| |
| |
| |
De runderpest.
Den dertienden Februari werd te Amsterdam eene zamenkomst gehouden, wel waardig om de aandacht te trekken van het algemeen, zoowel om de personen die daar, in de ruime zalen van het Paleis voor Volksvlijt, bijeenkwamen, als om de zaak welke er besproken werd. Het waren boeren en belangstellenden in onzen landbouw, die aan de oproeping van het bestuur van het Paleis gehoor hadden gegeven, om zelven hunne eigene zaken te komen afdoen, en klaar en duidelijk uit te spreken wat de meening der meerderheid was, ten einde aan de overheid den weg te wijzen, dien zij zoude dienen te volgen, zoo zij aan den wensen van het publiek wilde voldoen. Het was de Runderpest die er besproken werd, de ramp, die in vier maanden tijds eene schade van twee millioen guldens aan de veehouders in Holland en Utrecht heeft toegebracht, en die, zoo zij niet krachtig gestuit wordt in haren voortgang, minstens een vierde gedeelte van onzen rundveestapel, of eene waarde van ruim twee en dertig millioen, dreigt te vernietigen.
Het bemoedigend verschijnsel, dat men in Nederland ook zelven wil handelen, waar het eigen belangen geldt, verdient opgemerkt en toegejuicht te worden door allen, die begrijpen hoe zeer dit eene schrede voorwaarts is op den weg van zelfontwikkeling die aan een vrij volk past. Het is eene hier te lande nog maar al te weinig aangewende poging, om, waar het groote belangen geldt, der regering te gemoet te komen door voorlichting van deskundigen, in plaats van de handen in den schoot te leggen en de Heeren te laten zorgen, zich alleen voorbehoudende om later een oordeel uit te spreken, meestal eerst wanneer dat oordeel niet meer van nut kan zijn. Gaf, uit
| |
| |
dit oogpunt beschouwd, het runderpestcongres stof tot blijdschap, aan de andere zijde viel het te betreuren dat men zoo weinig buiten de provinciën Zuid- en Noord-Holland en Utrecht de gewichtige strekking dezer zamenkomst begrepen had. Slechts enkelen waren er uit de overige provinciën tegenwoordig, en vandaar dat zij, die voor de bescherming van drie-vierde van onzen rundveestapel moesten opkomen, zeker geen vierde gedeelte uitmaakten van de vergadering. Het gevolg daarvan was dat dan ook hoofdzakelijk gehandeld werd over hetgene er voor het thans door de runderpest bezochte gedeelte van Nederland te doen staat.
Alvorens voor de lezers van ‘de Gids’ uiteen te zetten wat er in deze zamenkomst in het Paleis voor Volksvlijt besproken is, en na te gaan of er niet nog meer en nog iets anders besproken had dienen te worden, moeten wij een kort woord doen voorafgaan, ter herinnering der karakteristiek van de ramp, die het geheele Vaderland bedreigt.
De Runderpest is geene nieuwe onbekende ziekte, maar heeft hier te lande van 1713 tot 1719, van 1741 tot 1756, van 1768 tot 1786, in 1799 en in 1813 en 1814 geheerscht, terwijl zij in de Russische steppen voortdurend aanwezig is en zich vandaar telkens over de naburige landen verspreidt. Weinige of geene ziekten onzer huisdieren zijn met zooveel zorg onderzocht en bestudeerd als de veepest. Door Russen, Duitschers, Franschen, Engelschen en door onze eigen veeartsen evenzeer, is daarover zooveel bijeengebracht, dat er zich geen enkel verschijnsel meer voordoet, of men vindt het beschreven. Geene veeziekte voorzeker heeft zulk eene rijke litteratuur.
Men kent de Runderpest als eene ziekte der slijmvliezen, die spoedig door bederf in het bloed gevolgd wordt en na weinige dagen, zoo niet na eenige uren, den dood van de helft tot drie-vierde en zelfs tot nog grooter gedeelte der aangetaste dieren ten gevolge heeft. In Zuid-Holland zijn er tot dusverre omstreeks zestig ten honderd van de zieke dieren bezweken, of meestal met de zekerheid dat het dier sterven zoude, afgemaakt, terwijl de overige veertig ten honderd hersteld zijn. Ook andere herkaauwende dieren worden door deze zelfde ziekte aangedaan. In Italië zijn vóór eenige jaren de buffels daardoor aangetast geweest. In de dierentuinen van Londen en Parijs zijn herten en gazellen aan de runderpest gestorven, en hier te lande en in België zijn verleden jaar schaapskudden daardoor be- | |
| |
zocht, gelijk ook elders in Europa van vroeger reeds bekend was. De ziekte is besmettelijk en breekt bij de dieren een zestal dagen nadat ze besmet zijn, uit. Wat die besmetting is, en wat men onder smetstof te verstaan heeft, weten wij niet, maar wel weten wij dat aanraking van een aan de runderpest lijdend dier, of aanraking van iets waarmede zulk een dier in verbinding is geweest, de ziekte op een ander dier overbrengt. Dat zelfs de lucht overbrengster van de smetstof kan zijn, is genoegzaam zeker. Er is haast geene stof en geen voorwerp te bedenken, of de smetstof kan er door overgebracht worden; zoo als ons uit voorbeelden in menigte in den jongsten tijd, overvloedig bekend is; ja zoo zeer is de ziekte contagieus, dat zij nimmer anders dan door besmetting ontstaat, en zich nimmer anders dan door besmetting verspreidt. Het is hoog noodzakelijk dat een ieder van deze waarheid doordrongen zij, dat de kwaal nimmer van zelf ontstaat, maar altijd, op de eene of andere wijze, overgebracht wordt, en dat, wanneer de wijze waarop zulks geschied is, in zeer veel gevallen verborgen blijft, men bijna altijd tot den oorsprong zoude kunnen
doordringen, indien alle menschen, die de laatste veertien dagen voor het uitbreken der ziekte in den omtrek van het vee geweest zijn, wilden spreken. Zwijgen is zoo zeer het belang van hem, die door onachtzaamheid of door ongeloof aan de besmettelijkheid der ziekte de overbrenger der smetstof is geweest, dat men het verzwijgen der oorzaak in alle gevallen mag aannemen, waar die onbekend blijft. De meening dat slechte verzorging van het vee, gebrek aan goed voedsel of drinkwater, mishandeling bij vervoer, uitputting door honger en dorst op de spoorwegen en in de stoombooten, runderpest zoude kunnen doen ontstaan, is geheel valsch. Mogelijk, maar geenszins zeker is het, dat ten gevolge daarvan de ziekte kan verergeren en de dieren daarvoor meer ontvankelijk kunnen worden; maar zonder besmetting kan dit geen runderpest teweegbrengen. Met de runderpest is het gelegen als met de longziekte, die evenzeer altijd ontegenzeggelijk door besmetting ontstaat. Wanneer dertig jaar geleden de eerste longzieke koeien te Loenen terstond afgeslacht waren, en alvorens men het eens was geworden over het vraagpunt of deze ziekte al dan niet voor besmettelijk ware te houden, had men een verlies van vele millioenen aan onze veehouders en die der ons omringende landen bespaard.
| |
| |
Alleen in Rusland onder het lang-gehoornde steppen-vee, meent men dat de runderpest telkens ontstaat, op gelijke wijze als waarop roodvont, mazelen of kinderziekte telkens epidemisch heerschen, nadat zij schijnbaar zonder aansteking hier of daar zijn uitgebroken. Bij de groote uitbreiding, die telkens de ziekte onder het steppenvee neemt, en de ontzettende hoeveelheid smetstof welke daarbij voorhanden moet zijn, is het evenwel waarschijnlijker dat hier voortdurende besmetting aanwezig is. Om een enkel mogelijk geval te noemen, kan er door het opgraven van aan de ziekte gestorven vee, langen tijd daarna weder besmetting plaats hebben. Ook meent men over het algemeen, dat bij het steppenvee de ziekte, na het oogenblik van besmetting, langer noodig heeft om uit te breken, dan bij de veerassen van westelijk Europa; terwijl het nog niet uitgemaakt is, hoelang de herstellende, of reeds geheel herstelde dieren het vermogen om gezonde runderen te besmetten, behouden. Zeker is het in ieder geval, dat herstellenden veel gevaarlijker zijn dan zieken, hetzelfde verschijnsel dat men ook bij besmettelijke ziekten van den mensch waarneemt.
Uit de Russische steppen en door het steppenras heeft zich de ziekte steeds verspreid, telkens wanneer zij in westelijk Europa gewoed heeft, meestal door slachtvee, dat de groote legers volgde. In Oostenrijk en Pruissen heeft men sedert lang met de meestmogelijke gestrengheid gewaakt tegen het overbrengen der ziekte, en blijft men dit steeds volhouden, maar in weêrwil daarvan heeft telkens de ziekte de grenzen overschreden en ook nog in de laatste jaren groote verwoestingen aangericht in Silezië, Bohemen, Hongarije, Oostenrijk en Italië. In Pruissen onder anderen drong de ziekte sedert 1855 elfmaal uit Rusland, Polen en Galicië binnen, maar werd ook elfmalen door het afmaken van al het vee op de aangetaste stallen overwonnen.
Toen de ziekte in Junij van het vorige jaar in Engeland uitbrak, dacht men allereerst aan het overbrengen van het steppenvee, dat van den Rhijn met den Rhijnspoorweg over Rotterdam was ingevoerd, en die meening was niet onaannemelijk; want werkelijk zijn er in den verleden zomer eene menigte langgehoornde ossen uit Hongarije, waar de ziekte nog altijd aanwezig schijnt te zijn, door Nederland gevoerd. Een nader onderzoek, al spoedig openbaar gemaakt door de Fransche commissie, die terstond bij het ontstaan der ziekte naar Engeland gezonden
| |
| |
werd, heeft echter uitgemaakt, dat door eene lading steppenvee, uit Riga afgezonden en te Hull ontscheept, de ziekte overgebragt en de groote Londensche veemarkt besmet is geworden. Door vee, op die markt aangekocht, is de ziekte zoodanig verspreid, dat eerst de melkerijen om Londen meerendeels uitgestorven zijn, en daarna over het grootste gedeelte van Engeland en Schotland het eene graafschap voor, het andere na is aangestoken. Volgens de berichten uit het midden van Februari werden er in de laatste week 11,600 runderen door de ziekte aangetast; en hoewel op verre na niet alle ziektegevallen worden aangeteekend, waren er sedert het begin der ziekte 148,000 stuks als aangetast geregistreerd, waarvan 93,000 als gestorven, 18,250 als afgemaakt en 18,300 als hersteld zijn opgegeven. Ruim 16 ten honderd is dus de verhouding van de herstelde tot de gestorvene en afgemaakte, terwijl de waarde aan verloren vee alleen op twaalf millioenen guldens kan worden aangeslagen. In Engeland heeft de regering zich niet met de zaak willen inlaten, dan door het benoemen van inspecteurs, die zich naauwkeurig van den toestand der zaken moeten vergewissen; aan de veehouders zelven en de plaatselijke besturen is overigens het nemen van maatregelen ter bestrijding der kwaal overgelaten. Dit was zeker geheel in den geest van het Engelsche volk, zoo bijzonder kitteloorig waar het geldt de inmenging der regering in hetgene zij als huisselijke zaken beschouwen; maar het ongelukkige gevolg was rechtstreeks het verlies van twaalf millioen, daarboven de onberekenbaar groote schade, die stremming van den handel, verarming van den boerenstand, daling der waarde van de landerijen en verhooging van den prijs der eerste levensbehoeften veroorzaken moeten, en eindelijk de zekerheid van minstens nog eens eenige tientallen millioenen te zullen verliezen, alvorens zelfs door de krachtigste en meest afdoende middelen de ziekte geweken zal zijn. Eindelijk heeft de Engelsche regering, in den
laatsten tijd door den algemeenen volkswensch ondersteund, ingezien dat het hare roeping was in de volksramp tusschen beiden te komen. Bij het parlement is de wet ingediend, en terwijl dit geschreven wordt, voorzeker reeds aangenomen en misschien uitgevaardigd, waarbij de regering gemachtigd wordt om alle zieke dieren en alle nog gezonde van besmette koppels te onteigenen en te dooden, en om alle vervoer van rnndvee tijdelijk te verbieden. In Engeland is men alzoo thans eindelijk tot den maatregel overgegaan, dien men
| |
| |
reeds dadelijk had dienen aan te grijpen, en dien de ondervinding in de landen, waar de runderpest te huis behoort, sedert lang als de eenige afdoende heeft leeren kennen. In Engeland heeft men door schade en schande geleerd dat de Duitschers en Russen volkomen recht hebben gehad in hunne bewering dat er geen geneesmiddel en geen voorbehoedmiddel bestaat en dat de ziekte door geene policieverordening, noch door een militair cordon binnen bepaalde grenzen te houden is.
Naar Frankrijk is de ziekte reeds uit Engeland en wellicht ook uit België overgebracht; maar het onmiddellijk afmaken der aangetaste koppels vee heeft tot dusverre den voortgang in dat land gestuit.
Ook in België, om Oostende, Brugge, Gend en Aalst brak de veepest genoegzaam tegelijkertijd uit met het eerste verschijnen daarvan in Holland. Hier werd zij waarschijnlijk uit Engeland overgebracht; te Antwerpen en bij Brussel schijnt het door uit Nederland ingesmokkeld vee te zijn geschied; maar de voortgang der kwaal is door een onmiddellijk vernietigen van alles, waarvan besmetting kon uitgaan, gestuit geworden. In een dertigtal gemeenten is hier de ziekte uitgebroken, maar al het vee van die dertigtal stallen is ook terstond afgemaakt, in den beginne op last van den Minister van Binnenlandsche Zaken, gedeeltelijk op eigen verantwoordelijkheid, thans ten gevolge eener onlangs uitgevaardigde wet. Met opoffering van omstreeks zevenhonderd runderen is de ziekte in België tot dusverre gestuit, en er is geen twijfel aan of men is die meester, wanneer men slechts voortgaat met telkens de koppels vee af te slachten, waaronder zij zich vertoont.
Het behoeft naauwelijks herinnering hoe in het begin van Augustus drie en twintig ossen, op de Londensche markt onverkocht gebleven, naar Rotterdam teruggezonden werden en de smetstof naar de gemeente Kethel bij Delft overbrachten. Weldra vernam men uit de dagbladen, dat in die gemeente eene hevige ziekte onder het rundvee was uitgebroken, die vermoed werd de in Engeland heerschende veepest te zijn, en voor dat men nog recht gelooven wilde, dat 't hier wel degelijk de echte runderpest was, waarmede men te doen had, hadden de veehouders zich van hun besmet vee op de markt te Rotterdam ontdaan en de ziekte in dertien Zuid-Hollandsche gemeenten ingeplant. Toen kwam alles in de weer. Minister, Commissaris des Konings en Gedeputeerde Staten, Gemeente-Besturen
| |
| |
en Kantonrechters, de gewone Commissie van Veeartsen en buitengewoon daartoe gestationeerde veeartsen, een kordon door militairen en gewapende stoombooten bewaakt, deden de eene meer de andere minder, wat zij konden doen en de bestaande wetten toelieten, maar het eenig-noodzakelijke werd verzuimd, het uitvaardigen der wet, die de bevoegdheid verleende om elk koppel vee binnen vier en twintig uur, nadat zich daarbij de ziekte vertoond had, af te slachten en te begraven. Wel werd er door de Staten-Generaal een crediet van honderd duizend gulden verleend; wel werd de Regering een paar maanden later gemachtigd om beperkende verordeningen uit te vaardigen ten opzichte van veemarkten, van den handel in vee en het vervoer van alles wat als overbrenger van smetstof beschouwd kon worden; maar de maatregelen die genomen werden, bleven halve maatregelen en hebben ten hoogste uitgewerkt, dat de ziekte zich langzamer uitbreidt, dan zij zoude gedaan hebben, wánneer er geene maatregelen genomen waren.
Aan de Gemeente-Besturen en Gedeputeerde Staten is herinnerd, dat zij de macht bezaten om de besmette koppels voor rijksrekening te onteigenen en af te maken. Daarvan is dan ook veelvuldig gebruik gemaakt, en honderdduizenden zijn reeds daarvoor besteed. In Zeeland heeft men, door dien maatregel streng en zoo spoedig doenlijk toe te passen, tweemalen de ziekte reeds gestuit; in Noord-Brabant reeds viermalen, nadat daar, zoo 't schijnt, telkens uit Holland de smetstof was overgebracht. Maar in de beide Hollanden en in Utrecht heeft al het afmaken niets meer uitgewerkt dan eenigzins den voortgang der ziekte te vertragen.
Een eerste struikelblok is de onwil van de veehouders, wier wil even weinig wegen moest als de wil van den man, wiens huis men ter neder werpt om eenen brand te stuiten, of afbreekt om eene dijkbreuk te stoppen. De onwil van den Burgemeester of van zijne Wethouders is het tweede struikelblok, waardoor de onteigening zoo niet gestuit, dan toch zoo zeer vertraagd wordt, dat het afmaken van al het vee te laat komt en de besmetting reeds naar elders overgeplant is. En al bestaat er geen onwil, nog altijd zijn er zoovele tijdroovende formaliteiten bij het toepassen der onteigeningswet te vervullen, dat in Holland en Utrecht genoegzaam in geene enkele gemeente tijdig genoeg het vee op de eerst besmette stallen afgemaakt is om de ziekte te stuiten. Het zal in Zuid- en Noord- | |
| |
Holland, even als in Utrecht, zoo wij vreezen, maar al te spoedig blijken, dat alle voor onteigening bestede gelden te vergeefs besteed zijn. Om een enkel voorbeeld te noemen. Te Warder, bij Edam, heerscht de ziekte op twee stallen sedert den 27sten Januari. Negen dieren werden daar onteigend en afgemaakt, maar drie heeft men er laten sterven, vijf laten herstellen en zeven lagen er den 10den Februari ziek, die men den 18den Februari besloten heeft te onteigenen en af te maken. Tien tegen één, dat uit dit brandpunt, door die ongelukkige vijf herstelde koeien, vooral de Purmer, de Beemster en geheel Noord-Holland benoorden het IJ worde aangestoken.
De Regering heeft strenge afzondering van de besmette stallen en weiden bevolen, maar overal ondervonden dat, waar de kleeren van de menschen, waar de honden en katten, ja, vliegen en de wind de smetstof overdragen, zelfs de beste wil van den veehouder geene uitbreiding door afzondering kan voorkomen; en wat dan wanneer men, zoo als in de meeste gevallen met onwil, zeer dikwijls uit domme dweepzucht ontstaande, te doen heeft.
Er is een militair kordon getrokken, dat, alle vervoer van vee en besmette voorwerpen tegenhoudende, de runderpest binnen een gedeelte van Zuid-Holland zoude opsluiten, om die streek te doen doorzieken en uitzieken, gelijk de nieuwelings gemaakte kunsttermen luiden. Na twee, en wanneer men de kosten door den lande besteed daarbij rekent, welligt reeds drie millioenen te hebben doen verloren gaan, is Zuid-Holland nog op verre na niet doorgeziekt. Slechts negen ten honderd van den voorhanden rnndveestapel is er in de verloopen zes maanden verloren gegaan; en gaat de ziekte voort gelijk zij thans voortgaat, dan mag men van geluk spreken zoo het verlies zich over een tweede zestal maanden tot vijf en twintig ten honderd bepaalt, tot een verlies ter waarde van minstens zes millioen guldens. In 1769 stierven er in Friesland 97,000 runderen aan de veepest, de helft waarschijnlijk van het voorhandene aantal; en eerst zeventien jaren later was de ziekte uit deze provincie geweken. Maar wat nog erger is dan het niet-uitzieken van de ingesloten streek, het kordon is gebleken onvoldoende te zijn om de ziekte in te sluiten. Telkens is de lijn verschoven om al weêr meer en meer gemeenten binnen te sluiten; telkens heeft zich de ziekte weêr buiten de lijn vertoond, totdat zij thans naar Noord-Holland, dwars
| |
| |
door de Haarlemmermeer en naar Utrecht verschoven is moeten worden; en nu zijn er in de laatste veertien dagen weder zoovele plekken buiten de nieuwe lijn besmet, dat men reeds begonnen heeft om Holland op zijn Smalst af te zetten en 't niet lang meer duren kan, of het kordon zal de richting moeten volgen, die als het best te bewaken in de zamenkomst van het Paleis voor Volksvlijt besproken is: over Holland op zijn Smalst, namelijk, langs het IJ, door het Gooiland, over de Utrechtsche heiden en langs de groote rivieren. Gemakkelijker voorzeker zal het zijn om deze lijn te verdedigen, dan die, welke men tot dusverre getracht heeft te behouden; maar nu zal men die ook zoolang moeten bewaken, totdat Zuid-Holland en Utrecht grootendeels, en Noord-Holland bezuiden het IJ, eenen veestapel van omstreeks 300,000 stuks bevattende, uitgeziekt zijn. Men moge het doorzieken zooveel mogelijk trachten te verhaasten door opheffing van alle belemmeringen in het vervoer van vee en besmette stoffen binnen de lijn; men moge zelfs bij de aangestoken koppels alle nog schijnbaar gezonde dieren de runderpest inenten, om een spoedig uitzieken te bewerken; men moge door geene dieren meer af te maken, de brandpunten van besmetting giftiger en zich sneller uitbreidende maken, maatregelen, die men evenzeer in het Paleis voor Volksvlijt aangeprezen heeft; altijd zal het jaren lang aanhouden, voordat de 300,000 runderen doorgeziekt zijn en - indien 't waar is, dat gemiddeld een van de vier runderen bezwijkt - er honderd vijftig duizend dieren aangetast en daarvan vijf en zeventig duizend bezweken zullen zijn. Gedurende al dien tijd zal het eene bijna ondenkbare, onophoudelijke waakzaamheid vorderen, en de tusschenkomst van een goed gedeelte van ons leger om de lijn tegen overschrijding door winzucht en blind eigenbelang te verdedigen. Over eene landlijn van negen uur gaans, zal men nacht en dag schildwachten moeten uitzetten, terwijl er een aantal posten op den oever en gewapende
vaartuigen op de stroomen voor de bescherming van negen-en-twintig uren gaans waterlijn noodig zullen zijn. Het geldt hier toch niet alleen bewaking der veeren, maar voornamelijk visitatie der schepen, die, binnen het kordon gelaten, onophoudelijk trachten zullen om verboden zaken uit te voeren. De ondervinding heeft geleerd, dat het bijna belachelijk is om te vertrouwen, dat een kordon bewaakt wordt door patrouilles. Wanneer de patrouille gepasseerd is, wordt het gereed
| |
| |
staande vee naar de vaarten getrokken en het vleesch van zieke dieren naar buiten gesmokkeld. Zoodra de lijn, waarlangs het kordon loopen zal, vastgesteld is, vormt zich uit de aanwonende streken een corps smokkelaars, die, even als nog bij de rijksgrenzen, door gemeenschappelijk belang vereenigd, zamenzweren tegen allen, aan wie de bescherming van het kordon is toevertrouwd. Men weet immers hoe gretig het zoo goedkoope vleesch van zieke en zeer zeker ook van aan de ziekte gestorven dieren, in Zuid-Holland opgekocht en door den minderen man verteerd wordt, en welke kunstgrepen er door de veehouders worden aangewend om althans nog eenige betaling te krijgen voor iets, dat anders geene waarde heeft. In Zuid-Holland worden zeer algemeen doode koeien voor acht gulden, de waarde van het vel, onteigend voor Rijksrekening, ten einde verzekerd te zijn, dat het doode dier begraven worde. Zou men dit niet wegwerpen van 's lands penningen moeten noemen? Dat tegen zulk streven met geen patrouilles te strijden valt, is licht te beseffen, zoo de ondervinding het niet van het begin af geleerd had, dat telkens de lijn, zoo te water als te lande, door de ziekte overschreden wordt.
Het moeten dus schildwachten zijn, die onder elkanders bereik geplaatst zijn, en alzoo minstens een honderdtal, terwijl langs de waterlijn goed van roeibooten voorziene kanonneerbooten het vervoer over de rivieren in toom dienen te houden en daarenboven ondersteuning moeten vinden in een aantal militaire posten op den oever. Of een dertigtal zulke booten en een dertigtal zulke posten langs de waterlijn gestationeerd voldoende zullen zijn, laat ik aan deskundigen ter beslissing over. Zulk een kordon is het nu, dat bij de zamenkomst in het Paleis voor Volksvlijt, als het eenig-wenschelijke besproken is, als een maatregel waarvan, in tegenoverstelling van het tegenwoordige kordon, meer goed dan kwaad en wellicht insluiting der runderpest binnen de aangewezen grens te verwachten zou zijn.
Het schorsen der rundveemarkten en het beletten van het vervoer van de eene provincie, of van de eene gemeente naar de andere van alle zaken, die geacht kunnen worden de smetstof over te brengen, is als om strijd door de gemeenten, de provinciën en ook door het rijk als een der heilzaamste middelen ter beperking der ziekte binnen bepaalde grenzen aangegrepen. Gedurende eenen korten tijd, eenige weken, mogen
| |
| |
die beperkingen vol te houden zijn, het is ondoenlijk om onzen binnenlandschen handel plotseling voor een goed deel uit te roeien, het onvermijdelijke gevolg eener beperking van langen duur. Landbouw kan in den tegenwoordigen tijd niet bestaan zonder handel en vervoer van voortbrengselen; beperking doet al spoedig meer nadeel dan de runderpest, en terwijl men toch onmogelijk alle vervoer, dat van slachtvee of vleesch in de eerste plaats, beletten kan, dient men uitzonderingen op den regel, vervoer met bewijzen van herkomst, toe te laten. En wat er al reins en onreins onder die bewijzen van herkomst vervoerd wordt, en hoeveel er buitendien in overtreding der strenge bepalingen over de gemeentegrenzen gaat, kunnen wij leeren uit de verhalen van alle kanten, die natuurlijk alleen betrekking hebben op hetgene men weet, maar de overgroote hoeveelheid feiten, die men niet weet, te gissen overlaten.
Het schorsen der rundveemarkten alleen is een heilzame maatregel, die vol te houden is, hoewel men ook het nadeelige daarvan niet uit het oog moet verliezen, namelijk het rondtrekken ter opsporing van slachtvee en het doordringen in de stallen van een heirleger veekoopers, die de veehouders, zoo zij volstrekt vee verkoopen moeten, niet kunnen weren, hoewel de besmetting maar al te dikwijls door hen schijnt te worden overgebracht, en er van alle zijden zeer te recht wordt aangedrongen om die lieden onbepaald den toegang tot de stallen te ontzeggen. Maar de stremming van alle vervoer is zoo nadeelig, vooral omdat het ondoenlijk is haar anders dan door eene reeks schildwachten vol te houden, dat men in het Paleis voor Volksvlijt aangeprezen heeft om, binnen het kordon, alle vervoer vrij te laten. Toen de leden der vergadering, die de runderpest als eene algemeene, voor iederen Nederlander belangrijke, zaak beschouwen, tot dit besluit kwamen, zal het niet noodig zijn de algemeene toejuiching te vermelden van die leden der vergadering, welke hunne gedachten en bemoeiingen niet verder laten gaan dan over eigen stal en eigen erf.
Het gebrekkige der bestaande verordeningen tegen het weren van de volksramp blijkt eerst recht duidelijk waar de rechter ingeroepen wordt om straffen toe te passen tegen plaats gehad hebbende overtredingen. Terwijl het niet dadelijk aangeven van ziek vee bestraft moet worden met gevangenis van zes dagen tot twee maanden en eene geldboete van acht
| |
| |
tot honderd gulden; het laten loopen van besmet vee onder ander vee, met gevangenis van twee tot zes maanden en eene geldboete van vijftig tot tweehonderd vijftig gulden; het werkelijk besmetten van ander vee, door het laten loopen van zieke dieren, met twee tot vijf jaren gevangenis en vijftig tot vijfhonderd gulden geldboete, terwijl tallooze malen aangifte verzuimd wordt of eerst te laat geschiedt, zelfs wanneer er dieren bezweken zijn, terwijl er tallooze malen ziek vee vervoerd en, in het begin op de markten verkocht is, hoort men slechts te hooi en te gras eens van eene veroordeeling door den rechter.
Hoeveel burgemeesters zijn er afgezet, die, door een flaauwhartig handelen bij de eerste gevallen van ziekte, de runderpest in hunne gemeente zich hebben doen verspreiden?
Nog een enkel woord over voorbehoedmiddelen, geneesmiddelen en ontsmetting.
Gelijk bij alle besmettelijke ziekten, zoo bij de dieren als bij den mensch, zoo is ook bij de runderpest niet elk dier even ontvankelijk voor de besmetting. Zeer vele, soms geheele stallen, blijven volkomen gezond, hoewel aan de ergste besmetting blootgesteld. Andere dieren worden slechts in eenen zeer lichten graad door de ziekte aangedaan. Bij eenige heeft de ziekte een langzaam verloop en eindigt met herstelling. Bij andere weder heeft de kwaal na eenige uren reeds, den dood ten gevolge. Al deze groote verschillen in den invloed der besmetting, moeten in het oog gehouden worden, wanneer men over de uitwerking van voorbehoedmiddelen en geneesmiddelen oordeelen wil; en het valt licht te beseffen hoe vaak men ter goeder trouw een gunstig gevolg bij de toepassing van deze middelen meent te hebben opgemerkt, waar die integendeel niets hoegenaamd hebben uitgewerkt.
Voorbehoedmiddelen tegen de Runderpest bestaan er niet. Goede, zindelijke behandeling van de dieren, verzorging met liefde, wasschen met carboolzuur, chloorberookingen en bestrijken van de wanden met chloorkalk, weren de besmetting niet af. Een ieder zij doordrongen van die waarheid, en neme daarnaar zijne maatregelen. Waar voorbehoedmiddelen de ziekte tot dusverre geweerd schijnen te hebben, moet men de niet-ontvankelijkheid der dieren vooronderstellen of zulks aan de zorg tegen het besmetten, die wel altijd met het bezigen van voorbehoedmiddelen gepaard zal gaan, toe- | |
| |
schrijven. Er zijn in Zuid-Holland stallen besmet geraakt waar de voorbehoedmiddelen met zorg zijn toegepast, een bewijs tegen hun vermogen om te beschermen, dat niet te wederspreken valt. Niet dat men daarom moet nalaten de voorbehoedmiddelen toe te passen. Integendeel, men kan niet genoeg daarop aandringen: want de goede verzorging van het vee, en het aanwenden van chloor en carboolzuur schijnt, blijkens de ondervinding, eenen zeer gunstigen invloed op het beloop der ziekte uit te oefenen, en misschien worden ook de dieren daardoor minder ontvankelijk voor de ziekte. Welke veehouder zou niet gaarne, al werd er ook niet meer dan ééne zijner koeien door behouden, alle moeite aanwenden en door rein houden, dagelijks afmesten, wasschen met carboolzuur en gebruik van chloor zich de zelfbewustheid verschaffen dat hij alles gedaan heeft wat in zijn vermogen was om zoo draaglijk mogelijk door het ‘Godsoordeel’ gelijk vele ‘gemoedsbezwaarden in den lande’ zich uitdrukken, getroffen te worden? Over die ‘straffe Gods’ willen wij hier niet uitweiden, evenmin als over de ‘gemoedsbezwaren’ die velen blindelings in hun verderf doen loopen, en wat erger is, besmettingspunten doen bereiden die het verderf over anderen uitstorten. Dweepers zijn nu eenmaal voor geene overtuiging vatbaar, maar de sterke arm der
gerechtigheid moest onverbiddelijk zijn voor hem, die geen gemoedsbezwaar gevoelt in het toebereiden van gif ter vernietiging der levende have zijner buurlieden.
Dat de koepokinenting een voorbehoedmiddel tegen de runderpest zoude zijn, is, theoretisch beoordeeld, hoogstonwaarschijnlijk, omdat men hier met twee geheel verschillende soorten van ziekten te doen heeft. Herhaaldelijk is zulks aangeprezen, herhaaldelijk is de proef mislukt, maar 't kan geen kwaad om het nogmaals te beproeven, wanneer men er slechts niet op betrouwt en de andere middelen - afweren van besmetting in de eerste plaats - er niet om verzuimt. Men kan nooit weten, zegt het spreekwoord, hoe eene koe een haas vangt; maar het middel komt overeen met het inenten van de mazelen tot afwering van typhus.
Zijn er geene voorbehoedsmiddelen bekend, nog veel minder weet men van geneesmiddelen. In Engeland, en ook hier, heeft men het in oostelijk Europa reeds lang geheel verworpen stelsel van genezen, door eene op gezonde wetenschappelijke gronden steunende behandeling, op nieuw beproefd, maar met
| |
| |
geen ander gevolg dan dat de brandpunten van besmetting veel langer zijn blijven bestaan en zonder twijfel heinde en ver dood en verderf hebben teweeggebracht. Geen dier is door geneesmiddelen tot dusverre genezen; ten hoogste moge het herstel bij eenige daardoor wat bespoedigd zijn, wanneer zulke gevallen althans niet veeleer aan de goede verzorging zijn toe te schrijven. Het herhaaldelijk en zeer in 't groot in Rusland toegepaste inenten van de runderpest zelve, heeft steeds het ontstaan der ziekte in eenen volstrekt niet gewijzigden vorm ten gevolge had, en de aangewende pogingen om de ziekte goedaardiger te maken, door telkens de stof over te enten van diegene onder de ingeënte dieren, welke het lichtst door de ziekte werden aangedaan, zijn allen mislukt. Inenten der veepest is alleen te bezigen als een middel om het doorzieken van een koppel vee te verhaasten en de aanwezigheid van een brandpunt van besmetting kortstondiger en daardoor minder gevaarlijk te maken.
Is van heet carboolzuur door vernietiging van levende kiemen, zoo de besmettingstof uit bewerktuigde wezens mocht bestaan, en van chloor door zijne geneigdheid om zich met waterstof te verbinden, zoo de smetstof eene luchtsoort en wel eene waterstofverbinding mocht zijn, weinig als voorbehoedmiddel te wachten, des te meer zijn die stoffen op prijs te stellen tot het zuiveren van besmette stallen, tot het ontsmetten, zoo als het versche gevormde kunstwoord luidt. Is de ziekte op de stal geweken door het afsterven van een gedeelte der runderen en het herstellen van de overige, dan is het zaak om alles wat weggenomen en vernieuwd kan worden te verwijderen; de lucht te ontsmetten door chloordampen - het heilzame in de ziekenhuizen zoo voortreffelijk-werkende middel van den nieuweren tijd - en door de herstelde dieren te wasschen met heet carboolzuur, op eene wijze als het een en ander herhaaldelijk voorgeschreven is. Tot hoeverre die ontsmetting is te vertrouwen; hoelang het nog altijd gevaarlijk blijft om de stal met nieuw vee te bezetten; hoelang een hersteld en zoo veel mogelijk ontsmet dier nog het vermogen behoudt om te besmetten, dat alles weet men nog niet met zekerheid; maar wel, dat het raadzaam is om in de eerste maanden geen gezond vee aan de proef bloot te stellen.
Laat ons thans, naar aanleiding van het gezegde, den tegenwoordigen stand der runderpest in Nederland overzien. Na in
| |
| |
Augustus onder Kethel te zijn ontstaan, was een drietal weken later in dertien gemeenten de ziekte uitgebroken en werd de bemoeiing van de overheidspersonen met de zaak meer algemeen. Hier en daar werd er een stal onteigend en afgemaakt; een militair kordon werd getrokken, het vervoer van vee en voorwerpen, die de smetstof konden overbrengen, werd gestuit; de veemarkten, met uitzondering van eenige, werden gesloten en genezing werd beproefd. In weêrwil daarvan breidde de ziekte zich uit; hij het opstallen in November, vermeerderde het aantal zieken plotselings; en weldra verspreidde zich de ziekte ook buiten het kordon in Utrecht en Noord-Holland, bezuiden het IJ, terwijl er zich enkele gevallen te Warder bij Edam, in Zwollerkerspel, in Noord-Brabant op vier plaatsen en in Zeeland op twee plaatsen voordeden. De gemeenten, waarin thans de runderpest heerscht en niet door afmaken van zieken zoowel als verdachten gesmoord is, bevatten omstreeks 300,000 runderen, waarvan er 38,000 zijn aangetast. Van deze zijn er 20,000 bezweken en afgemaakt en 14,000 hersteld. In de laatste week waren er 2160 aangetast en 442 gestorven en afgemaakt. De afgemaakte worden hier bij de gestorvene gevoegd, omdat dit genoegzaam alleen is toegepast op zieke dieren, die toch gestorven zouden zijn, en, met weinige uitzondering, geene gezonde dieren op aangestoken stallen, tot uitroeiing van het kwaad zijn afgemaakt. Wekelijks gaat er alzoo thans voor eene waarde van vijftigduizend gulden verloren, zonder daarbij in aanmerking te nemen, wat de maatregelen die tegen de ziekte genomen zijn, den lande rechtstreeks en allen ingezetenen zijdelings kosten.
Wanneer het zoo voortgaat - en wanneer er geene andere dan de tegenwoordig opgevolgde maatregelen genomen worden zal het zoo voortgaan - blijft de ziekte jaren lang in de beide Hollanden en Utrecht voortwoeden en de verspreiding vroeg of laat in Gelderland, Overijssel en Noord-Brabant zal niet te keeren zijn. Bij het drukke handelsverkeer van die provinciën met de door-en-door besmette Hollanden en Utrecht, zal het onmogelijk zijn om de ziekte te stuiten. Het is zelfs hoogst twijfelachtig of Zeeland, Drenthe, Friesland en Groningen te redden zullen zijn, in allen geval niet dan door het afmaken van eene menigte koppels vee, waaronder telkens de ziekte uit zal breken.
In de beide Hollanden en Utrecht zijn voorhanden 415,000
| |
| |
runderen, waaronder 75,000 kalveren en pinken, die - de volwassen runderen op 100, de kalveren op 80 gulden aangeslagen - gezamentlijk eene waarde van 40,000,000 gulden zullen vertegenwoordigen.
In Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel telt men 445,000 runderen, waaronder 138,000 kalveren, ter waarde van 42,500,000 gulden.
In geheel Nederland vindt men 1,030,000 runderen, waaronder 324,000 kalveren, ter waarde van 130 millioen gulden.
Wanneer het zoo voortgaat, verliezen de beide Hollanden en Utrecht ten minste een vierde gedeelte van hun rundvee, of eene waarde van tien millioen, en gansch niet onwaarschijnlijk is het, dat bij langer duur der ziekte, de helft er mede gemoeid zal zijn.
Breidt de ziekte zich over Gelderland, Overijssel en Noord-Brabant uit, dan staat voor deze provinciën nog grooter verlies voor de deur dan voor de thans besmette.
Moet het geheele land deelen in de ramp, dan moeten wij ons op een verlies aan gestorven rundvee van minstens dertig millioenen voorbereiden.
Maar dit is nog slechts een gedeelte van het verlies, dat ons te wachten staat; want onze buitenlandsche handel in voortbrengselen van den veestapel, dreigt een verlies te lijden waarvan hij zich waarschijnlijk eerst na jaren langen tegenspoed zal kunnen herstellen. Achttien millioen guldens overtreft onze uitvoer aan slachtvee den invoer; voor twee en twintig millioen voeren wij meer uit dan in aan boter en kaas, voor zeven honderd en zeventig duizend gulden meer aan huiden, en er staat hier alzoo eene tariefswaarde, die gelijk bekend is aanmerkelijk onder de werkelijke koopwaarde staat, op het spel van driehonderd dertien millioen, of in- en uitvoer te zamen gerekend, van vijf honderd millioen gulden.
Wanneer men ziet, dat vier maanden runderpest in Holland alleen den uitvoer van rundvee met bijna tien ten honderd heeft doen verminderen, dan kan men zich een begrip vormen van hetgene de handel te lijden zal hebben.
Deze dorre statistieke cijfers spreken zeker luide genoeg, en het is niet noodig om in cijfers uit te drukken, wat al jammer er over de veehouders uitgestort zal worden, wanneer het zoo voortgaat als op dit oogenblik, welke verliezen er geleden zullen worden door de eigenaren van bouwhoeven, door
| |
| |
het niet ontvangen van huren en door het dalen der koopprijzen van de landerijen.
De vergaderden in het Paleis voor Volksvlijt waren ten volle overtuigd dat het zòò niet verder voort kon gaan. De overgroote meerderheid evenwel kwam uit de reeds besmette streken, niet uit de meest bedreigde, en vandaar dat de besluiten meer op de wijze zagen hoe zich het best uit den nood te helpen, dan hoe zich tegen de uitbreiding van de ramp te beschermen. Te diep gevoelde men de ziekte in zijn binnenste woeden om zich met de gezonden bezig te kunnen houden, die door dezelfde kwaal bedreigd worden. Ik wil gaarne erkennen zelf ook door dit algemeene gevoel te zijn medegesleept; eerst de krachtige handeling van de Engelsche regering heeft mij daaruit wakker geschud en terug doen komen tot het eenige redmiddel, dat wetenschap en ervaring ons heeft leeren kennen, het afmaken van alle koppels binnen den kortst mogelijken tijd waaronder de ziekte zich van nu af aan op nieuw of voor de eerste maal openbaart.
De vergadering in het Paleis voor Volksvlijt heeft vastgesteld dat het kordon verlegd en met geheel andere kracht bewaakt moest worden dan tegenwoordig. Dit is dringend noodzakelijk, maar kan niet langer dan een drietal maanden volgehouden worden. Bij een langer bestaan zal het kordon zonder bedenken die runderpest niet van de nog onbesmette provinciën kunnen afweren.
Er is verder uitgesproken, dat men binnen het kordon de runderpest moest doen uitzieken, en dit behoorde te bevorderen door vele belemmeringen in verkeer en vervoer van vee in den besloten kring te doen ophouden, en, sommigen hebben daarbij gevoegd, door op de aangestoken koppels in te enten en alzoo het spoedig afloopen der ziekte te bevorderen. Men heeft hierbij echter uit het oog verloren dat het doorzieken van Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland bezuiden het IJ, buiten de thans reeds verloren twee millioenen, nog acht tot tien millioenen verlies aan de veehouders zal toebrengen, in de vooronderstelling dat de thans verloren negen ten honderd tot slechts vijf en twintig ten honderd opklimt. Ook heeft men niet begrepen, dat voor dit uitzieken geene maanden tijds voldoende zullen zijn, maar dat jaren lang de pest zal blijven heerschen, zooals in de vorige eeuw de epidemiën zes, vijftien en zeventien jaar in de provincie Friesland alleen geduurd hebben.
| |
| |
Er is aangenomen dat buiten het kordon de ziekte afgeweerd moest worden door het onmiddellijk onteigenen, afslachten van elk koppel, waaronder zich de kwaal vertoont, zoodat op de rampzalige weeklijsten der slachtoffers van de runderpest, in de provinciën buiten het kordon geene herstelden en nog zieken meer moeten voorkomen. Men heeft echter over het hoofd gezien dat, bij het voortbestaan jaren lang van een broeinest der ziekte, waar zij onder driemaal honderd duizend stuks rundvee gekoesterd en aangekweekt wordt, die maatregel vele duizenden runderen zal kosten, en dat elk duizendtal op een ton gouds te staan komt.
Algemeen heeft men in het Paleis van Volksvlijt erkend, dat de bestaande wetten geheel ontoereikend waren, en krachtig doortasten, waarvan alleen heil te verwachten is, onmogelijk maakten. Wanneer het afmaken van een besmet koppel niet binnen vierentwintig uren geschiedt nadat de ziekte zich geopenbaard heeft, is onteigenen en afslachten een onverantwoordelijk verspillen van 's lands gelden.
De overige zaken, die in het Paleis voor Volksvlijt besproken zijn, zijn reeds in den loop van dit stuk behandeld. Over de noodzakelijkheid, dat de veehouders te gemoet gekomen worden, bij de schromelijke verliezen, die velen tot den bedelstaf moeten brengen, en over de wijze hoe zulks te volbrengen zoude zijn, zal bij eene volgende vergadering worden geraadpleegd. Men scheen het algemeen eens te zijn, dat de onteigeningskosten moesten komen ten laste van den Staat, maar dat de onteigening niet ontaarden moest in een tegemoet komen in verlies. Tegemoetkomen en ondersteunen, dat zonder twijfel geschieden moet en geschieden zal, behoort, naar velen begrepen, een voorschot te zijn dat of door den Staat of door eene Maatschappij met waarborging van rente door den Staat, verstrekt, en geheel of gedeeltelijk bij annuiteiten door de ondersteunden zelven, of door een hoorngeld terugbetaald zoude kunnen worden.
Ik meen thans duidelijk te hebben aangetoond wat de runderpest in Nederland is, en wat wij van haar te vreezen hebben, ook wanneer onmiddellijk de maatregelen ten uitvoer worden gelegd, die als noodzakelijk door de vergadering in het Paleis voor Volksvlijt zijn aangeprezen.
Wat er nu onverwijld mijns inziens gedaan behoort te worden, zal ik trachten in eenige korte volzinnen zamen te vat- | |
| |
ten. Ik zeg onverwijld, omdat elke week verzuim vijftig duizend gulden kost. Ik zeg mijns inziens, maar 't moest onzes inziens zijn, want het is de meening, min of meer, van allen die de runderpest grondig kennen en de volksramp in zijn geheel weten te overzien.
Het uitroeien van de runderpest in Nederland, binnen den tijd van vier maanden, worde bij eene wet bevolen.
Het tegenwoordige militaire kordon, ter afsluiting der besmette provinciën, worde verlegd over Holland op zijn Smalst, langs het IJ, door het Gooiland en de Zeisterheide, en langs de Zederik, de Merwede, de Kil, het Hollandsch-diep en het Haringvliet. Het kordon worde tot vier maanden na het uitvaardigen der wet, gehandhaafd, en door uitgezette schildwachten en gewapende vaartuigen bewaakt.
De stallen bij het uitvaardigen der wet reeds besmet, worden volgens de vigerende bepalingen streng afgezonderd, en al het voorhandene herstellende en herstelde vee opgebrand. Ook worde overal, zooveel doenlijk, het reeds vroeger herstelde vee opgebrand onder streng toezicht tegen misbruik.
Alle koppels rundvee waaronder zich, na het uitvaardigen der wet, de ziekte vertoont, hetzij binnen, hetzij buiten het kordon van afsluiting, worden afgemaakt.
De zieke dieren der af te maken koppels worden onteigend voor twee derde der volle waarde, welke zij voor het uitbreken der ziekte bezaten; de overige van besmetting verdachte en gezonde dieren voor drie vierde der volle waarde.
Onverminderd de straf bij het wetboek van strafrecht bepaald, ontvangen de veehouders, die nalatig zijn in het aangeven van ziek vee, bij onteigening slechts de helft der zoo even genoemde waarden, en eveneens degenen onder wier vee de ziekte, na geweken te zijn, bij herhaling uitbreekt.
Buiten het kordon van afsluiting wordt alle afgemaakt vee, onmiddellijk, met ingekerfde huid en met overstrooiing van ongebluschte kalk, zoo mogelijk twee el diep, begraven.
Binnen het kordon mag van de gezond afgemaakte dieren het vleesch, maar ook niets anders dan het vleesch ingezouten, en eerst veertien dagen na het afmaken vervoerd worden, mits gedekt door een bewijs van herkomst.
Aan het hoofd der policie in elke gemeente of zijnen gemachtigden, worde het ten uitvoer leggen dezer bepalingen, binnen vierentwintig uur nadat de aangifte geschied zal zijn, bevolen.
| |
| |
Er worde in elke gemeente een voldoend aantal schatters aangesteld ter vaststelling der onteigeningswaarde, en een genoegzaam groot personeel beschikbaar gehouden, waaraan het spoedig en behoorlijk afmaken en begraven kan worden toevertrouwd. Bij het afmaken is steeds een rijksveearts tegenwoordig, ter aanduiding der zieke en alsnog gezonde dieren.
Alle rundveemarkten zijn tot vier maanden na de uitvaardiging der wet gesloten.
Tot dienzelfden tijd is het vervoer van vee buiten de gemeente, waarin het te huis behoort, verboden, met uitzondering van rechtstreeks vervoer van den stal naar de weide of omgekeerd, en van vervoer van slachtvee naar de slachtplaatsen of naar de plaatsen van inscheping naar het buitenland, in alle geval evenwel niet anders dan gedekt door een bewijs van herkomst uit een gezonde plaats.
De thans vigerende bepalingen omtrent het vervoer van zaken, die de smetstof der runderpest kunnen overbrengen, blijven gehandhaafd tot vier maanden na de uitvaardiging der wet.
Al dusdanig vervoer na zonsondergang en vóór zonsopgang, is verboden.
Boekhorst bij Lochem, 23 Februari 1866.
W.C.H. Staring.
|
|