadeloos stellen voor de voorkeur aan een enkelen betoond. Zoo zal zij ook dezen keer voor de eer van het Engelsche bondgenootschap moeten bedanken, omdat zij niet sterk genoeg is, om zich Rusland en Frankrijk, Duitschland en Oostenrijk tot vijanden te maken.
Vooral in de gegeven omstandigheden zou een bondgenootschap met Engeland voor de Porte bedenkelijk zijn, omdat deze niet de minste zekerheid zou hebben, dat het conservatieve ministerie na de verkiezingen zijne beloften zou kunnen gestand doen. En dit bezwaar doet zich ook gelden ten opzichte van de andere voorstellen, welke Sir Henry Drummond Wolff uit naam zijner regeering zal doen.
Naar men beweert, heeft de buitengewone gezant in last gekregen, den sultan aan te bieden: volkomen erkenning zijner suzereiniteit over Egypte; tijdelijke bezetting van dit land door Engelsche en Turksche troepen; bezetting van Soedan door een Turksch expeditie-leger, waarvan de kosten door Engeland zouden worden gedragen. De sultan zou zich echter moeten onthouden van iedere
| |
| |
inmenging in de binnenlandsche aangelegenheden van Egypte en zijne troepen zouden, tegelijk met die van Engeland, het Nijldal moeten verlaten.
Zooals men ziet, worden Abdoel-Hamid twee zaken aangeboden: prestige en geld. Beiden worden te Yildiz-Kiosk op hoogen prijs gesteld, en toch komt ons de aanneming der Engelsche voorstellen, als zij ten minste in den bovengeschetsten vorm gedaan zijn, niet waarschijnlijk voor. Zij kunnen wel de basis vormen van nieuwe onderhandelingen over de Egyptische quaestie, maar Lord Salisbury zal evenmin als de heer Gladstone in staat zijn, om dit vraagstuk op te lossen zonder de medewerking van het geheele Europeesche concert. Reeds is men iets nader tot die oplossing gekomen, tengevolge van de toestemming der mogendheden tot het uitgeven der door haar gezamenlijk gewaarborgde leening. In den dringendsten geldnood is hierdoor voorzien en met de uitbetalingen der schadeloosstellingen voor verliezen, bij den brand en het bombardement van Alexandrië geleden, is een aanvang gemaakt. Doch tevens heeft de heer Von Bismarck van deze gelegenbeid gebruik gemaakt, om te zorgen, dat hij in het vervolg niet slechts tot de belangstellenden, maar ook tot de belanghebbenden zou worden gerekend. Hij knoopte aan zijne toestemming tot het uitgeven der leening de voorwaarde vast, dat een derde van het bedrag voor Duitsche inschrijvers zou worden gereserveerd. Deze zestig millioen Mark aan Egyptische effecten in de trommels der Duitsche geldbeleggers zullen ongetwijfeld krachtig medewerken, om ook in Duitschland belangstelling voor de Egyptische quaestie te wekken.
De Engelsche Premier bepaalt zich intusschen niet tot pogingen om met Duitschland en met Turkije op beteren voet te komen. Volgens de République Française heeft hij zich, voor het geval van een conflict met Rusland, van de hulp van China verzekerd, en volgens Italiaansche bladen worden de onderhandelingen met het kabinet-Depretis over samenwerking in de Egyptische quaestie nog steeds voortgezet.
Zeker zullen niet al deze combinatiën gelukken, maar het feit blijft bestaan, dat een goed deel van Europa de Engelsche regeering thans op een geheel andere wijze beoordeelt, dan twee maanden geleden. In Rusland begrijpt men dit volkomen goed. Ofschoon de officieuse pers aldaar zich veel moeite geeft om aan te toonen, dat er tusschen Duitschland en Engeland tegenstrijdigheid van belangen
| |
| |
bestaat, die de gedachte aan een blijvend samengaan uitsluit, en dat de hartelijkheid der betrekkingen tusschen de drie keizers in geen enkel opzicht is gewijzigd of verminderd, toont de Russische regeering toch in de Centraal-Aziatische quaestie eene wijze toegeeflijkheid, waaruit zeker niet volgt, dat zij eene spoedige beslissing wenscht, maar wel, dat zij het niet geraden acht, de schroeven op dit oogenblik al te sterk aan te zetten.
Hoe gunstig zich ook de buitenlandsche politiek van het tegenwoordige ministerie moge onderscheiden van die van het vorige, toch zal menigen Engelschen kiezer in November de keuze moeielijk vallen. Want al zijn de meeste ministers voorzichtig in hunne uitlatingen, vooral nu zij nog genoodzaakt zijn de paden hunner voorgangers te bewandelen, en al is dus de binnenlandsche politiek van het kabinet-Salisbury nog met een dichten sluier bedekt - de uitlatingen van sommige organen der conservatieve partij geven stof genoeg tot nadenken.
Weinige dagen geleden wijdde de Morning Post, die voor het orgaan van Lord Salisbury doorgaat, de volgende regelen aan de uitbreiding van het kiesrecht, die - zooals men weet - door samenwerking van liberalen en conservatieven tot stand kwam.
‘Deze wijziging der Britsche constitutie is een compromis tusschen de welopgevoede intelligentie en het ruwe geweld van het aantal. Omdat de moeielijkheden, waaronder de regeering gebukt ging, zoo groot waren, dat de wijsste lieden ter nauwernood de zaken konden gaande houden, daarom doen wij een beroep op de onontwikkelden om ons te helpen. Om dat de vereenigde wijsheid van de heeren Gladstone en Bright, van Lord Northbrook, Lord Hartington, Sir Ch. Dilke en de heeren Trevelyan en Chamberlain het land in een toestand van schandelijke verwarring heeft gebracht, zullen wij weldra een beroep doen op hunne bedienden, hun koetsiers, hun jagers, hun butlers en hun underbailiffs, opdat dezen, uit hunnen voorraad van natuurlijken aanleg, diepe geleerdheid en langdurige ervaring op het gebied van openbare belangen, ons mogen verrijken met die kennis, die geestdrift, die wilskracht en dat nauwgezet overleg, zonder welke het met geen enkele zaak ter wereld goed kan gaan. Eindelijk, omdat het grondbezit, de intelligentie, de natuurlijke bekwaamheden en de staatkundige ervaring onzer landbouwende en industrieele klassen het Parlement niet hebben voorzien van een aantal leden, groot genoeg om de groote staatsmachine behoorlijk
| |
| |
te doen werken, daarom doen wij een beroep op de lieden, die niets bezitten, die weinig weten en die geenerlei invloed in de schaal kunnen leggen.’
Zullen wij uit deze diatribe afleiden, dat de toepassing van een bijna algemeen stemrecht onder een conservatief ministerie gevaar loopt, of dat er pogingen zullen worden aangewend, om het gebied, dat de democratie op eene aristocratische oligarchie heeft veroverd, langs slinkschen weg weder terug te verkrijgen?
Wij gelooven het niet, en zien in de aangehaalde regelen meer eene uiting van spijt, dan een richtsnoer voor de toekomst. Tegen hun wil, maar aan een ijzeren noodzakelijkheid gehoorzamend, hebben de conservatieven thans voor de tweede maal moeten medewerken tot het invoeren van maatregelen, die aan het monopolie der grondbezitters, der squires en der parsons, den doodsteek toebrengen.
Où ce peuple est venu, le peuple arrive tard;
De Engelschman, - hij moge Tory, Whig of radicaal zijn - laat zich een eens verkregen recht als staatsburger niet meer ontnemen. Men zegt, dat de heer Von Bismarck, die nog steeds vasthoudt aan zijne voor bijna twintig jaren ontwikkelde leer, volgens welke het gemis eener vergoeding van staatswege aan de vertegenwoordigers der natie het noodzakelijk correctief is van het algemeen stemrecht, voornemens is zich niet langer tegen de bezoldiging der afgevaardigden te verzetten. Hij wil de ‘Diätenlosigkeit’ afschaffen, - maar eischt tevens afschaffing van de geheime stemming. In Engeland zou een staatsman, die zulk een reactionairen maatregel voorstelde, zijn ministerieelen zetel geen dag langer kunnen behouden. Er is dan ook, naar het ons voorkomt, geen reden om te vreezen, dat een Tory-régime een tijdperk zal worden van reactie. De katoenpolitiek van den heer Bright, tot welke ook de heer Gladstone zich schijnt te hebben bekeerd, zou zeker niet langer worden gehuldigd. Maar de door alle partijen erkende ontoereikendheid van leger en vloot zou de Jingo's - die men niet alleen onder de conservatieven moet zoeken - van groote dwaasheden terughouden. Zelfs de pogingen, om de freetraders te bestrijden onder de bedriegelijke leus van fair trade, schijnen weinig kans van slagen te hebben, omdat de Engelschen bij ervaring weten,
| |
| |
dat hunne vrijhandels-politiek op den langen duur de voordeeligste is. Ongetwijfeld zou de bevestiging van Lord Salisbury's gezag de vertraging der oplossing van eenige belangrijke maatschappelijke en staatkundige vraagstukken ten gevolge hebben; er zou geen sprake meer zijn van de scheiding van kerk en staat, van de afschaffing (of althans hervorming) van het Hoogerhuis, van eene uitbreiding der plaatselijke autonomie, van eene ingrijpende wijziging van het op middeleeuwsche leest geschoeide bestuur der stad Londen, van eene vrijzinnige oplossing der eedsquaestie. Maar wij zouden deze gedulds-oefening geen al te groote schade achten, indien zij den liberalen de gelegenheid kon geven om de verloren eenheid te herwinnen, hetzij door tot overeenstemming te komen omtrent de belangrijkste vraagstukken van den dag, hetzij door zich op nieuw te scharen om een leider, die hoog genoeg staat, om aan zijne volgelingen het achterstellen van persoonlijke meeningen te mogen voorschrijven.
Voor de Fransche kiezers is de keuze niet minder moeielijk dan voor de Engelsche. Wij hebben hierbij niet het oog op de betrekkelijk kleine minderheid van legitimisten, Orleanisten en Bonapartisten, die slechts één artikel in hun programma schrijven: ‘strijd tegen de republiek.’ Al werken in de meeste departementen deze drie fractiën, met verloochening van alle andere beginselen dan hun haat tegen den bestaanden regeeringsvorm, eendrachtig samen, toch zullen zij in de nieuwe Kamer ongetwijfeld slechts eene kleine minderheid uitmaken.
De tegenwoordige regeering is te zwak, om bij den verkiezingsstrijd een vereenigingspunt te vormen. Daarentegen treden dagelijks meer twee namen op den voorgrond: die van Clémenceau en van Jules Ferry. Was in de vorige maand het optreden van den eerste te Bordeaux het feit, dat alle pennen en tongen in beweging bracht, in deze maand is de door Ferry te Lyon gehouden redevoering het thema geweest voor elke belangrijke politieke discussie. Met de hem eigen stoutmoedigheid waagde de ex-premier zich in het hol van den leeuw, en kwam aan de radikale inwoners van Lyon betoogen, dat het verschil tusschen hen en hem rneer van quantitatieven dan van qualitatieven aard was. Hem hoorende, moesten de mannen der linkerzijde bekennen: Gij beweegt mij bijna, een opportunist te worden.
Bijna - maar niet geheel. Ongetwijfeld had Ferry gelijk, toen hij het als de taak van den regeeringsman schetste, zich te beper- | |
| |
ken binnen de grenzen der mogelijkheid, en van al de in theorie uiterst wenschelijke hervormingen en verbeteringen slechts die in zijn programma op te nemen, die in de naaste toekomst voor verwezenlijking vatbaar waren. Ongetwijfeld mocht hij wijzen op zooveel, dat hij, in volkomen overeenstemming met de beginselen der radikalen, had tot stand gebracht, terwijl zijne tegenstanders eene uitsluitend afbrekende, en daardoor onvruchtbare politiek vertegenwoordigden. Ongetwijfeld moet ieder, die buiten den partijstrijd staat, hem toegeven, dat men het streven naar scheiding van kerk en staat kan billijken en bevorderen, zonder daarom zijne toevlucht te nemen tot het plompe en gevaarlijke middel, om het geheele hoofdstuk ‘eeredienst’ uit de begrooting te schrappen. Maar even zeker is het, dat de critiek op de koloniale staatkunde der vorige regeering door den heer Ferry niet is wederlegd; dat de kostbare en betrekkelijk nuttelooze expeditiën naar verre streken door hem niet zijn gerechtvaardigd; dat zijn beroep op den onwederstaanbaren drang van den loop der gebeurtenissen eene armzalige uitvlucht was, en zijne omschrijving van de naaste toekomst als de ‘période de digestion’ van het nieuwe koloniale gebied niets meer dan eene klinkende phrase, die bij de aanraking met de werkelijkheid als een zeepbel uiteenspat. Ferry heeft, in zijne verdediging van het opportunisme, een zekeren zedelijken moed betoond; want voor hem, die naar het hoogste gezag streeft, is niets gemakkelijker, dan het opstellen van een programma, welks verwezenlijking een ultraradicalen hemel op aarde zou brengen, maar niets moeielijker, dan de bekentenis, dat zijn kunnen tegenover zijn willen eene uiterst bescheiden rol speelt. Hij heeft echter tijdens zijn bestuur de koloniale politiek gebezigd als eene
veiligheidsklep voor het chauvinistisch instinct der natie, en hij durft dit thans niet erkennen. De Tonkin-expeditie, met hare zeer problematische resultaten, is wellicht voor hem een noodzakelijk kwaad geweest, omdat daardoor grooter kwaad voorkomen is, maar men kan haar niet, zonder de waarheid in het aangezicht te slaan, voorstellen als eene op zich zelf lofwaardige en aanbevelenswaardige onderneming.
Ferry's rede te Lyon was eene poging om de radicalen, die hij te Hâvre van zich vervreemd had, te verzoenen Met de radicalen - zoo beweerde hij - kan eene republikeinsche regeering samenwerken; met de intransigenten nooit. De vraag is nu, of het hem gelukken zal, eene splitsing in de uiterste linkerzijde te weeg
| |
| |
te brengen. Clémenceau en zijne vrienden zouden niets liever doen, dan hun wellicht door eerlijke overtuiging bezielden, maar evenmin ‘salonfähigen’ als ‘regierungsfähigen’ nasleep verloochenen, maar zij kunnen dit niet doen, zonder een politieken zelfmoord te begaan, omdat zij in aantal tegen de opportunisten niet zijn opgewassen. De ‘rechts-republikeinen,’ de mannen van het Centre Gauche, betreuren Ferry's concessiën aan de radicalen, maar ook zij hebben als zelfstandige partij geen beteekenis, en zouden zich schamen voor een verbond met de anti-republikeinsche partijen. Eene blijvende, vaste meerderheid, die inderdaad a working majority is, en aan een ministerie de door Ferry terecht, voor Frankrijk vooral, onmisbaar genoemde stabiliteit verzekert, kan dus alleen worden verkregen door eene coalitie der republikeinsche middelpartijen.
Men verlieze hierbij niet uit het oog, dat het samengaan van de beide uiterste partijen uit Frankrijk reeds daarom eene ongerijmdheid is, omdat eene van haar een openlijk en verklaard tegenstander van den bestaanden regeeringsvorm is, terwijl bijvoorbeeld in Duitschland de tijdelijke coalitie van Fortschritt en Centrum zich tegen de regeering als persoon richt.
Transigeeren is een leelijk woord, dat naar beginselloosheid riekt. Maar intransigentie wordt het despotisme eener fractie, wanneer men haar tot regeeringsbeginsel wil verheffen. Opportunisten en intransigenten kunnen hun voordeel doen met de les, door Victor Hugo in zijn reeds boven aangehaald gedicht aan de koningen gegeven:
Ne faites point, des coups d'une bride rebelle,
Cabrer la Liberté qui vous porte avec elle;
Soyez de votre temps, écoutez ce qu'on dit,
Et tâchez d'être grands, car le peuple grandit.
De onafhankelijke politicus blijve in zijn studeervertrek vrij als een vogel in de lucht: de dienaar van den staat, die tot leiden en regeeren is geroepen, zal met Ferry moeten erkennen:
‘La mesure des sacrifices dont la nécessité s'impose est dans la moyenne de l'opinion, et l'art de soutenir comme celui de diriger un gouvernement consiste à dégager à chaque instant cette moyenne.’
E.D. Pijzel.
|
|