De Gids. Jaargang 49
(1885)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brazilië en Java.K.F. van Delden Laërne, Brazilië en Java. Verslag over de Koffiecultuur in Amerika, Azië en Afrika. 's Gravenhage, bij Martinus Nijhoff. 1885.Het is nu ruim 16 jaar geleden, dat een ervaren koopman, in den koffie-handel grijs geworden, eenige brochuresGa naar voetnoot1) schreef, waarin hij met cijfers aantoonde, dat de consumptie van koffie de productie zeer overtrof, en dat men weldra een koffie-nood te gemoet kon zien. Vrij algemeen werd dit gevoelen gedeeld en de prijzen werden dan ook tot eene ongekende hoogte opgevoerd. Het bleek intusschen weldra dat men zich van de toekomstige schaarschte een overdreven denkbeeld gemaakt had, en er kwam steeds koffie genoeg, om zelfs in de toenemende consumptie te voorzien. In het jaar 1879 schreef de ijverige en bekwame voorzitter van de Javasche Bank Mr N.P. van den BergGa naar voetnoot2) een vertoog, waarin hij zijne meening uiteenzette, dat de consumptie de productie nog overtrof, en dat er goede gronden aanwezig waren, om verderen teruggang als onwaarschijnlijk aan te nemen. Niettemin bleven de prijzen zich onophoudelijk in dalende richting bewegen, en bereikten eindelijk het ongekend lage standpunt van 25 ½ cent voor goed ordinair Java, een prijs die heel wat verschilde met dien van 1874, toen men aan dezelfde soort eene waarde van 72 ½ cent toekende. De oorzaken van dien val in de prijzen waren niet ver te zoeken. De productie van het groote Zuid-Amerikaansche rijk Brazilië nam hand over hand toe en de enorme hoeveelheden van daar aangevoerd deden de voorraden in alle stapelplaatsen stijgen. Hierbij kwam dat de snellere overvoer met stoombooten, die grootendeels de zeilschepen vervingen, als het ware een halve | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oogst eer op de verbruik-markten beschikbaar stelde, welke omstandigheid de voorraden nog meer deed zwellen. Enkele cijfers zullen dit duidelijk maken. In 1862 bedroeg de wereldproductie van koffie ongeveer 5.000.000 balen, in 1872 was die tot 7.500.000 gestegen, om tot 1878 ongeveer op dezelfde hoogte te blijven. Zij steeg in 1879 tot ruim 9.000.000 balen, en bereikte in 1882 het nimmer gekende cijfer van 10.287.000 balen. Van dit laatste cijfer leverde Brazilië alleen 6.000.000 balen, terwijl de productie in 1862 nog slechts 2.160.000 balen bedroeg, om in 1872 tot 3 ½ millioen te stijgen. De voornaamste overige koffie-produceerende landen zijn thans:
terwijl minder belangrijke contingenten door de Philippijnen, Afrika en Mexico geleverd worden. De wereld-consumptie, hoewel gestadig toenemende, hield met dien vooruitgang aanvankelijk geen gelijken tred. Werd zij in 1879 op 8.000.000 balen geraamd, zij steeg in 1882 tot 9.250.000 balen. In 1884 evenwel schijnt zij, volgens bevoegde becijferaars, de productie niet alleen ingehaald, maar zelfs eenigszins overtroffen te hebben. Men rekende toch de productie in dat jaar op 10.300.000 balen en de consumptie op 10.700.000 balen, zoodat dan ook de voorraden op de 8 hoofdmarkten van Europa en in de voornaamste stapelplaatsen in Amerika eindelijk, al is het ook nog in geringe mate, aan het afnemen geraken. Het beste blijkt de toeneming uit de volgende cijfers:
terwijl het cijfer van 31 December 1884 voor het eerst stilstand, met neiging tot teruggang, vertoont. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het spreekt wel van zelf, dat in de laatste jaren de oogen van allen die belang hadden bij de koffie-cultuur en den koffiehandel naar Brazilië waren gericht. Dit onmetelijke rijk was de groote onbekende, dat alle berekeningen in de war had gestuurd, en waarvan men niet wist, wat het verder in zijn schild voerde. Stelden velen in Nederland en op Java in deze zaak groot belang, niet minder was de Nederlandsche Regeering daarbij betrokken. Jaren lang hadden de baten der Java-koffie voor haar rijkelijk gevloeid. Zij hadden haar in staat gesteld een net van spoorwegen in Nederland te bouwen, kanalen te graven en vestingen op te werpen en af te breken; zelfs had men zich de weelde van een Atjeh-oorlog durven veroorloven, altijd rekenende op die milde bron van inkomsten. Maar het werd helaas anders. De opbrengst der koffie verminderde van jaar tot jaar, en de batige saldi maakten plaats voor tekorten, die uit telkens nieuwe leeningen gedekt moesten worden. Geen wonder dan ook, dat er eindelijk een Minister van Koloniën gevonden werd, die weten wilde wat hij in de toekomst van dat groote Brazilië te wachten had. De heer van Bloemen Waanders meende dat zulks het beste kon bereikt worden, door aan eenen speciaal daartoe aan te wijzen ambtenaar de opdracht te geven, de onbekende en reusachtige schoone een bezoek te brengen, en te trachten den sluier op te lichten, die haar gelaat tot dusver voor de buitenwereld verborgen hield. Want zoo was het inderdaad. Men wist wel hoeveel er jaarlijks gekomen was, maar men wist niet of men te doen had met eene voor verdere uitbreiding vatbare productie. Men wist niet, of de prijzen, die besteed werden, nog genoegzaam remuneratief waren, of er werkkrachten genoeg waren, of de gronden niet uitgeput zouden raken, in een woord men miste alle gegevens om over de toekomst van den grooten tegenstander te oordeelen. De keus van den Minister Waanders viel op den Heer van Delden Laërne, Oost-Indisch ambtenaar met verlof in Nederland. Deze nam de missie op zich; hij vertrok in het einde van 1883, en volbracht zijn reis in betrekkelijk korten tijd. Zijn verslag ligt thans voor mij, en ik moet gulweg bekennen, dat ik mij verbaasd heb over den ontzettenden arbeid door dien heer verricht. Evenwel niet alleen over de hoeveelheid, maar ook over de grondigheid en degelijkheid van zijn werk. De uitslag | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is vervat in een lijvig boekdeel, handelende over alles wat Brazilië betreft: geschiedenis, aardrijkskunde, politiek, agrarische- en economische toestanden, handel en bankwezen. Maar hetgeen zijn werk bovenal belangrijk maakt is zijn deugdelijk onderzoek van het koffie-vraagstuk, verrijkt met hetgeen hij meent dat er uit dit alles voor Java te leeren valt. Ik kan den wensch niet onderdrukken, dat dit uitnemende werk in veler handen moge komen, en verheug mij derhalve in het bericht dat daarvan eene Engelsche en Fransche vertaling het licht zal zien. Maar ik hoop tevens dat de Regeering ten behoeve van het Nederlandsch publiek eene beknopte uitgave moge bevorderen, die een ieder in staat zal stellen, met de resultaten van dezen arbeid kennis te maken. Menigeen wordt allicht afgeschrikt door tal van cijfers en uitvoerige statistieken, terwijl een minder uitgewerkt verslag gewis gretig lezers zou vinden. Want welk rechtgeaard staatsburger in Nederland stelt geen belang in de koffie? Brazilië is een land, bijna even groot als de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, en als geheel Europa. Het heeft een klimaat afwisselend van de gematigde warmte der keerkringen tot de gloeiende hitte van den equator. Het bevat vruchtbare vlakten en hooge gebergten en is doorsneden door tal van rivieren, waaronder de Koningin der stroomen, de Amazonen-rivier. Slechts een betrekkelijk klein gedeelte van dit onmetelijke land omvat de koffie-zōne. Zij is gelegen in de zuidelijke provinciën Rio de Janeiro, Minas Geraes en Saō Paulo, terwijl ook nog een klein deel van het product in de provinciën Cearā en Bahia gevonden wordt, die verder noordelijk gelegen zijn. De koffiecultuur in Brazilië draagt geheel het karakter van groote cultuur, dat wil zeggen, dat zij nergens door den kleinen man op geringe schaal gedreven wordt, maar geheel op den voet van uitgebreide ondernemingen, zoogenaamde fazenda's, gelijkstaande met hetgeen men in Java een koffieland en in West-Indië een plantage zou noemen. De eigenaar is op de plantage woonachtig, of heeft er een administrateur, en de geheele onderneming is een complex, met inbegrip van een behoorlijk geïnstalleerd etablissement voor het bereiden en pellen der koffie. De arbeid geschiedt geheel en uitsluitend door slaven, die daartoe op de ondernemingen wonen. Veel werk wordt van hen geëischt, van 14 tot 17 uren daags, terwijl zij des nachts in eene omheinde ruimte worden opgesloten. De behan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deling schijnt over het algemeen goed te zijn, terwijl ook de voeding weinig te wenschen overlaat. Hoeveel werk deze slavenbevolking wel moet verrichten blijkt uit de omstandigheid, dat de geheele koffieproductie van 6/mm balen het werk vertegenwoordigt van 284.000 slaven, zoodat elke slaaf gemiddeld 21 à 22 balen voor zijne rekening heeft. Dit sluit den geheelen arbeid in zich: planten, schoonhouden der tuinen, plukken, vervoeren en bereiden. Op Java gebruikt men voor denzelfden arbeid verscheidene huisgezinnen. Dat onder zulk een regime de tuinen niet zooveel zorg kunnen genieten als wel wenschelijk is, ligt voor de hand. Nergens vindt men dan ook de terrasseering der hellingen, thans in Java zoo algemeen gebruikelijk, ten einde het wegspoelen der goede lagen aarde te voorkomen. De bereiding schijnt over het geheel met veel zorg en met behulp van goede machineriën, die van Lidgerwood en anderen, te geschieden. Inmiddels is er slechts een klein gedeelte dat op West-Indische wijze wordt bereid. Voor het overige wordt de gewone bereiding gevolgd. De communicatie-middelen zijn in de laatste jaren door aanleg van spoorwegen veel verbeterd. Intusschen zijn de gewone wegen meer dan slecht, en is het vervoer naar de stations en van de tuinen allergebrekkigst. De vrachten van het product naar de kust zijn dan ook zeer hoog en het verlies aan gewicht onderweg uiterst aanzienlijk. De vruchtbaarheid van den grond, alsmede de geschiktheid tot het voortbrengen van koffie schijnt buiten allen twijfel te zijn. Een deel der koffie wordt naar Rio de Janeiro afgevoerd, men rekent ongeveer ⅔ van den oogst, het overige vindt zijn markt te Santos. De qualiteit van laatstgenoemde soort komt aan die der gewone Java koffie zeer nabij, vooral aan de goed ordinaire groene Malang-boon. Hoewel men zich op de plantages nog al moeite geeft om de koffie te sorteeren, zoo levert dit voor den planter weinig voordeel op, omdat de ensaccadores van de kust de verschillende soorten dooreenscheppen ten einde eene gelijksoortige type te erlangen. De verschillende soorten en nuancen van welke men zulk eene fraaie verzameling op de Tentoonstelling te Amsterdam in 1883 kon aanschouwen, bestaan in den handel niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De planter in Brazilië heeft evenzeer als die op Java in den regel behoefte aan een geldschieter. Van lieverlede is deze werkkring gekomen in handen van de commissarios, die aanvankelijk slechts de agenten van de planters waren voor den verkoop der koffie. Zij zijn begonnen voorschotten te verleenen tegen consignatie van het product, waarmede die dan werden vereffend. Langzamerhand zijn de fazendeiros evenwel bij de commissarios in schuld geraakt, terwijl deze weder de gelegenheid hebben het cultuurpapier, dat hun door de planters wordt gegeven, bij de Banken te disconteeren. De rente die de commissario berekent, bedraagt in den regel ca. 12 pCt. Door de min gunstige tijden, zijn de banken ook genoodzaakt geweest hun disconto op te slaan en schijnen deze 10 à 11 pCt. te belasten, terwijl zij twee solide endossementen op de wissels eischen. De banken geven ook hypothecaire voorschotten, waarvoor eene matiger rente betaald wordt, die van 6 tot 8 pCt. 's jaars schijnt te varieeren. Vele fazenda's zijn hypothecair aan de banken verbonden, en het komt mij voor dat deze laatste, alhoewel zij het recht hebben pandbrieven uit te geven, bij hunne uitzettingen niet gering risico loopen in den benarden tijd welken de koffiecultuur te gemoet gaat en waarin zij ten deele reeds verkeert. Goedkoop geld heeft de Braziliaansche planter zeker niet, en bovendien is hij aan vele commissiën en kortingen onderworpen, vóór zijn product het land verlaat. De commissario verkoopt de koffie aan den ensaccador, die de plaatselijke tusschenpersoon is tusschen hem en den exporthandelaar. De ensaccador is evenwel geen makelaar, maar koopt en verkoopt voor eigen rekening. Hij mengt de verschillende soorten koffie dooreen, en maakt zooveel mogelijk groote gelijksoortige partijen, omdat die bij den exporteur het gemakkelijkst te verkoopen zijn. Deze verkoop geschiedt meerendeels door makelaars, die ook weder hunne courtage verdienen. De kostende prijs der koffie is dan ook van dien aard, dat men bij de tegenwoordige prijzen op geene uitbreiding der cultuur rekenen mag. Eene onderneming geheel met eigen middelen werkende, en uiterst zuinig beheerd, kan ternauwernood eene matige rente afwerpen. De beschikbare gronden, die voor de koffiecultuur bruikbaar zouden zijn, moeten nit den aard der zaak hoe langer hoe verder in het binnen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land gezocht worden, en het vervoer naar de kust, toch reeds bezwarend, zoude te veel op den kostenden prijs drukken. Maar de geheele zaak wordt ten slotte beheerscht door het vraagstuk der werkkrachten. En hieromtrent veroorloof ik mij eenigszins uitvoeriger te zijn. Op de geheele bevolking van Brazilië, die ca. 11.400.000 zielen bedraagt, telt men 1.000.000 slaven. Van deze zijn er in de koffie-provinciën ongeveer 725.000, en daarvan wederom 283.000 bij de koffie-cultuur ingedeeld. Van de overige bevolking is geenerlei arbeid voor de koffie-cultuur te wachten. Zij woont in de groote steden, of is verspreid over het onmetelijke land, en is te indolent voor geregelden handenarbeid. Er bestaat geen verschil van gevoelen over het feit, dat de koffiecultuur als groote cultuur onafscheidelijk aan den slavenarbeid verbonden is, daar deze door kolonisatie niet te vervangen is. Voor het werk van den slaaf zoude men ten minste 3 of 4 vrije kolonisten noodig hebben, en dat zoude de koffie te duur maken. De vrije kolonist kan met andere kleine cultures van levensmiddelen veel meer verdienen, en legt zich daarop onmiddellijk toe. Trouwens de pogingen om vrije kolonisten aan te werven zijn tot dusver zoo goed als mislukt. Zoolang de slavernij bestaat, is daarvan ook weinig te wachten. Aan den planter verhuurt hij zich niet, en vrije gronden voor kleine cultuur zijn er in de koffie-zone niet beschikbaar, daar alles particulier eigendom is. Van eene kolonisatie op groote schaal waartoe het land, wat zijn klimaat betreft, ook voor Europeanen niet ongeschikt is, kan derhalve niet komen zoolang de slavernij niet is afgeschaft, en het groote landbezit opgebroken. Van daar dat zich de stroom der landverhuizers thans ook bij voorkeur richt naar de Argentijnsche Republiek, waar de omstandigheden voor hen veel gunstiger zijn, zoowel wat arbeid als wat grondbezit aangaat. Het vraagstuk der slavernij is dus voor de koffie-cultuur van het hoogste gewicht. Daarmede toch staat en valt die als ‘grande lavoura.’ Sedert jaren is dan ook dit onderwerp aan de orde, en men mag aannemen, dat de eindbeslissing niet ver meer verwijderd is. Menige maatregel is reeds genomen en voorbereid, maar helaas de belangen van velen zijn er zoo nauw mee verbonden, dat het tot een ernstig streven naar afschaffing niet gekomen is. Alles is ‘para inglez ver’, opdat de Engel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schen het mogen zien, schijnvertooning, mystificatie, maar geen werkelijkheid. Wetten en verordeningen om de slavernij binnen een zekeren tijd te doen ophouden, zijn er genoeg gemaakt, maar zij zijn òf een doode letter, òf zij worden op menigerlei wijze ontdoken. Toch schijnt het dat de stroom der negentiende-eeuwsche begrippen ook Brazilië binnendringt en dat dit, bijna het laatste, bolwerk der slavernij eindelijk zal bezwijken. Het is ontegenzeggelijk dat de partij der emancipationisten, die de bevrijding der slaven op groote schaal wenschen tegen schadeloosstelling door den Staat, en de partij der abolitionisten, die eene dadelijke vrijverklaring wenschen zonder eenige schadevergoeding van den Staat, steeds in kracht toenemen. Even waar schijnt het te zijn, dat de niet-slavenhouders, d.w.z. de groote massa der bevolking, eene spoedige emancipatie wenscht, omdat zij daarbij niets te verliezen heeft. Men staat dus, volgens den Heer van Delden Läerne, in Brazilië thans voor het volgend moeielijk op te lossen dilemma: òf: om met het oog op de eischen van het oogenblik de emancipatie der slaven onbepaald te verschuiven - maar daardoor tevens alle hoop op redding van den landbouw door eene Europeesche immigratie prijs te geven, òf: door de onvoorwaardelijke afschaffing der slavernij de toekomst te verzekeren ten koste van de tijdelijke ruïne van velen. Gaat men na, dat in de laatste jaren verscheiden stappen, zij het ook schoorvoetend, in de richting der emancipatie zijn gedaan, - dat het verkoopen van slaven van de eene provincie naar de andere feitelijk onmogelijk is gemaakt, en dat derhalve elke provincie op zijn eigen slavenmacht is aangewezen, - dat in de provincie Ceara de slavernij is afgeschaft, dan mag men, met de geschiedenis der laatste tientallen jaren voor zich, niet twijfelen naar welke zijde het pleit zal beslecht worden. De eenige vraag is: hoe lang zal het nog duren? Een enkel oogenblik heeft men ook in Brazilië de hoop gehad, dat de arbeidsvraag hare oplossing zoude kunnen vinden door aanvoer van Chineezen. De reis van Tong-King-Sing, den Directeur der Chineesche Stoomvaart-Maatschappij, naar Zuid-Amerika, had ten doel maatregelen te beramen, om den overvoer van Chineezen naar Brazilië te bevorderen. Maar weldra bleek het den scherpzinnigen Oosterling te duidelijk, dat er geen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kwestie zoude zijn van overvoer van vrije arbeiders in den zin zooals hij bedoelde. Ik had het genoegen met hem een onderhoud te voeren vóór hij in 1883 zijne reis aanvaardde. ‘Mijn doel is, zeide hij, om Chineezen aan te voeren zonder contract, die vrij zullen zijn om heden bij Jan en morgen bij Piet te arbeiden, waar zij maar werk kunnen vinden. Heb ik daaromtrent geene zekerheid, dan komt er niets van de geheele zaak. Wij hebben te veel gezien van emigratie, onder contract, naar Peru en Cuba, om daarvan niet voor goed genezen te zijn. Onze Regeering zoude daartoe nimmer hare toestemming geven, en bovendien wij zouden zelf niet willen.’ Zijn overhaast vertrek uit Brazilië werd destijds toegeschreven aan de moeielijkheden die zijn land met Frankrijk ging krijgen, maar ik houd mij overtuigd, dat hij tijd genoeg heeft gehad, om zich te verzekeren, dat Brazilië vooralsnog voor zijne landgenooten geen terrein is. Nog andere gevaren dan de arbeiderskwestie dreigen Brazilië. De toestand der financiën van het rijk is allerdroevigst. Jaar op jaar sluit met een grooter deficit en telkens worden nieuwe leeningen gesloten om de vlottende schuld te delgen. De inkomsten wegen lang niet op tegen de uitgaven; de bevolking is verarmd door speelzucht en loterij-woede, - het land is geinundeerd door papieren geld, dat een gedwongen koers bezit. En bij dit alles zweeft den grooten landbouw, die nog het meest aan de schatkist levert, de ruïne boven het hoofd. ‘Eindelijk’ zegt de Heer van Delden Laërne haugt het lot, ik zou bijna willen zeggen, het voortbestaan van dit rijk, geheel af van het leven van Dom Pedro II. Algemeen erkent men dan ook dat zijn overlijden een politieke crisis zal te weeg brengen, wier gevolgen thans niet te overzien zijn. Voor het rijk is het daarom te hopen, dat de Keizer nog jaren lang als constitutioneel hoofd der Regeering in het waarachtig belang van het land den titel mag blijven voeren van ‘Defensor Perpetuo de Brazil.’
Waarlijk het tafereel, dat ons van onzen grooten mededinger, en naar ik geloof, volkomen naar waarheid, wordt opgehangen, is ver van fraai. Wij behoeven nog niet te vreezen, dat de Java-koffie van de wereldmarkt zal verdrongen worden. Aan u de toekomst, zeide een Braziliaansch planter op weemoedigen toon, bij het heengaan tot onzen reiziger. Maar wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moet er voor die toekomst gedaan worden, opdat wij werkelijk onze plaats in de koffie-wereld handhaven? Ziedaar de vraag waarop de Heer van Delden Laërne het antwoord tracht te geven, en hiermede stappen wij over den Atlantischen en Indischen Oceaan naar Java.
Vooraf zij het mij vergund, eene kleine schets te geven van de koffie-cultuur in Nederlandsch-Indië.
De Gouvernements-cultuur bedroeg in 1883
de particuliere cultuur van vrije ondernemers onder Europeesch beheer
terwijl de geheele vrijwillige cultuur der Indische bevolking bedroeg:
Van deze laatste soorten wordt de op Sumatra geteelde Palembang koffie veelal van Java uitgevoerd, terwijl een ander deel naar Singapore wordt gebracht, waar het als Kampar koffie aan de markt komt. De geheele productie van Nederlandsch-Indië kan dus in een niet ongunstig jaar gerekend worden op ca. 1.750.000 balen of ⅙ der wereld-productie, terwijl Brazilië meer dan de helft levert.
Een zeer verblijdend verschijnsel is de toeneming der inlandsch geteelde koffie, omdat zij getuigt van toenemenden arbeidszin onder de bevolking, die op deze eilanden schaars gezaaid is. In verband daarmede mag men wijzen op klimmende welvaart, en vermoedelijken aanwas der populatie, de gewone vruchten van een georden Europeesch bestuur, zij het dan ook dat dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestuur niet veel anders doen kan, dan toezicht houden en medewerking verleenen tot handhaving der orde. Elken stap die tot ontwikkeling der buitenbezittingen gedaan wordt, kan men niet anders dan met vreugde begroeten. Deze cultuur kan men van regeeringswege wel aanmoedigen maar overigens moet men haar aan haar lot overlaten, en dankbaar aannemen wat er van komt. Aan voorschriften tot het aanleggen van geregelde tuinen, tot behoorlijk onderhoud der aanplantingen kan niet gedacht worden, veel minder aan eene zorgvuldige bereiding in etablissementen. Het is in den volsten zin ‘native coffee’, en het eenige wat daarvoor geschieden kan, is eene zorgvuldige behandeling, nadat zij in handen van den Europeeschen koopman ter kustplaats is overgegaan. Doch dit geschiedt reeds: vele dezer koffie's hebben de eigenschap, dat zij na eenigen tijd opgeschuurd en omgewerkt te zijn, geel worden, en hiervan wordt ten gerieve der Europeesche markt behoorlijk partij getrokken, terwijl ook de betere soorten reeds eene sorteering ondergaan, vóór zij verscheept worden.
Ook de particuliere aanplant op Java kan van regeerings wege alleen bevorderd worden, door het gemakkelijk verkrijgbaar stellen van woeste gronden voor den koffiebouw geschikt. Voor het overige staat zij, naar ik meen, in geen enkel opzicht bij Brazilië ten achter. Overvloed van bevolking, die tegen matige prijzen arbeid verricht, rijkdom van grond zijn aanwezig. De middelen van vervoer naar de kust zijn voor den ondernemer zeker minder bezwarend, en zullen dit, naarmate de spoor- en tramwegen op Java toenemen, nog minder worden. Trouwens op dit eiland is men nergens zeer ver van de kust verwijderd, en de districten waarin de particuliere aanplant het menigvuldigst voorkomt, zijn reeds nu voorzien van goede wegen, en de spoorwegen verbinden de hoofdplaatsen met de voornaamste havensteden. De Vorstenlanden hebben hunne spoorwegverbinding met Samarang, de Malangsche districten met Soerabaya, de Preanger Regentschappen met Batavia.
De particuliere oogst op Java bedroeg
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Java planter kan door de werkkrachten, waarover hij beschikt, vrij wat meer zorg aan zijne tuinen wijden dan de Braziliaansche. Hij kan bij den aanleg zorgdragen voor behoorlijke terrassen, waar dit tegen de berghelling noodig is; ten einde de wegspoeling van den rijken grond te voorkomen, hij kan voor het schoonhouden en bemesten der tuinen veel meer doen; hij behoeft niet al zijn volk te concentreeren bij den pluk en de bereiding. Ook is hij wel voorzien van etablissementen voor de behoorlijke behandeling der koffie; de meeste koffielanden hebben zelfs eene inrichting voor West-Indische bereiding, die aan de fijnkleurige soorten eene hoogere waarde geeft. In den laatsten tijd is er ook eene beweging ontstaan ten gunste van de verzending in de hoornschil. De pelling en sorteering geschiedt dan in Nederland. Voor zoo ver ik dit heb kunnen nagaan beveelt zich deze wijze van verzending alleen aan voor die soorten wier fijn groene kleur niet standvastig van aard is, gelijk dit veelal voorkomt bij koffie, die niet op groote hoogte geteeld is. Voor de soorten, die op eene hoogte van 3000 voet en daarboven geoogst worden is dit minder noodig. De kleur is dan weinig onderhevig aan den invloed van het Europeesch klimaat. De hoornschil-koffie, op lagere gronden geteeld, behoudt hare kleur slechts korten tijd na hare pelling en bewerking in Nederland, en het is daarom zaak haar zoo spoedig mogelijk aan den man te brengen. Maar in geen geval beveelt zij zich aan voor de soorten, die niet West-Indisch bereid zijn, of die door eenigen tijd op Java opgeschuurd te zijn, de zoozeer gewenschte blanke, gele of bruine kleur erlangen. De particuliere koffieteelt in de Padangsche bovenlanden heeft nog weinig uitbreiding. Zij levert evenwel fraai groene koffie van de allerfijnste qualiteit, heinde en ver gezocht wegens hare uitmuntende hoedanigheden. De geheele oogst bedraagt inmiddels niet meer dan 10.000 picols, en de verdere uitbreiding wacht met zooveel meer op de eindelijke totstandkoming der spoorwegverbinding van dit heerlijke gewest met de kust. Ook daar ontbreekt het intusschen niet aan goede zorgen voor aanplant en bereiding. Eindelijk vindt men op Celebes in de omstreken van Macassar en in de Minahassa eenige particuliere koffielanden, welke laatste voortreffelijke koffie leveren. Maar over het geheel kan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men zeggen, dat de particuliere koffieteelt, onder Europeesch toezicht, en met Europeesch kapitaal, zich in hoofdzaak bepaalt tot Java, en wel voornamelijk tot de Vorstenlanden en de residentie Pasoeroean.
De grootste omvang en het meeste aanbelang voor Nederland heeft de Gouverments-cultuur op Java, gevoegd bij die van Sumatra en de Minahassa. Deze toch is het die de voorname bron van inkomsten vormt voor de Indische Regeering. De taak van den Heer van Delden Laërne omvatte ook het onderzoek van hetgeen in Brazilië geleerd kon worden, wat ons voor Java van nut kon zijn. Van veel aanbelang is dit vooral omdat de Santos-koffie in den laatsten tijd eene groote mededingster geworden is voor de Java-koffie, welke zij in menig opzicht, vooral in zuiverheid van smaak, zeer nabij komt. Dit geldt in het bijzonder de groene Malang-soorten, welke de grootste hoeveelheid van het Gouvernements-product van Java vertegenwoordigen. Het prijsverschil tusschen die beide soorten is dikwerf zeer gering, er zijn zelfs oogenblikken, dat de Santoskoffie hooger in prijs staat dan de gewone Java-koffie. Het is een niet te ontkennen feit, dat de kwaliteit der Gouvernements Java-koffie langzaam maar geregeld achteruit gegaan is. Te merkwaardiger is dit, omdat de particuliere Java-koffie's niet ditzelfde verschijnsel vertoonen, maar integendeel in qualiteit vooruitgaan. Maar ook de zoogenaamde nativekoffie's, van Palembang en Macassar, worden allengskens beter; de boon toont aan, dat de cultuur en de zorg voor de bereiding van jaar tot jaar toenemen. Aanmerkelijk is dan ook de prijsverhooging voor deze soorten. De Gouvernements Java-koffie vertoont daarentegen allerwege de sporen van onverschillige behandeling. Vele oorzaken werken daartoe gewisselijk samen en hoewel ik niet beoordeelen kan, in welke mate elke van die oorzaken daartoe bijdraagt, is het niet ongewenscht ze hier te vermelden. Zoo kan men noemen de groote uitbreiding die de administratieve werkzaamheden der controleurs op Java heeft ontvangen; zij belet hun een behoorlijk toezicht te houden op het werk in de tuinen verricht, waardoor het schoonhouden en het bewerken zeker veel te wenschen overlaten. Het plukken van rijp en onrijp dooreen, het vervoer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar de dikwijls ver afgelegen woning van den Javaan, de onverschillige wijze van bereiding, waartoe alle hulpmiddelen ontbreken, en eindelijk de geringe prijs dien de man voor al zijn arbeid ontvangt, ziedaar genoegzame redenen om aan de cultuur den stempel te geven van zorgelooze behandeling. Voegt men daarbij de opstapeling in de Gouvernements-pakhuizen, zoowel in het binnenland als aan de kustplaatsen, de onvoldoende droging en omwerking, dan behoeft het geen verwondering te baren, dat men een in vele opzichten onbevredigend product ter markt brengt. De Heer van Delden Laërne stelt nu voor, dat den Javaan veroorloofd worde, de koffie, die hij heeft geplukt, aan de Gouvernements-pakhuizen in de roode schil af te leveren tegen evenredige betaling. Hij wenscht dan, dat er van regeeringswege zorg worde gedragen voor de verdere manipulatie. Het is zeker waar, dat alsdan koffie van oneindig beter qualiteit verkregen zoude worden, terwijl ook de quantiteit zeer zoude vermeerderen, daar er onbegrijpelijk veel verloren gaat tusschen de tuinen en de pakhuizen, gedeeltelijk door zorgeloosheid, gedeeltelijk door de groote bezwaren die voor den inlander aan de thans gevolgde methode verbonden zijn. Dit blijkt o.a. uit de groote hoeveelheid gebroken boonen die uit zijne handen komt, terwijl er volgens deskundigen veel van hetgeen hij verwerkt, vermalen en gebrand onder de bevolking verbruikt wordt. Kon men zijn arbeid bepalen tot planten en plukken, dan ware er voor hem veel gewonnen. En niet minder voor de Regeering, want de sorteering zoude dan reeds in de roode schil kunnen geschieden, door zorgvuldig rijpe en onrijpe bessen van elkander te scheiden. Deze methode vordert evenwel een aantal goed ingerichte etablissementen, voorzien van de noodige machineriën. Of de Regeering die taak zelf op zich zou moeten nemen, of dat zij die aan auderen zou kunnen toevertrouwen, kan ik bezwaarlijk beoordeelen. Het komt mij evenwel voor, dat het laatste, bijaldien het uitvoerbaar is, de voorkeur verdient, omdat het een arbeid is, waarop van regeeringswege gemakkelijk contrôle is uit te oefenen, daar zij slechts te waken heeft, dat de bereide koffie alleen aan haar wordt afgeleverd. De Heer van Delden Laërne berekent de kosten van zulk een etablissement op ongeveer ƒ 50.000.-, hetgeen mij niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te hoog voorkomt. Aangenomen dat zulk een etablissement 10.000 picols zoude verwerken, dan zouden er volgens zijne berekening voor geheel Java ongeveer 100 noodig zijn, wat dus eene uitgave van ƒ 5.000.000.- zoude veroorzaken. Alvorens tot zulk eene uitgave te besluiten, komt het mij gewenscht voor, dat met dit stelsel een flinke proef genomen worde op groote schaal, en dat wel in een der koffie-centra, bv. in het Malangsche, waar de productie zeer groot is, en waar het dus gemakkelijk zal vallen, om etablissementen te stichten, die niet te ver van de tuinen en tevens van de woningen der bevolking verwijderd zijn. Gelukt deze proef, dan zal men het stelsel spoedig kunnen uitbreiden, en tevens het daarvoor vereischte kundige personeel kunnen vormen. Intusschen verdient het geene aanbeveling, op geheel Java het stelsel van West-Indische bereiding in te voeren. Men dient daarbij te letten op den aard der koffie. Al de koffie uit de Preanger-Regentschappen, uit Banjoemaas en Bagelen behoort op de gewone wijze bereid te worden; uit de ondervinding in Brazilië blijkt, dat dit even goed op groote schaal kan geschieden. Deze koffie zoude, op West-Indische wijze bereid, veel van hare waarde verliezen, daar zij die juist ontleent aan de hooggele en bruine kleur, welke zij langs den gewonen weg van bereiding het beste bereikt. Ook is de min of meer zure smaak, die het gevolg is der W.-I. bereiding, bij deze soort allerminst gewenscht. Daarentegen verdient het in de hoogste mate aanbeveling, dat voor deze soorten ruime en goed ingerichte pakhuizen aan de strandplaatsen worden opgericht, waar de koffie eenigen tijd opgeschuurd en behoorlijk omgewerkt kan worden. Zij moge dan eenigszins in gewicht verliezen, in qualiteit wint zij dit dubbel en dwars terug, want alleen dáár kan zij de gewenschte kleur ontvangen. Op verschillende plaatsen is voor dit doel de pakhuisruimte te eenenmale onvoldoende. Over het geheel is eene voldoende pakhuisruimte aan de strandplaatsen een dringende eisch. Het is toch noodig, dat de koffie in drogen staat worde verzonden, ten einde de zoo menigvuldig voorkomende stik- en broeischade te voorkomen. De groene soorten behooren overigens zoodra de verzending zonder gevaar van stikschade kan geschieden, zoo spoedig mogelijk naar Europa verzonden te worden, ten einde de frissche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kleur te behouden. De verzending per stoomboot is daarvoor te verkiezen boven die per zeilschip, daar het gevaar van stikschade langs dien weg veel minder is. Wel heeft men in den laatsten tijd door doelmatige ventilatie dit nadeel voor de zeilschepen veel verminderd, maar de lange reis blijft voor de fijnkleurige soorten altijd een bezwaar. De snelle afvoer naar de kust, en de verscheping vóór de koffie behoorlijk tijd gehad heeft uit te werken, veelal door gebrek aan voldoende pakhuisruimte, heeft nevens de gebrekkige bereiding stellig veroorzaakt, dat de goede naam der Javakoffie geleden heeft, en haar oude prestige tegenover de Santoskoffie niet heeft kunnen handhaven.
Uit bijgaanden staat blijkt de productie van de volgende residentiën:
Men ziet daaruit dat de twee groote koffie-centra van Java zijn, in het westen de Preanger-Regentschappen, in het oosten de residentie Pasoeroean, welke laatste allen 4/10 van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oogst van geheel Java levert. Eigenaardig is het, dat het product van eerstgenoemde alleen gewild is, wanneer het de verschillende nuancen van geel tot bruin vertoont, terwijl het andere voornamelijk gezocht is, wanneer het eene frisch groene kleur bezit.
De Heer van Delden Laërne is een voorstander van de verzending naar Nederland vóór den verkoop. Het is volkomen waar, dat de particuliere planter daaraan de voorkeur geeft, omdat hij hier in den regel betere prijzen bedingt. De oorzaak daarvan ligt in het feit, dat men hier de fraaie nuanceering van de goed bereide koffie weet te waardeeren, terwijl men dit op Java niet doen kan, omdat men niet weet, in welken staat de koffie hier zal arriveeren. Het is onmogelijk vooraf te zeggen, welken invloed de zeereis en de aankomst in het koude klimaat op de hoedanigheid der koffie zullen hebben. Vandaar dan ook, dat de Amerikanen, die zoo nauwlettend zijn op de eigenschappen der koffie, sedert de afschaffing der verhoogde rechten, vele inkoopen op onze markt bewerkstelligen, omdat zij dan zeker van hunne zaak zijn. Eenmaal hier aangevoerd en eenigen tijd opgeslagen verandert de boon niet meer van kleur of kwaliteit. Geschiedt daarentegen de verkoop zooals in Brazilië, dan zal men de verschillende qualiteiten zoodanig dooreen trachten te mengen, dat men types ontvangt voor groote hoeveelheden, welke den verkoop op monsters toelaten. De zaken met Brazilië geschieden toch meestal volgens type-monsters, op den voet van prijzen hier geleverd, met inbegrip van vracht en assurantie. De planter in Brazilië klaagt, dat hij door dit stelsel nimmer de voordeelen ontvangt, die hij voor zijne fijne en goed bereide koffies zou moeten bedingen. Hij zoude daartoe ook voor eigen rekening naar Europa moeten verzenden, en dit wordt hem verhinderd door zijne afhankelijkheid van de commissarios. De zwakke zijde van het werk des Heeren van Delden Laërne is de financieele, voornamelijk waar hij zich beweegt op het gebied van de commissiën en renten die door de bankinstellingen in rekening worden gebracht. De ondervinding in den laatsten tijd opgedaan, bewijst genoegzaam, dat deze geenszins buitensporig zijn en ter nauwernood geacht kunnen worden eene vergoeding op te leveren voor de groote gevaren aan hare geldschietingen verbonden. Trouwens hetgeen hij zelf mede- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deelt omtrent de engagementen der Banken in Brazilië, doet met huivering denken aan de waarschijnlijkheid eener gevoelige crisis, welke ook dit land voor de deur staat, en het zal te bezien staan of zij op zulk eene afdoende wijze door die moeielijkheden heengeholpen zullen worden, als zulks met de Indische crediet-instellingen in Nederland onlangs het geval geweest is. Even weinig aanbeveling verdienen zijne wenken omtrent de Javasche Bank, welke hij niet alleen tot geldschieter voor de Regeering, maar ook voor den particulieren planter wij hervormen, waartoe hij haar o.a. de bevoegdheid wil toekennen, pandbrieven tegen hypotheken uit te geven. Het zal wel onnoodig zijn over deze plannen uit te weiden, daar bij de bekende soliditeit van dit lichaam, de verwezenlijking van zulke denkbeelden bij haar geen gunstig onthaal zoude vinden, gesteld eens dat de Regeering die bij haar te berde zou willen brengen. De stap dien de Javasche Bank heeft gedaan, door de mogelijkheid te openen van voorschotten te verkrijgen tegen pandrecht op groeiende oogsten is een bewijs, dat zij bereid is den planter te hulp te komen, maar het is te verwachten, dat die maatregel haar niet verder zal voeren, dan zij met hare gewone omzichtigheid, in het belang harer aandeelhouders en harer roeping als circulatie-bank, met volle gerustheid op zich mag nemen.
Wanneer wij derhalve tot eene slotsom willen komen, dan verdienen de wenken van den Heer van Delden Laërne omtrent de meerdere zorg bij het planten, plukken en bereiden der Gouvernements-koffie, ernstige aanbeveling. Wordt daarbij gevoegd meer toezicht bij het vervoer naar de kust, betere gelegenheid tot opslag en omwerking in goed ingerichte pakhuizen aan de kust, dan zal de Gouvernements-koffie belangrijk winnen in qualiteit en in quantiteit. De druk der bevolking zal aanmerkelijk verlicht, en de schatkist belangrijk gebaat worden. Zoolang de koffie-cultuur voor rekening van den Lande moet gehandhaafd worden, schijnt het mij toe dat het streven in die beide richtingen de leidende gedachte moet zijn. Waar het financieel zoo goed als onmogelijk is, de inkomsten van de koffie-cultuur te missen, zal men wel doen, het vraagstuk van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het practische standpunt te beschouwen en na te gaan, langs welken weg dit tweeledig doel het beste bereikt wordt. Het is toch een merkwaardig feit, dat van geen van alle Ministers van Koloniën, hoe uiteenloopend ook hunne richting moge geweest zijn, immer een voorstel is gekomen, om met de koffie-cultuur op hoog gezag te breken, en de voorspelling komt mij niet gewaagd voor, dat elke nieuw op te treden Minister de oplossing van dit vraagstuk gaarne aan zijn opvolger zal overlaten. Op die wijze kan het tegenwoordig stelsel nog lang gehandhaafd worden, en dan meen ik, dat men de verbeteringen die aan te brengen zijn, niet langer mag uitstellen, maar integendeel hoe eerder hoe beter de handen aan het werk moet slaan.
B. Heldring. |
|