| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Rotterdam, 24 October.
Nu het einde der parlementaire vacantie allerwegen nadert en weldra de vertegenwoordigende lichamen, òf door den rusttijd versterkt, òf door nieuwe verkiezingen herschapen, weder bijeenkomen, dringen de vraagstukken der binnenlandsche politiek zich opnieuw op den voorgrond. Langen tijd was aller blik naar het Oosten gewend; de politiek, de handel, de geldwereld hadden oog noch oor voor andere belangen, als hing van het lot van Egypte het heil van Europa af. Het is goed, dat de zaken daar voorloopig zulk een keer hebben genomen, dal de politici niet beangst meer behoeven te zijn voor een algemeene catastrophe, dat de handel zijn weg naar het Oosten niet langer bedreigd ziet, dat de couponknippers rustig op hun dividenden kunnen wachten, want er zijn waarlijk hier en ginds gewichtige binnenlandsche vraagstukken te over die afdoening vorderen en die wel de geheele aandacht der wetgevers in beslag behooren te nemen. Het is goed ook, omdat het uitsluitend drijven van Oostersche politiek, waaraan wij in de laatste jaren verwend raken, voorwaar niet strekt tot verhooging, verheffing, veredeling van het leven der volken, die in hun regeerders immers niet alleen verzorgers voor hun stoffelijke nooden, maar ook hoeders hunner idealen verlangen.
Alles was klein en nietig in die egyptische geschiedenis; beschamend en vernederend de aanblik van het woelen dergenen, die door het aanleggen hunner Minen en Gegenminen een rol zochten te spelen; erbarmelijk de zelfgenoegzaamheid eener natie, die zich verlustigt in een glorie als in deze campagne is behaald. Aan den roem van
| |
| |
het engelsche leger willen wij niet tekortdoen, - al wenden wij ons af van de belachelijke overdrijving der officiëele loftuitingen, - omdat wij overtuigd zijn, dat een Nelson in soberder maar krachtiger termen zou hebben durven verklaren, dat het leger zijn plicht heeft gedaan. Aan den roem van den opperbevelhebber wel allerminst, die het niet aan een blinde fortuin alleen te danken heeft, dat zijn stoute voorspelling omtrent het tijdstip, waarop de campagne geëindigd zou zijn, letterlijk is bewaarheid, maar die door zijn vernuftige combinaties en zijn doortastend handelen vriend en vijand gelijkelijk heeft verrast. Maar dit zij dan ook lofs genoeg. Het doel, waarvoor gestreden werd, was verwerpelijk, de vijand, tegen wien gestreden werd, verachtelijk, en zoo daarmede al geen blaam geworpen wordt op de strijders, omdat hun geen keus wordt gelaten maar zij te gehoorzamen hebben waar bevolen wordt, de behaalde lauweren worden er zeker niet schooner en benijdenswaardiger door.
Wat het doel betreft, het kan niet dikwijls genoeg herhaald worden dat dit was Engelands overwicht in het Nijldal te verzekeren en te voorkomen, dat anderer invloed machtig werd over het Suezkanaal als heerweg naar Indië. Waar Engelands ministers niet moede worden den lof hunner eigen belangeloosheid te zingen; waar een Gladstone het bevredigen van Egypte het eenig doel van dezen oorlog noemt; een Northbrook nogmaals de fabel verkondigt, dat de tusschenkomst geschiedde om Egypte van regeeringloosheid te redden; zelfs een Courtney verzekert, dat de onderneming bloot geschiedde om het volk van een militair despotisme te bevrijden - daar is het geen wonder, dat de natie zelve werkelijk in de reinheid harer bedoelingen begint te gelooven en zich op haar gedroomde onbaatzuchtigheid en grootmoedigheid verheft. Ach, waarom kan niet ieder volk, gelijk de koningen der middeneeuwen, een hofnar naast zich hebben, om het de waarheid te zeggen, als het brein door wierookwalmen wordt beneveld! Het lichtst toch wordt naar onaangename waarheden gehoord, als een lachende en schertsende mond ze verkondigt.
Het is te meer noodig niet te vergeten, wat Engeland eigenlijk beoogde, omdat de uitkomst eenigen schijn van waarheid geeft aan de ministeriëele uitspraken. Het is waar, het land is van regeeringloosheid bevrijd, is van militair despotisme gered. Ook is - de duivel behoeft niet zwarter gemaald dan hij is - de beschuldiging datten behoeve der couponknippers alleen dit resultaat zou zijn tot stand gebracht, met al te zwakke bewijsgronden gestaafd, al
| |
| |
drukte anderzijds Courtney zich te sterk uit, toen hij verklaarde, dat het den ministers juist genoegen zou doen, als die couponknippers door dezen oorlog zouden lijden. Regeeringloosheid en militair despotisme: er was vrees, dat Egypte tot dergelijken toestand zou zijn vervallen, als Arabi den scepter had gezwaaid. Het zijn wel onverbeterlijke illusionisten alleen, die thans niet genezen zijn van den waan, dat een gezonde en krachtige volksbeweging op den bodem lag van de muiterij der drie kolonels, die het aanzijn gaf aan dezen strijd. Geen volk dat zich bewust is voor een groote gedachte te kampen, werpt zoo de wapenen weg als de laffe bende volgers van Arabi, die letterlijk als kaf voor den wind is verstoven. Bevoegde beoordeelaars hadden reeds voorspeld, dat het leger weinig zou uitrichten, welks kracht sedert de dagen van Mehemed-Ali en Ibrahim jammerlijk is gezonken. De door de conscriptie bijeengeraapte benden van zwakke en vreesachtige fellahs, die door de zweep worden geregeerd en gedrild, waren reeds niet bestand tegen slechtbewapende Abyssiniërs; wat zouden zij tegen een Engelsche strijdmacht vermogen? Alleen als de beweging weerklank had gevonden onder het volk en de geestdrift der massa's het gemis aan militaire ontwikkeling had goedgemaakt, was er kans geweest, dat op den langen duur de positie van den vreemden overweldiger onhoudbaar was geworden. Maar van geestdrift was geen spoor te ontdekken. Aan ketenen geboeid werden de weerspannige fellahs gesleept naar Arabi's gelederen; de bevolking zag met loome onverschilligheid den voortgang der bewapeningen; wel maakte een fanatiek gepeupel hier en daar in de steden van de gelegenheid gebruik om eenige ‘Christenhonden’ over de kling te jagen, maar aan een ernstige medewerking om het land te verdedigen ontbrak het overal. Men heeft den veldtocht voor de Engelschen een interessante herfstmanoeuvre genoemd. Tel-el-Kebir, dat een Plevna had kunnen worden,
werd zonder slag of stoot door hen vermeesterd, en het nationale leger verdween, als ware het in 't zand der woestijn verzonken. En de weg naar Kaïro, de stad der overwinning, stond den overwinnaar open. Toen daarop de Khedive, door engelsche bajonetten omstuwd, zijn intocht deed in zijn hoofdstad, werd een nieuw bewijs geleverd, hoe zij, die als aanstokers der nationale beweging werden beschouwd, geloofden in hun zaak en hoeveel zij daarvoor veil hadden. De ulema's, die zich het eerst tegen Tewfik en de vreemdelingen hadden verzet, waren de eersten om zich onder luide betuigingen van ge- | |
| |
hechtheid en trouw voor de voeten van den Khedive ter aarde te werpen, als ware het hun bedoeling symbolisch aan te duiden, hoezeer zij het vertrappen waard waren. Niet minder verachtelijk toonden zich de militaire leden van den opstand, die wedijverden in het stamelen van verontschuldigingen en op elkander de schuld wierpen. hunner afdwalingen, om zelf het eerst de zon der genade over zich to zien opgaan. In hoe nietswaardige gedaante overigens al die volkshelden verschijnen, een weinig minder treurig figuur maakt die Khedive zelf, de besluiteloosheid in persoon, zoolang hij alleen stond tegenover zijn volk, en zich de allures gevend van een dictator, sedert hij zich heeft verlaagd tot knecht van Sir Garnet Wolseley.
Is er geen reden zich met walging af te wenden van deze egyptische duisternis? Wij hebben steeds weinig reden gevonden te dwepen met Arabi's persoonlijkheid, maar in deze omgeving wordt hij een sympathieke figuur. Die man, wiens natuurlijke bekwaamheid gering, wiens opvoeding mager, wiens militaire ervaring onbeduidend was, zooals een Amerikaan, die hem van nabij gekend heeft, in the Nation schrijft, heeft gewoekerd met zijn talenten. Zijn verdedigingsplan, dat hij volgens dienzelfden schrijver in de school van den Amerikaan Stone-Pacha moet hebben geleerd, was goed doordacht en, zooveel aan hem lag, flink uitgevoerd. Zijn houding in den tegenspoed was edel en waardig. Hij houdt zijn onschuld staande, maar vernedert zich niet tot laffe uitvluchten en kruipende betuigingen. Hij toont zich thans te goed om te vallen als een offer van de lage wraakzucht eener regeeringspartij, die van het bloed van den gehaten tegenstander het cement wil maken van het gebouw harer macht. Een fout was het van de Engelschen, aan wie hij zich overgaf, hem uit te leveren aan de egyptische regeering, een fout, die zij echter nog kunnen goedmaken, als zij waken over zijn leven en hem een onpartijdige rechtspraak verzekeren.
Doch wij vervallen waarlijk mede in het euvel, dat wij de europeesche politiek verwijten, van ons te lang met Egypte bezig te houden. Wij zeggen het land der sphinxen vaarwel, zonder een poging te doen der sphinx het antwoord te ontlokken op het raadsel, wat de toekomst zal baren, wel overtuigd althans, dat nog veel water door den Nijl zal vloeien, eer de dageraad der vrijheid juichtonen zal ontlokken aan dit volk, als de eerste stralen der zon aan zijn aloude Memnonsbeeld. Wat voor Egypte uit de egyptische expeditie moge voortvloeien, voor de engelsche regeering is bevestiging harer wankelende
| |
| |
positie de vrucht geweest van haar succes. Want van engelsch standpunt beschouwd, was zij een schitterend succes, wat Sir Stafford Northcote, die haar in een groote rede te Glasgow scherp hekelde, nog niet eens kon zeggen, van de egyptische politiek van Gladstone's voorganger, toen hij daarvan lofsprekend getuigde, dat zij very nearly succeeded, op deze wijze wellicht onbewust een onbetaalbaar eufemisme voor het leelijke woord: mislukken, ten beste gevend. Het geluk dient thans deze regeering, die met zooveel tegenspoeden te worstelen heeft gehad. Zegepraal in het Oosten niet alleen, maar ook in het Westen, waar op het zustereiland de stuiptrekkende Landliga, die maanden lang machtiger dan de wettige regeering deze in het aangezicht weerstond, ten slotte is bezweken. Inderdaad zij is dood, wat moeite de agitators zich ook hebben gegeven haar nog een kunstmatig leven in te blazen. Haar stichter zelf, Michael Davitt, zag zich eindelijk genoodzaakt haar lijkrede te honden. Bitter klonken zijn verwijten aan het Iersche volk bij die toespraak te Wexford: ‘zij is gevallen ten gevolge der woeste hartstochten van een deel van het Iersche volk, die buitensporigheden uitlokten, waarmee de regeering haar voordeel wist te doen. Elk schot, dat vóór de onderdrukking der Landliga werd afgeschoten, doorboorde het lichaam dezer organisatie, eer het 't lijf van het slachtoffer trof, en voor eiken moord, die werd gepleegd, sedert de Landliga onderdrukt werd, is een nagel in haar doodkist gedreven.’ Het is inderdaad ongelukkig voor de Landliga, dat haar leiders eerst thans tot dit inzicht komen, althans daaraan een zoo krasse uitdrukking durven geven, maar hoe waar Davitt's treffende beeldspraak moge zijn, de gansche waarheid behelsde zij niet. Het is duidelijk, dat de Iersche boeren de agitatie moede werden en gevoelden, dat het verstandiger was het met de voordeelen, door de regeering aangeboden, althans te
beproeven, dan de voorshands onbereikbare idealen der agitators na te jagen langs wegen, die dicht bij de galg voorbijgingen. Daarbij kwam, dat sedert Parnell's loslating uit Kilmainham onder de hoofden der partij zelf een verschil van opvatting had geheerscht, dat, hoe goed doorgaans voor de buitenwereld verborgen, het ontbindend element werd, dat haar levenskrachten sloopte. Parnell zelf en andere parlementaire leiders gaven sinds dien tijd de voorkeur aan een onderhandelen met de regeering, een loven en bieden binnen de sfeer van het parlement, boven den onverzoenlijken strijd tegen de regeering, boven de agitatie buiten het parlement. Was
| |
| |
dit den radicaleren Davitt en zijn vrienden niet naar den zin, nog minder bijval kon die richting verwerven bij de Amerikaansche Ieren, die nimmer moede waren hun gaven voor de Landliga te storten, mits zij dan ook vruchten van hun offers zagen in onvermoeide propaganda tegen de engelsche overheersching. Wat kon hen langer bewegen hun bijdragen te leveren, als van de propaganda werd afgezien en de agitatie tot bedaren werd gebracht? Men maakt thans bedelaars van mannen, roept hun orgaan, the Irish World, uit, terwijl de Liga mannen van bedelaars wilde maken. Dit aalmoezen geven is een vernedering voor ons en een verlaging voor wie ze aannemen. In naam der betamelijkheid laat het daarmee gedaan zijn, voegt het blad er bij, als bevoegde rechter optredend over wat betamelijkheid is, het blad dat een opstand tegen een bevriende regeering steunde, waar het zelf buiten bereik was van den arm dier regeering. Toen de Amerikaansche penningen ophielden te vloeien en daarmede het noodzakelijkste levensonderhoud aan de Liga werd ontnomen, moest de patient wel bezwijken. Wel is terstond beproefd haar uit den doode te doen herrijzen in nieuwen vorm. Een nationale conventie kwam bijeen om met ongeveer dezelfde organisatie als de Landliga een nieuwen bond te vormen met een nieuw partijprogramma. Voor dezen bond echter behoeft de regeering niet bijster beducht te zijn. Nog afgezien daarvan, dat ook hier reeds terstond verschil van gevoelen zich openbaarde, waar de socialistisch getinte droomerijen van Davitt met de meer nuchtere politieke bedoelingen van Parnell in botsing kwamen, schijnt de practische verwezenlijking van de omvangrijke plannen, in dat programma neergelegd, in zoo eindeloos ver verschiet te liggen, dat het voor ongeduldige hervormers - en de Ieren zijn ongeduldig - de moeite niet loont er aan te beginnen. Wat de Landliga wilde, was kort, klaar en krachtig uitgedrukt en werd terstond begrepen door den boer, wiens geheel
ellendig bestaan opging in een worsteling met de hem uitzuigende vertegenwoordigers van het ‘Landlordism.’ Van het fraai beredeneerde, allerlei eischen omvattende programma, thans te Dublin ontworpen, begrijpt hij niets. Voor dit samenstel van politieke en oeconomische hervormingen, dat, wilden wij het hier afdrukken, wel een pagina vullen zou, zal hij zich niet warm kunnen maken. Het mag een tijd lang tot vereenigingspunt dienen voor een parlementaire partij, het is ondenkbaar, dat het wortel zal schieten in de natie. De regeering zal getroost de propaganda kunnen aanzien van een ver- | |
| |
eeniging, wier doel is zoo ongeveer alles te hervormen, van het beheer der krankzinnigengestichten af tot het heerschende landstelsel toe.
Zoo zijn de groote moeilijkheden, die de regeering voortdurend belemmerden, uit den weg geruimd: - of daarom haar verdere taak niet moeilijk zal wezen, is een andere vraag. Thans geldt het de beloften te verwezenlijken, waarmede het ministerie is opgetreden, en den eisch naar binnenlandsche hervormingen te bevredigen. De ministers waren gedurende dit reces uiterst karig in hun extraparlementaire uitingen, wellicht omdat zij het te druk hadden met het bewerken van ontwerpen, waarmeê zij het parlement zullen verrassen. Veel wordt van hen verwacht, opdat een volgende parlementszitting eindelijk eens a working session worde.
A working session staat ook het italiaansche parlement voor de deur, dat aan het eind dezer maand door algemeene verkiezingen wordt hernieuwd. Met ongewone belangstelling wordt de afloop dezer verkiezingen afgewacht, omdat hier de proef wordt genomen met een nieuw kiesstelsel, een van de ingrijpendste politieke hervormingen, die in den laatsten tijd in eenig land zijn ter hand genomen. Da italiaansche wetgever heeft niet gewanhoopt aan de mogelijkheid om regelen te stellen, die de voorwaarden inhouden, waaraan het kiesrecht moet worden gebonden, ten einde de kans, dat het aan hen wordt toegekend, die waard zijn het uit te oefenen, zoo groot mogelijk te maken. Hij heeft zich niet laten misleiden door de theoretische drogredenen, waarmee algemeen stemrecht wordt aangepreekt, noch heeft hij uit wanhoop aan de mogelijkheid om billijke grenslijnen te trekken, zich in de armen van de voorstanders van dat stelsel geworpen. De door hem aangenomen regeling heeft, het stelsel der bestaande kieswet bewarende, het kiezerspersoneel zeer aanmerkelijk uitgebreid, zonder het aan al te onbekwame of al te afhankelijke handen toe te vertrouwen. En dit was niet de eenige hervorming, die is tot stand gebracht. Tegelijk heeft de wetgever met het stelsel der enkelvoudige kiesdistricten gebroken, en met het loffelijk doel om de gekozenen van te knellende plaatselijke banden los te maken, groote districten geformeerd, die 3 tot 5 afgevaardigden kiezen. Eindelijk heeft hij, door billijkheidsgevoel gedreven, getracht de vertegenwoordiging der minderheden te verzekeren, door te bepalen, dat in de vijfvoudige kiesdistricten, 35 in getal, de kiezers slechts op 4 personen hun stem mogen uitbrengen, wel een uiterst be- | |
| |
schroomde en weinig resultaat belovende stap in de richting van het evenredigheidsstelsel, maar toch als een huldiging aan het beginsel te waardeeren. Wat van deze ingrijpende hervormingen de vrucht zal zijn, moet de stembus onthullen: de
gegevens ontbreken geheel om eenigszins betrouwbare gissingen te gunnen. Vooral wordt met spanning tegemoet gezien, welke de invloed der nieuwe wet zal wezen op de twee uiterste partijen, de republikeinsche en de clericale, die tot nog toe in het parlement de eene schaarsch, de andere zoo goed als in 't geheel niet vertegenwoordigd waren. Het nieuwe kiezerspersoneel zal waarschijnlijk aan deze partijen nieuwe krachten toevoeren en kan ze van alleen in de pers en in clubs roerige massaas tot machten maken waarmee gerekend moet worden. De republikeinen, die door het streelen van demagogische en irredentistische neigingen licht ontvlambare gemoederen bewerken, zijn vol goeden moed, doch de clericalen schijnen vooralsnog zelf te twijfelen aan hun macht. Immers nadat er in de gelederen der partij geruimen tijd gedebatteerd werd over de vraag, of de tot nog toe gevolgde gedragslijn van onthouding zou worden volgehouden, kwam het wachtwoord van het Vaticaan, dat het ‘noch kiezers noch gekozenen’ richtsnoer moest blijven der clericale politiek. Het is wel niet trouw aan het beginsel alleen, dat de Curie noopt zich vierkant te blijven verzetten tegen den modernen staat, ook wel onzekerheid, of niet een smadelijke nederlaag te ontmoedigend zou werken na hooggespannen verwachtingen, die tot deze consequentie dringt. Inderdaad. is het voorloopig veiliger, kracht te zoeken in isolement, dan naar het voorrecht te dingen om als een der tallooze fracties in het parlement te verzinken. Waar het resultaat zoo onzeker is, ware het offer te groot. Iets anders was het, zoo er eenige gegronde hoop bestond, dat de clericale partij, zij het ook als kleine fractie verschijnende, de zuurdeesem zou wezen, die het deeg gansch zou doorzuren, voor welk heerlijk doel een transactie met den antichrist althans door een jezuitische zedeleer niet zou worden gewraakt. Doch hoe muurvast het geloof der Curie moge zijn aan haar toekomstige zegepraal, zij gevoelt dat het
zoover nog niet is gekomen, dat het beter is eerst door woord en schrift de geesten te bewerken om ze voor te bereiden voor die heerlijkheden, dan af te dalen in het parlementaire worstelperk en daar met de alledaagsche wapenen eener aardsche politiek te kampen. Inmiddels verdubbelt zij in ijver en werkzaamheid. Zij geeft door haar woorden en daden duidelijker dan ooit te verstaan,
| |
| |
dat zij van haar eischen geen duimbreed wil wijken. Zooals een harer nieuwe organen zegt: ‘de paus kan met de waarborgenwet niet tevreden zijn. Het koningschap sprak: laat ons Rome verdeelen, u het Vaticaan, mij het Quirinaal. Maar de pauselijke macht kon het nieuwe oordeel van Salomo niet aannemen, want zij is de ware moeder en Rome het kind van haar genie, de vrucht van haren arbeid, die niet verdeeld kan worden.’
Het spreekt van zelf, dat de groote parlementaire partijen, de rechter- en de linkerzijde beiden, zich ten sterkste tegen de eischen van republikeinen en clericalen verzetten. Hun eensgezindheid op deze punten kwam duidelijker aan het licht dan wat hen eigenlijk verdeeld houdt. Immers ook een merkwaardige eenstemmigheid bleek bij de politici van rechts en links te heerschen ten opzichte der reeds volbrachte hervormingen en de hervormingen die nog voor de deur stonden. Dit was echter niet genoeg om hun de handen te doen ineenslaan, waar de eerzucht der leiders een samensmelting niet toeliet. Een der mannen van de rechterzijde, de vroegere minister van onderwijs Bonghi, beproefde het een vereeniging tot stand te brengen tusschen zijn partij en de gematigde mannen van links, ten einde gezamenlijk front te maken tegen de versterkte gelederen van den gemeenschappelijken vijand, maar kon noch in zijn kamp noch in het tegenovergestelde bijval oogsten. Liever met Sella het politieke leven vaarwel gezegd dan te dienen onder Depretis, scheen de leus van Minghetti, Venosta en hun medestanders. Toch wist diezelfde Minghetti, die in Sella's plaats thans als hoofdaanvoerder der rechterzijde wordt aangemerkt, in zijn verkiezingsrede weinig meer te geven dan een echo op die van Depretis, voor welke hij bijna niets dan lof over had. Trouwens die langverbeide rede van den grijzen premier, die zich sinds jaren met verwonderlijken tact weet staande te houden te midden der politieke stormen, waardoor een tal zijner vrienden wordt geveld, had het zeldzame voorrecht van in den smaak te vallen van nagenoeg iedereen in binnen- en buitenland. De slimme tacticus, met eigen lof niet karig, was uiterst mild in huldebetuigingen naar alle zijden. Een eerste kniebuiging gold de mogendheden van Centraal Europa, die zoo groot belang stellen in 't behoud van den vrede en met welke Italië zich het nauwst verbonden achtte. Was dit minder vriendelijk tegenover
Frankrijk? de premier haastte zich te verklaren, dat elk spoor der jongste gebeurtenissen met betrekking tot die edele natie zou worden uitge- | |
| |
wischt, en dat de naderende benoeming van gezanten wederzijds het zegel zou drukken op de goede verstandhouding. En zou hij dan Engeland vergeten? De betrekkingen met ‘dien ouden en trouwen vriend’ waren immers uitnemend, en zoo Italië geweigerd had met dien vriend mede naar Egypte te gaan, documenten zouden bewijzen, dat dit mot internationale verplichtingen niet zou hebben gestrookt. Dit wat de buitenlandsche politiek betreft. Op binnenlandsch gebied had men de wijsheid van de administratie der linkerzijde aangevallen - een stout si monumentum qaaeris circumspice was het antwoord. En met eenig recht, niet omdat het ontzaggelijk getal van 534 wetsontwerpen sedert haar aanvaarding van 't bewind was aangenomen, waarop Depretis zich scheen te verheffen, maar omdat er werkelijk maatregelen zijn tot stand gebracht, waarop ieder ministerie trotsch zou kunnen zijn. Afschaffing der gemaalbelasting, hervorming van het muntwezen, kiesrechthervorming waren de groote maatregelen door de linkerzijde beloofd en doorgedreven, en de rechterzijde, blijkens een rede van Minghetti, was de eerste om ze toe te juichen. Wat de minister voor de toekomst beloofde, was een reeks van sociale en fiscale hervormingen, vrij los aaneenhangende en geen politiek programma vormende, waarbij Minghetti zich dan ook zeer wel kon nederleggen.
Toch ontbrak de oppositie wel niet geheel. De ontevreden elementen van de linkerzijde, zich groepeerende om Nicotera en Crispi, die het steeds niet kunnen verkroppen, dat hun geen portefeuille ten deel valt, hebben gezocht naar een nieuw wachtwoord, waarmee zij verdeeldheid konden zaaien, in de gelederen hunner partij. Nicotera is de gelukkige geweest, die een leus heeft gevonden, waarvoor hij een groep opgewonden vaderlanders heeft warm gemaakt en eerlang bij enkele leiders der rechterzijde als Rudini steun vond. $IArmatevi difendetevi$N klonk de leus; wapent u en verdedigt u, want geheel Europa gaat samen om het arme Italië te bespringen. Dit denkbeeld, dat Italië door de andere mogendheden belaagd wordt, schijnt bij die mannen tot een manie geworden. Voorheen was het Oostenrijk, dat zij duchtten, daarna frankrijk, waarvoor zij op hun hoede moesten wezen, thans zijn het Frankrijk en Oostenrijk beiden met Engeland en wie niet al, die gelijk Crispi het uitdrukt, een ijzeren cirkel om Italië heenslaan om het den hemel en de zee te rooven, waarop Italië recht heeft. Met dergelijke pathetische ontboezemingen werd nu het ministerie aangespoord op versterking van
| |
| |
leger en vloot bedacht te zijn en de afschaffing der gemaalbelasting te laten glippen om het geld daarvoor te kunnen vinden. Het ministerieele antwoord was de meest pertinente weigering om daarin te treden. Merkwaardig verschijnsel inderdaad, dat vooral en met reden in Duitschland en Oostenrijk de aandacht trok, dat een regeering weigert de belastingpenningen te gebruiken voor steeds verdere versterking en uitbreiding van het militarisme en dat uit den boezem des volks op zulk een militaire politiek wordt aangedrongen. Het ministerie begreep wijselijk, dat het niet in Italië's belang was zich langer aan uitdagingen te buiten te gaan, die ontstemmen zonder eenig ander gevolg, dan dat men later dubbele moeite heeft om de stemming weder ten gunste van Italië te doen keeren. Wat had het Italië gebaat, dat liet onder veel ophef met Frankrijk had gebroken en zich in de armen van den vroegeren aartsvijand had geworpen? Het had zijn eigen beteekenis als bondgenoote van de grooto mogendheden bijzonder overschat; op de tegemoetkoming naar Oostenrijksche en Duitsche zijde werd slechts flauwtjes geantwoord, en nog altijd is Frans Jozef zijn bezoek aan Humbert schuldig gebleven. En toen het in de Egyptische aangelegenheden zoo gaarne een rol had willen spelen en Engeland den voet dwars had willen zetten, werd het door de andere mogendheden zoo weinig gesteund, dat het ook hier zijn pogen geheel zag mislukken. Het is, of Depretis thans inziet, dat het spelen van een schitterende rol op het tooneel der internationale politiek voor Italië niet is weggelegd, en dat de belangen des lands het best gediend worden door alle mogendheden te vriend te houden. Inmiddels kan hij wel in voorzichtige termen de nationale aspiratiën vleien; zijn eigen orgaan, de Popolo Romano, een op Italiaanschen bodem ontworpen complot, dat, te Triëst een begin van uitvoering vond, gispende, doet geen afstand van het ideaal,
dat eens alle Italiaansch sprekende gewesten met Italië vereenigd zullen worden en dat de straf voor het misdrijf van lesa nazionalità niet zal uitblijven. Doch dit ziet op een verre toekomst, en als men tegelijk maar zorg draagt voor de naaste practijk die theorie te verloochenen en met alle mogendheden op goeden voet te blijven, dan schijnt het middel gevonden de contenter tout le monde et son peuple. Zooveel is zeker, dat de buitenlandsche pers over 't algemeen van de rede van Depretis met ingenomenheid gewaagde. Als een staaltje van de toenaderende gezindheid der Franschen deed een verhaal de ronde eener ontmoeting van een italiaansch staatsman met den premier
| |
| |
Duclerc, waarbij eerstgenoemde verontschuldigingen bijbracht over Italië's lichtgeraaktheid, wat naar hij meende bij een parvenue te vergeven was, totdat Duclerc hem levendig in de rede viel met een Ne dítes pas parvenue, dítes plutôt arrivée. Het verhaal moge tamelijk apocryph klinken, daar wel geen italiaansch staatsman zijn eigen land met den vrij smadelijken en hatelijken naam van parvenue zal vereeren, maar het toekent eenigermate de stemming, die men aan fransche regeeringskringen toeschrijft.
Wat de binnenlandsche verhoudingen betreft, zoo in Minghetti's vriendschappelijke houding een voorteeken mag gevonden worden voor welwillende samenwerking, dan is ook daar voor het ministerie weinig te vreezen. Met de vele belangrijke onderwerpen, door Depretis aan de orde gesteld: medische politie, boschcultuur, grondcrediet, werklieden-pensioenen, grondbelasting, koopvaardijvaart enz. belooft dan de parlementszitting a working session te worden.
Zal dat ook kunnen gezegd worden van den pruisischen landdag, die insgelijks door algemeene verkiezingen hernieuwd wordt? De dagen zijn niet meer, dat de duitsche parlementen kunnen aangehaald worden als voorbeelden van ongemeene werkkracht en productief vermogen. In den voortdurenden strijd tusschen regeering en volksvertegenwoordiging, zoowel in Pruisen als in het rijk, worden de krachten verteerd, terwijl het wetgevend gezag zich met onvruchtbaarheid ziet geslagen. Is dit volgens Bismarck een der euvelen van den parlementairen regeeringsvorm, den onpartijdigen toeschouwer zal het veeleer voorkomen, dat het kwaad juist aan het gebrek aan eerbiediging van den parlementairen regeeringsvorm is te wijten. Dezelfde geschiedenis herhaalt zich voortdurend. De regeering zoekt haar kracht in een balanceersysteem, waarbij zij het nu met de eene, dan met de andere partij aanbindt, om door middel van concessiën rechts, concessiën links, met behulp nu van den een, dan van den ander, haar doel na te streven, bij elke tijdelijke coalitie een onvoorwaardelijk en blindelings volgen van haar tijdelijke aanhangers eischend en daarmeê tegelijk de kiem der ontbinding leggend in het hart van elke coalitie. Eentonig is het verhaal van al deze wisselingen, omdat het ten slotte steeds dezelfde vertooning is. Voor ditmaal waait de wind weder iets, meer uit den liberalen hoek, maar wordt tegelijk de eisch van trouw aan de regeering in klemmender termen dan ooit gesteld. Werd vroeger van een regeeringstrouwe partij verlangd dat zij de regeering zou steunen, al was zij
| |
| |
met haar bedoelingen niet bekend, thans wordt gevorderd dat zij dien steun onvoorwaardelijk zal geven ook dan als zij haar bedoelingen kent en afkeurt. In verband met die opvatting is de regeering ook niet meer tevreden met den naam van haar trouwste bondgenooten, de vrij-conservatieve en conservatieve partijen, en zou iets als keizerlijk koninklijke partij haar meer aanstaan. Geen wonder, want het zou der regeering wel eens in den zin kunnen komen niet meer te conserveeren, in welk geval de conservatieven niet langer meê zouden kunnen gaan, wilden zij hun naam eer blijven aandoen. Een koninklijkkeizerlijke partij daarentegen behoeft zich door dergelijke sentimenteele scrupules niet te laten weêrhouden. Waar zulk een opvatting in regeeringskringen heerscht, daar is het voorwaar een schrale troost voor de liberale partij te bemerken, dat van toenadering naar haar gelederen wordt blijk gegeven, als zij de welwillende gezindheid der regeering met het offer harer zelfstandigheid moet koopen. Wat de regeering bewoog thans een weinig naar links te zwenken, was de gebleken onmogelijkheid om zich op den duur met de clericalen te verstaan. Het ingekankerd wantrouwen, dat Bismarck en het centrum tegenover elkander koesteren - et pour cause - stond een weiwillende samenwerking voortdurend in den weg. De tegemoetkomingen der regeering bleven in niet veel meer dan beloften bestaan - het centrum zijnerzijds vond voor tegemoetkomingen geen reden, als het er geen positieve voordelen in zag. Gespannen werd in den jongsten tijd de verhouding weder, toen de nieuw toegelaten vorst-bisschop van Breslau, een der in den Culturkampf vacant geraakte zetels, in plaats van onderdanigheid te betoonen aan het gouvernement, terstond blijk gaf, dat hij geen transactie met de beginselen zijner kerk gedoogde. Nauwelijks had hij zijn ambt aanvaard, of hij beval de staatspastoors binnen zijn diocese af te treden, en op dit bevel volgde
spoedig een philippica tegen de gemengde huwelijken. Voor wie de scheiding van kerk en staat wel begrijpen, is voor verontwaardiging hierover al zeer weinig plaats. Men herinnert zich wat staatspastoors zijn: geestelijken in de diocesen, die door dood of afzetting vacant zijn geworden, door de kerkpatroons aangesteld en door de regeering toegelaten. Wat waren deze geestelijken, buiten de kerk om tegen haar wil benoemd, voor de kerk? Dat zij ze niet erkennen wil, niet erkennen kan, behoeft waarlijk geen verwondering te baren. Alsof de staat zelf heeft ingezien, wat bedenkelijken weg hij insloeg door op die wijze in de sfeer der kerk
| |
| |
in te grijpen, heeft hij bij de jongste kerkelijke wet de instelling afgeschaft. Waarom zou het dan noodig zijn zooveel eerbied te toonen voor de nog overgeblevene producten eener veroordeelde instelling, en op welken grond kan men het den bisschop ten kwade duiden, dat hij in een tot normalen toestand teruggekeerd diocese deze uit abnormale omstandigheden geboren zieleherders niet erkent? En wat de veroordeeling der gemengde huwelijken aangaat, zoo zij van kerkelijk standpunt te veroordeelen zijn, waarom den bisschop verboden dit uit te spreken, al is zulk een uitspraak ook een kaakslag voor de moderne beschaving? Het burgerlijk huwelijk te verbieden staat toch buiten de macht der kerk, maar de macht, die zij heeft, om het gemengde huwelijk te ontraden en om den katholieken priester te verbieden het in te zegenen, als ook de evangelische priester daartoe wordt uitgenoodigd, kan zij uitoefenen zonder de rechten van den staat aan te randen. Doch voor zulke redeneeringen is men in Duitschland dool', waar nu eenmaal de verhoudingen tusschen kerk en staat zoo ingewikkeld en dooreengeward zijn, dat elke stap in een of andere richting tot nieuwe wrijvingen en botsingen voert.
En zoo staan dan thans de clericalen in een slecht blaadje en wordt met de liberalen geliebäugelt. Met de nationaalliberalen althans, aan wie de Provincial-Correspondenz het loffelijk getuigschrift stelde dat zij het met hun oppositie zoo kwaad niet meenen. In die deelen der natie, door welke eens de nationaalliberale partij gedragen werd, heet het, is men zich geenszins de bedoeling bewust, de heerschappij over het huis van afgevaardigden in handen eener onverzoenlijke oppositie te spelen. Voor wie dit nog niet duidelijk genoeg is uitgedrukt - de provincialen, die officieus moeten worden voorgelicht, zijn soms zoo stomp van begrip - wordt er dan bijgevoegd, dat die bedoeling wèl gekoesterd wordt door de Fortschritts-partij en een deel der vroegere nationaalliberalen, met andere woorden de secessionisten. Bennigsen en de Kölnische waren zoo geroerd door deze goedgunstigheid der regeering, - welwillender dan de conservatieven zelfs werden zij bejegend - dat zij meer dan ooit van het reichsfeindliche streven hunner vroegere medestanders doordrongen werden en voor de hoeveelste maal droomden van het aanbreken eenor liberale era. Alsof het niet meer dan ooit tijd ware om te waken, als de vos de passie preekt. Dat trouwens van dat zwenken der regeering een noemenswaard partijverschuiven het
| |
| |
gevolg kon zijn, was niet te verwachten. De liberale kiezers weten te zeer wat de liefkoozingen der regeering beduiden om zich te laten belezen hun sympathieën meer naar het nationaalliberale kamp te wenden dan naar de waarlijk liberale partijen; de door en door onhandige en onedele manoeuvre der opheffing van de gemengde school te Crefeld met de daarop volgende dubbelzinnige officieuse ontkentenis aan den vooravond der verkiezingen, heeft het hare bijgedragen om den weifelenden de oogen te openen. De clericalen gaan als voorheen met de conservatieven ten strijde, van wie zij altijd nog het meest te wachten hebben, al willen zij thans niet meer van een clericaal-conservatieve alliantie gesproken hebben. De middenpartijen en de clericalen blijven vijandig als steeds tegenover elkander staan en Windthorst geeft als vroeger, waar geen der zijnen kan zegepralen, de voorkeur aan den Fortschrittsman boven een middenman. Het liberalisme met ongepoetste laarzen, zooals hij het uitdrukt, verkiest hij boven het salonfähige, dat in Lackstiefeln opireedt, met welke karakteristiek meer bepaaldelijk Hänel werd bedoeld, die zich van Richter heeft afgescheiden om zieh bij de secessionisten aan te sluiten. Ook deze verschuiving schijnt op de getalsterkte der partijen weinig invloed uit te oefenen. Alles bijeengenomen zullen zij alle ongeveer terugkeeren gelijk zij gegaan zijn, en de regeering zal opnieuw haar experimenten beginnen, die de zitting onvruchtbaar zullen maken als haar voorgangster.
Of de nieuwe zitting in Frankrijk vruchtbaarder zal wezen? De geschiedenis der laatste jaren gebiedt ook hier de verwachtingen laag te stemmen, al is het euvel, waaraan Duitschland lijdt, hier ver te zoeken. Maar het tegenovergestelde uiterste, waarin men door verkeerde toepassing van het parlementaire stelsel vervalt, is voor een rustige nationale ontwikkeling al even doodend. Werk is er voorwaar in overvloed te doen, maar het getwist der haar eigen belang zoekende partijen, die zich beijveren zwakke ministeries tot haar dienaren te verlagen, verhindert evenzeer het tot stand komen van nuttige maatregelen, als het drijven van een regeering, die eenvoudig aan den wil der meerderheid zich niet stoort. Ook hier is die herinnering een iterare decoctum, maar is het onze schuld, als de geschiedenis op treurige wijze zich zelf steeds herhaalt? Een bewijs van de zwakheid van dit regeeringsstelsel werd in den laatsten tijd weder geleverd door het inderdaad akelig getob met de rechterlijke inrichting. Door vier verschillende ministeries zijn thans
| |
| |
vier verschillende ontwerpen bewerkt, die alle het embryonisch stadium niet kunnen te boven komen. En dit komt eenvoudig daarvandaan, dat men niet zoekt naar een regeling, op rechtsbeginselen gegrond, maar naar een transactie, waarbij wel het recht niet uit het oog verloren wordt, maar toch het partijbelang tevens wordt gediend. De grondreden trouwens, waarom een nieuwe rechterlijke inrichting wordt geëischt, ligt in de klacht, dat de rechters der fransche republiek niet republikeinsch genoeg zijn. Du minister Devès dan heeft zijn vierde ontwerp bewerkt, waarbij op kunstige wijze de onafzetbaarheid wordt behouden en afgeschaft tegelijk, en hij heeft zorg gedragen de hoofdtrekken door de pers te doen verkondigen. Doch nu wil het ongeluk, dat dit ontwerp door de publieke opinie tamelijk koeltjes wordt begroet, en terstond is het ministerie zelf bereid het ontwerp, waarover het naar het schijnt niet eens gehoord was, en den onhandigen collega tevens op te offeren. Tenzij de heer Devès zich, in 's lands belang natuurlijk, wel getroosten wil een vijfde ontwerp te verzinnen, dat meer in den smaak zal vallen der toongevende fracties.
Er verheffen zich onder de republikeinen zelf steeds meer stemmen, die het niet langer willen of kunnen verhelen, dat de alleenzaligmakende republiek haar beloften slecht houdt. Met merkwaardige naïeveteit verbazen zij er zich over, dat de republikeinsche burgerzin in de republiek zoozeer ontbreekt; dat er een geest in regeeringskringen heerscht, die eer in een monarchie thuis behoort; dat de openbare zeden doen denken aan een keizerlijken tijd van verval en niet aan een republikeinschen dageraad. Blijkbaar is men nog in den zoeten waan bevangen, dat er tooverkracht ligt, of althans behoort te liggen in een uiterlijken vorm, - dat in een republiek, reeds daardoor alleen dat zij republiek is, alles voortreffelijker behoort te zijn dan in een ander regeerstelsel. Alsof niet de kracht der natiën ligt in den geest der individuen, en alsof die zich wijzigen laat met de wijziging van een regeeringsvorm. Natuurlijk is niet te ontkennen, dat de regeeringsinstellingen invloed uitoefenen op den volksgeest, dat bijv. een natie, die in onderdrukking leeft, slaafsch en lafhartig blijft, en dat een ander, die zich in 't genot van vrije instellingen verheugt, zich wakker en krachtig ontwikkelt, maar de fout is, dat men meent van slavernij tot vrijheid over te gaan, als maar de monarchie vervangen is door de republiek. Inderdaad is hiermede vaak niets anders veranderd, dan dat een gekozen chef in
| |
| |
plaats van een erfelijken aan het hoofd staat van den staat. Wat de grootere vrijheid aangaat, het is alsof voor de derde republiek het woord is geschreven: ‘Gardez vous de ceux qui crient liberté! liberté! et qui la tuent par leurs oeuvres.’
Natuurlijk is de republiek stevig genoeg gevestigd om voor kroonpretendenten niet te vreezen, en is het langzamerhand bijna erger dan waanzin geworden haar omver te willen werpen, eenvoudig omdat er geen monarch te vinden is. Men kan eerbied koesteren voor de onwrikbare beginselvastheid van mannen als een Chambord en als een hertog van Cumberland, dat er evenwel voor vorsten, die zoo volkomen aan hun tijd den rug hebben toegewend, nog een toekomst zou kunnen zijn, kan geen mensch, die zijn tijd begrijpt, aannemen. ‘De stroom der moderne gedachten vaart over hun hoofden of stuwt hen op zij,’ en zoo zij standhouden te midden van al wat verandert, moeten zij beschouwd worden met het oog van den oudheidkenner, niet van den politicus. Voor hen is het dichterwoord geschreven: Lasst ruhn, lasst ruhn die Todten - Ihr weckt sie mit Klagen nicht auf. Met klachten niet, maar ook mot jubeltonen niet, wat de legitimisten maar niet begrijpen, die zich jaarlijks en steeds met meer ijver omstreeks den tijd van den geboortedag van hun afgod aan feestmalen te buiten gaan, waar de komst van den koning in allerlei wijzen wordt bezongen. Dit jaar ging het drukker dan ooit toe en droeg het gejubel een zoo revolutionair karakter, dat het wel pleit voor de kracht der republiek, dat zij 't onnoodig vond die orgiën der legitimiteit te beletten. ‘De koning komt!’ was de jubelkreet, die zich hooren liet als grondtoon op al die banketten, te Lyon, Toulouse, Parijs, waar niet al, en werkelijk waren er nog duizenden te vinden, die zich voor deze illusie wisten op te winden. Waarop dit geloof zich gronden mag? Het schijnt, dat men zich waarlijk inbeeldt, dat deze banketten de derde republiek kunnen doen vallen, omdat de reformbanketten Louis Philippe zijn troon hebben gekost. Bovendien, de koning zelf heeft gezegd, dat hij weldra komen zal, en dat is voor zijn getrouwen genoeg. Helaas! toen in het zuiden een
indrukwekkende manifestatie was beraamd, waarop tienduizenden zouden samenstroomen, wilden de regenvlagen en stormen dat de manifestatie zich tot zeer bescheiden afmetingen bepaalde, zoodat de feestredenaar De Mun uitriep: Le soleil à manqué a son Roy - wat, als de koning werkelijk komt en si la France manque à son - Roy? Op deze mogelijkheid is men geenszins bedacht. En toch, als de zon zelfs hem
| |
| |
afvalt, ware het dan niet beter hem in het duister te laten, waarin hij zich zelf begraven zou, als zijn getrouwen hem maar met rust lieten? Waren de vijanden in eigen boezem voor de republiek zoo weinig te vreezen, als deze erfgenaam der fransche koningskroon, met de meeste gerustheid kon zij de toekomst tegemoet zien. Maar wie haar waarlijk lief hebben, kunnen een gevoel van bange vrees niet onderdrukken.
R. Macalester Loup.
|
|