De Gids. Jaargang 29
(1865)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 471]
| |
Abraham LincolnGa naar voetnoot1.Pure was thy life, its bloody close Daar zijn namen, die niet alleen in de bladzijden der geschiedboeken bewaard worden, maar ook in den mond des volks door alle tijden heen zullen voortleven. Namen, die de kinderen onzer kinderen wederom aan hunne zonen en dochteren zullen voorzeggen, opdat deze ze op hunne beurt aan hunne nakomelingen overbrengen. Dat zijn de namen van de geessels der volken, die de wereld omkeerden om onbewust Gods raadsbesluit te volvoeren; die aan schier bovenmenschelijk genie de kracht der Titanen paarden, om elken hinderpaal - zedelijke zoowel als stoffelijke - die aan de doorzetting van hunnen wil in den weg mogten staan, te verbrijzelen. De namen van een Alexander, een Caesar, een Napoleon. - Maar dat zijn ook de namen van hen die gestreden hebben en gevallen zijn als de verdedigers en de martelaren van waarheid, vrijheid en regt; wier leven zich heeft opgelost in het leven huns volks; wier dood de tragische ontknooping was van een grootsch en ontzettend drama op het tooneel der wereldgeschiedenis; die, | |
[pagina 472]
| |
zoolang zij leefden en arbeidden en hunne taak naauwelijks boven het peil hunner tijdgenooten schenen uit te steken; maar bij wier verscheiden eerst gevoeld wordt wat in hen werd verloren. Zulk een is de naam van Willem van Oranje, den grondlegger van Nederlands vrijheid. Zulk een zal ook voortaan de naam genoemd worden van Abraham Lincoln; van eenen man, uit betrekkelijke onbekendheid tot de hoogste waardigheid in zijn land geroepen - op een tijdstip waarop tot het bekleeden dier waardigheid ongewone eigenschappen werden vereischt; - van eenen man uitmuntende noch door schitterende bekwaamheden, noch door roemruchtige daden, - maar die in de trouwe vervulling zijner roeping zich zulk eenen hoogen graad van vertrouwen en liefde heeft verworven, dat zijn dood door elken zoon zijns volks als een persoonlijk verlies wordt gevoeld. Gedurende het belangrijk tijdvak waarin Abraham Lincoln, de zestiende President der Vereenigde Staten, zijne waardigheid bekleedde, zijn de oogen van geheel Europa op de gebeurtenissen in zijn land gevestigd geweest; en het zij mij daarom vergund te veronderstellen, dat eene korte bijdrage tot de kennis van zijn leven en karakter, als de beste hulde aan zijn nagedachtenis te brengen, ook aan Nederlandsche lezers niet ongevallig zal zijn. | |
I.Abraham Lincoln werd in het jaar 1809 in den staat van Kentucky geborenGa naar voetnoot1. Armoede en harde arbeid kwamen hem bij zijne intrede in de wereld te gemoet, en reeds op zeer jeugdigen leeftijd kwam hij in aanraking met een der schadelijke gevolgen van de slavernij die hij zou bestrijden, namelijk het afsluiten van alle wegen van vooruitgang voor den vrijen arbeider. Zijn vader leed onder die bezwaren, en wenschende daaraan te ontkomen en betere vooruitzigten voor zijne kinderen te openen, verhuisde hij naar den vrijen staat Indiana, waar hij hopen kon door zijnen arbeid verbetering in zijn lot en dat van zijn gezin te zullen brengen. Zijn zoon Abraham was toen | |
[pagina 473]
| |
acht jaren oud, en op de zevendaagsche reis van de oude woonplaats naar de nieuwe, zoowel als bij het bouwen eener hut na de aankomst, was de hulp van het kind al reeds van eenig nut, daar men zich in eene wildernis bevond zonder buren op digteren afstand dan drie mijlen. Lincoln verklaarde dan ook wel eens later dat hij nooit méér ervaring had opgedaan van hard werken - wat het is en wat het vermag - dan in dien kinderlijken leeftijd. In de aldus gebouwde ‘logcabin’ bragt hij de volgende twaalf jaren zijns levens door. Hij had het voorregt ouders te bezitten die het waar belang van hun kind begrepen en zochten te bevorderen, en niettegenstaande de zwarigheden in zulk eene onbewoonde streek daaraan verbonden, trachtten hem eene opvoeding te geven. Een boek was een zeldzame schat in die streken. De bibliotheek van het gezin telde er slechts drie, waarvan de Bijbel er één, en een spelboek een tweede was. Lincoln's moeder hielp hem door middel van het laatste aan het lezen, en had voor haren dood de voldoening te zien dat het eerste niet meer een gesloten boek voor hem was. Daarna begon hij te leeren schrijven. De belangstellende buren oordeelden dit eene onnoodige kundigheid, maar zijn vader zette stil zijn denkbeeld door, en toen de tienjarige Abraham na den dood zijner moeder aan eenen reizenden predikant schriftelijk kon verzoeken om over te komen en eene toespraak te houden bij haar graf, werd hij als een wonderkind beschouwd. De plaats begon spoedig meer bevolkt te worden, en een der buren zette eene school op, waarvan de jonge Lincoln een der wakkerste scholieren werd. Intusschen hielp zijn vader hem voort wat hij kon. Vernam hij, dat er in de buurt een of ander boek ter lezing te krijgen was, een halve dagreis was hem niet te veel om het meester te worden. En zoo bragt hij nu eens Bunyans Pilgrim's Progress te huis, een andermaal de fabelen van Esopus, of de levens van Henry Clay en Washington. Als eene proeve hoe zich onder dat alles het karakter van den knaap ontwikkelde, diene de volgende anecdote. De schoolmeester, Mr. Crawford, had hem het leven van Washington geleend, en den ganschen dag had hij er vlijtig in gelezen. Des avonds had hij het, zoo hij meende, op eene veilige plaats weggelegd, maar gedurende den nacht was de regen bij een zware donderbui door eene reet van het schamele dak binnengedrongen en den volgenden morgen vond Abraham het | |
[pagina 474]
| |
boek doornat en oogenschijnlijk bedorven. Wat zou hij doen? hij kon het den eigenaar in dien staat niet teruggeven, en had geen geld om er voor te betalen. Hij ging regtstreeks naar Mr. Crawford, toonde hem het beschadigde werk, en bood aan voor de waarde er van voor hem te werken totdat hij voldaan zou zijn. Het aanbod werd aangenomen, en tegen drie dagen arbeid werd het boek het zijne, - een schat door eigen arbeid verworven. Op negentienjarigen leeftijd begon Lincoln voor het eerst geld te verdienen. Elkeen weet, wat dat vooral voor den jeugdigen Noord-Amerikaan zegt: geld verdienen, ‘geld maken!’ Hij werd op een platboomd vaartuig naar New-Orleans gezonden om een lading goederen te verkoopen, en kweet zich zoo wel van zijne taak, dat hij den naam verkreeg van iemand die beloofde zich in zaken te zullen onderscheiden. Twee jaren later verhuisde zijn vader naar het stadje Decatur in den Staat Illinois, en Abraham, die den ouden man niet alleen wilde laten trekken, al stond voor hem ook de wereld open, hielp hem, zich daar te vestigen, en eene omheining van latten (rail fence) om zijne woning te maken. Aan dezen arbeid, waarin hij bijzondere handigheid had verkregen, zoodat hij dien ook dikwijls voor de buren verrigtte, heeft hij den bijnaam van ‘railsplitter’ te danken, een naam later door tegenpartijders met schimp op hem toegepast, maar geëerd door allen die den noesten arbeid als het sieraad des mans beschouwen. Nu begon Lincoln onafhankelijk voor zijn eigen onderhoud te zorgen, nu eens als knecht op eene ‘farm’, dan weder als bediende in den winkel, waar zijn schrijven en rekenen hem deden waarderen. In 1832 gedurende den oorlog met de Black-Hawk Indianen sloot hij zich aan bij eene compagnie vrijwilligers, werd tot kapitein benoemd, en verkreeg het getuigenis ‘dat hij een bekwaam officier was, zorgelijk voor zijne manschappen, naauwgezet in het volbrengen van zijnen pligt, en dat zijn moed zich niet door moeijelijkheden of gevaren liet afschrikken.’ En nu vertoont ons het leven van dien jonkman al dien rijkdom van afwisseling, die sprongen van geringheid en aanzien, die verscheidenheid en veelzijdigheid, waarvan men in het oude Europa naauwelijks een denkbeeld vormen kan, maar waardoor in het verre westen mannen tot burgers, tot staatslieden opwassen. Van zijn krijgstogt teruggekeerd, trachtte hij tot lid | |
[pagina 475]
| |
der Wetgevende Vergadering van zijnen Staat verkozen te worden, maar slaagde daarin niet, schoon zijn eigen district hem het bewijs van vertrouwen gaf door 277 van hare 284 stemmen op hem uit te brengen. Hij getroostte zich zijne nederlaag en zette nu een winkel op, werd postmeester, legde zich op het landmeten toe, en voorzag op die verschillende wijzen in zijn onderhoud, terwijl hij in zijne vrije uren zijne studiën voortzette, waartoe de bronnen thans meer en meer toegankelijk voor hem werden. Een jaar later verkreeg hij zijnen wensch en werd tot lid der Wetgevende Vergadering benoemd, en al moest hij ook weder de plaats ruimen, zijn weg was nu afgebakend. Na het sluiten der zitting legde hij zich op de regtsstudie toe, werd in 1836 advocaat en vestigde zich een jaar later te Springfield in Illinois, tot uitoefening van dit beroep. Een incident uit de praktijk van Lincoln, dat ons den man doet kennen, is waardig medegedeeld te worden. Het wordt op de volgende wijze verhaald. ‘Gedurende de eerste jaren waarin Lincoln nog van ruwen handenarbeid moest leven had hij meermalen gewerkt voor een zekeren Mr. Armstrong, die even als zijne vrouw veel belang in hem stelde, hem boeken ter lezing gaf, en als het werk was afgeloopen, hem dikwerf huisvesting verleende tot dat zich iets anders zoude voordoen. De man stierf; en eenige jaren later werd zijn zoon, een jong mensch van een opvliegend karakter, en nu de eenige steun der weduwe, gevangen gezet op eene aanklagt van moord. Er was eene plaatselijke opschudding voorgevallen, waarbij een man het leven had verloren, en een der betrokkene personen beschuldigde den jongen Armstrong van het toebrengen der doodelijke wond. Gelijk het meermalen gebeurt, liep de verbeelding van het publiek het oordeel der regters vooruit; men haalde allerlei voorvallen op waarin de beschuldigde betrokken was geweest om er aanleiding tot het gebeurde in te vinden: iedere kleine twist, iedere geringe uitspatting werd in het geheugen teruggeroepen en vergroot, totdat de ongelukkige eindelijk werd uitgemaakt voor een doortrapten booswicht, en de publieke opinie zich zoodanig tegen hem verhitte, dat de deuren der gevangenis alleen hem konden bewaren van een vreeselijken dood door de handen van het gemeen. Overstelpt door die vervolging, verviel hij nagenoeg tot wanhoop, en zijne moeder zag in vertwijfeling rond naar hulp. In dien toestand ontving zij een brief van Abraham Lincoln, | |
[pagina 476]
| |
die zich vrijwillig aanbood om den jongeling van het dreigende gevaar te redden. Het aanbod werd met vreugde aangenomen, schoon het bijna onmogelijk scheen dat menschelijke scherpzinnigheid hier iets zou vermogen. Maar de advocaat bragt zijn hart mede in de zaak, en toog aan het werk met een' ijver die door niets kon afgeschrikt worden. Zijn eerste werk was een uitstel der zaak te verkrijgen, ten einde de publieke opinie tijd te geven tot bedaren. Daarna legde hij zich toe op het ontwarren der omstandigheden en werd spoedig overtuigd dat de aanklagt valsch was. Het proces kwam voor. De beschuldigde, van zijne moeder vergezeld, verscheen voor de regtbank: de aanklagt scheen niet te wederleggen. De getuigen werden gehoord en hunne verklaringen schenen de zaak buiten twijfel te stellen. De aanklagende advocaat gevoelde zich zeker van zijne zaak, en in de gemoederen der toehoorders was het vonnis reeds uitgesproken. Te midden eener doodelijke stilte stond Abraham Lincoln op. Hij had reeds eenige getuigen voorgebragt, die een juister licht wierpen op het vroegere leven van den beschuldigde, en aantoonden dat hij wel met den aanklager, niet met den vermoorde in vijandschap geleefd had. - Schrede voor schrede ging hij het getuigenis na, en stelde in het licht hoe dat van den voornaamsten getuige op verscheidene schijnbaar onbeduidende punten zich zelf tegensprak. Gedurende zijne rede ging langzamerhand het gevoelen zijner toehoorders van overtuiging tot twijfel over; hetgeen vroeger klaar en helder scheen, bleek nu verdraaid en valsch. De getuige had beweerd dat hij bij het helder licht der maan de daad had zien volbrengen, en toen nu de advocaat bewees, dat op het bewuste uur de maan nog niet boven den horizon verschenen was, lag alreeds de uitspraak ‘niet schuldig’ op ieders tong. Maar Lincoln was nog niet voldaan. Maanden lang was zijn gansche gemoed vervuld geweest van dit werk der barmhartigheid en dankbaarheid, en nu stroomden de gedachten in gloeijende taal uit zijne ziel. Hij schilderde het beeld van den meineedigen beschuldiger in trekken zoo zwart en afschuwelijk, dat deze, door zijn geweten overtuigd, met bevenden tred en gebogen hoofd de geregtszaal verliet. Toen beriep Lincoln zich op de jury, als vaders van kinderen die weezen, en echtgenooten van vrouwen die weduwen konden worden, om den beschuldigde regt te laten wedervaren, en besloot, wijzende op de ondergaande zon, met de bede dat zij nog dien | |
[pagina 477]
| |
avond op den ongelukkigen jongeling mogt schijnen als op een vrij man. Na eene korte beraadslaging kwam de jury terug en kondigde de uitspraak aan: ‘niet schuldig.’ Toen viel de weduwe in de armen van haren zoon, terwijl deze de hand zijns bevrijders greep in sprakelooze dankbaarheid. Lincoln keerde zich naar het westen, waar de zon nog even boven den horizon scheen, en zeide: ‘Goddank, de zon is nog niet onder en gij zijt vrij!’ En juichend voerde het volk, straks nog zoo verbitterd, den geredde in optogt naar huis. Gedurende het tijdvak van 1837 tot 1847 oefende Lincoln onafgebroken het vak van advocaat te Springfield uit, met uitzondering van drie jaren, gedurende welke hij zitting had in de Wetgevende vergadering van Illinois. Zijne belangstelling in de politiek bepaalde zich echter niet tot die van zijnen Staat. Gedurende de presidentiële verkiezing van 1844 werkte hij door woord en schrift ijverig voor de benoeming van Henry Clay, den candidaat der Whigpartij, voor wien hij eene groote bewondering koesterde. Zijne partij delfde het onderspit. Maar eerlang zou hij zelf tot aanzienlijker werkkring geroepen worden. In 1847 namelijk verkreeg Lincoln zitting in het Congres der V. Staten als lid van het huis der afgevaardigden. Het zal hier noodig zijn den staat der politieke partijen in het kort te schetsen, ten einde het aandeel door Lincoln in de worsteling dier partijen genomen in een begrijpelijk licht te stellen. Twee partijen verdeelden den staat. De eene, de Democratische, grootelijks verbasterd van de beginselen van haren stichter Jefferson, werd vertegenwoordigd door den President James K. Polk en zijn kabinet. De oude Whigpartij, waartoe Lincoln zoowel door keuze als door antecedenten behoorde, vormde de oppositie. Het punt van verschil bestond in de slavernij, en wel voornamelijk in de kwestie van die institutie in de territoriesGa naar voetnoot1. Deze kwestie had voor het eerst een bepaalden vorm aangenomen in het jaar 1820 bij de beraadslagingen over het toelaten van Missouri als staat, en was toen voorloopig geschikt door een verdrag - het Missouri-Compromise geheeten - waarbij bepaald werd dat in het gedeelte van | |
[pagina 478]
| |
het grondgebied der Unie, boven de lijn van 36 graden 30 minuten gelegen, de slavernij geweerd, maar in het overige gedeelte toegelaten zou worden. - Maar daarmede was het punt van verschil niet uit den weg geruimd. Het kwam in duizend verschillende vormen weder op, dan eens bij het toelaten van nieuwe staten, of bij den aankoop van nieuw grondgebied, dan weder bij gevorderde vergoeding voor weggeloopene slaven, en werd door de abolitionisten aan de eene, en de ultra-democraten aan de andere zijde met zooveel hardnekkigheid en hevigheid telkens weder opgeworpen, dat er reeds toen vrees begon te onstaan dat dit punt eenmaal eene scheiding tusschen slaven- en vrije staten zou kunnen teweegbrengen. Blijkbaar was het toen reeds dat de vertegenwoordigers der eersten het op afscheiding hadden toegelegd, en John C. Calhoun, de vader der secessieleer, erkende dit doel zonder bewimpeling, telkens wanneer er gevaar was, dat door het aannemen van eenig voorstel tot beperking der slavernij, de zuidelijke politiek haar overwigt in de regering des lands verliezen zou. In het Congres van 1847 kwam deze kwestie wederom in allerlei vormen voor; bij het vestigen van een provisioneel gouvernement voor het gebied van Oregon, waarbij de Missouri Compromise-lijn als geldig werd aangenomen; bij de kwestie van afschaffing van den slavenhandel in het district Columbia (den zetel der regering), bij welke gelegenheid Lincoln zich onderscheidde door de voorstelling van een amendement om niet alleen den slavenhandel maar de slavernij in het district af te schaffen, een maatregel eerst in het jaar 1862 door hem zelven tot stand gebragt. In het vorige Congres was er een voorstel gedaan tot de besteding van drie millioen dollars voor den aankoop van een nieuw grondgebied van Mexico, waarbij het lid Wilmot een amendement had voorgesteld, dat geen deel van het aldus verkregene gebied open zou zijn voor de invoering der slavernij. Dit amendement, dat onder den titel van Wilmot-proviso beroemd is geworden, was gedurende twee volle zittingen van het Congres het brandpunt van den strijd der partijen en Lincoln verklaarde dat hij er in allerlei vormen ongeveer veertig malen voor gestemd had. De Mexicaansche oorlog in het jaar 1846 uitgebroken, maakte een tweede punt van verdeeldheid in het Congres uit. Deze oorlog vondt zijnen oorsprong in de aanhechting van Texas aan het grondgebied der V. Staten. Texas was in oorlog met Mexico | |
[pagina 479]
| |
en de V.S. namen door de aanhechting feitelijk den oorlog over. Terstond na de inlijving rukten de troepen der V.S. naar den linkeroever der Rio-Grande, waarvan de regteroever door het Mexicaansche leger bezet werd gehouden. De linkeroever was betwist grondgebied, door de Mexicanen voor het hunne verklaard; en deze, de Amerikaansche kanonnen op hunne stad Matamoras gerigt ziende, verklaarden zich voor aangevallen en begonnen de vijandelijkheden. - De President zond zijne boodschap aan het Congres, verklarende ‘dat het bloed van Amerikaansche burgers op Amerikaansch grondgebied was vergoten,’ en verlangende de erkenning van den ‘status belli.’ - Hij werd daarin door de Democratische partij ondersteund, terwijl de Whigs zijne verklaring voor onjuist hielden en het beginnen van vijandelijkheden van de zijde der Mexicanen zelfverdediging, en van de Amerikaansche zijde een onregtvaardige daad noemden. - Lincoln deelde dit gevoelen zijner partij, en tastte het gouvernement op dit zwakke punt openlijk aan; maar de oorlog eenmaal begonnen zijnde, onthield hij zijne stem niet aan de noodige toewijzing van geld en wapenen tot handhaving der nationale eer. In 1849 was Lincoln de candidaat der Whigpartij in Illinois voor den Senaat, maar moest voor de overmagt der Democraten onderdoen; nu trok hij zich weder terug in de uitoefening van zijn beroep en leefde als ambteloos burger tot het jaar 1854. In dien tusschentijd was de strijd over de slavernij in de territories in hevigheid toegenomen. De Zuidelijke partij, altijd doelende op eene openbare breuk met de oppositie, had door een harer hoofden, Stephen A Douglas, een voorstel gedaan tot herroeping van datzelfde Missouri Compromise, dat zij vroeger had doorgedreven als de eenige waarborg voor de regten der slavernij. De wet op het zamenstellen van een gouvernement voor het gebied van Kansas en Nebraska was daartoe de aanleiding, en pro- en anti-Nebraska werden de partijwoorden in den hevigen strijd die nu aanving. - Lincoln nam een belangrijk aandeel in dien strijd, door persoonlijke discussiën in het openbaar met Douglas, waarin zijn helder inzigt in, en eenvoudige doch tevens klare uiteenzetting van de sofismen zijns tegenpartijders op bijzondere wijze uitkwamen. Douglas beriep zich op het groote beginsel der volkssouvereiniteit, en beweerde dat de ingezetenen van Kansas en Nebraska, in staat zijnde zich zelven te regeren, het regt hadden het punt van invoering der | |
[pagina 480]
| |
slavernij naar hun eigen goeddunken te regelen, waartegen door Lincoln werd aangevoerd dat de genoemde ingezetenen ongetwijfeld het regt hadden zich zelven, maar niet eenig ander persoon, zonder diens toestemming te regeren. Tengevolge dezer discussiën werd de meerderheid der Wetgevende Vergadering van Illinois uit de ‘anti-Nebraskapartij’ gekozen, en Lincoln tot haren candidaat voor den Senaat benoemd. Intusschen had zich de Democratische partij in den staat in twee deelen gesplitst, waarvan de ééne, evenzeer anti-Nebraska gezind, eenen anderen candidaat naast Lincoln stelde. Om nu het gevaar te voorkomen van door verdeeling der partij de overwinning aan den Nebraska-candidaat te geven, stond Lincoln met edele belangeloosheid zijne stemmen aan den mededinger af, en verzekerde alzoo diens verkiezing. De meer en meer veldwinnende magt der zuidelijke politiek had intusschen geleid tot het vormen der Republikeinsche partij, wier hoofdbeginsel is ‘niet uitbreiding der slavernij in de territories’, en waarin zich de oude Whigpartij oploste. Het is niet ongepast hier aan te merken dat de Republikeinsche partij zich geheel onderscheidt van de zoogenaamde Abolitionisten. Deze laatste partij, wier stichter William Lloyd Garrison is, en die hare woordvoerders heeft in Wendell Philips, Henry Ward Beecher, Dr. Cheever, Mrs. Stowe, Senateur Sumner en vele anderen, heeft zoowel door hare geheel abstracte beschouwing van de kwestie der afschaffing buiten verband met de vele sociale en politieke belangen die zich daaraan hechten, als door den bitteren opruijenden toon van strijdvoering, die zich bijna geheel tot declameren tegen het kwaad heeft bepaald, veel bijgedragen tot de heerschende verbittering tusschen de partijen. Het is alleen omdat in den loop der omstandigheden de dadelijke emancipatie een gevolg des oorlogs is geworden, dat zij ineengesmolten is met de republikeinsche partij, en dat men in den triomf van haar beginsel buiten haar toedoen, kan vergeten dat de abolitionisten voor het behoud der Unie even gevaarlijk geweest zijn als de Zuidelijke Secessionisten. Beide miskenden elkanders verkregene regten, en verdeeling moest het noodzakelijk gevolg zijn van beider streven. De Republikeinsche partij hield hare eerste conventie in 1856, en benoemde John C. Fremont tot haren candidaat voor het presidentschap. Als candidaat voor de waardigheid van Vice-President kwam Abraham Lincoln in aanmerking, maar hij ver- | |
[pagina 481]
| |
kreeg niet het vereischte aantal stemmen. Er waren nog vier jaren noodig om hem voor zijne roeping te vormen, en in dien tijd streed hij nogmaals met zijnen grooten tegenstander Douglas om het lidmaatschap van den Senaat; een strijd waarin hem wel de prijs ontging, maar waarin hij zich zoodanig onderscheidde als een scherpzinnig kenner van de belangen zijns lands en een onverschrokken verdediger zijner vrijheden, dat hij zich eene vermaardheid verwierf, die zelfs buiten de grenzen van Illinois doordrong, en den grond legde tot zijne latere benoeming voor het presidentschap. Onder de administratie van Buchanan won de magt der slavenpartij meer en meer veld. Het hoogste geregtshof had verklaard dat de slaaf geene regten heeft die een blanke behoeft te eerbiedigen; het gebied van Kansas was georganiseerd onder eene constitutie die op eene bedriegelijke wijze aan de ingezetenen was opgedrongen, en de slavernij toeliet. Onder die omstandigheden wierp Lincoln aan Douglas den handschoen toe, en daagde hem uit tot een politiek tournooi in het openbaar, dat door hem geopend werd met deze merkwaardige woorden, door de latere jaren zoo zeer bewaarheid: ‘Een huis tegen zich zelf verdeeld kan niet blijven staan. Dit gouvernement kan niet op den duur half slaaf, half vrij zijn. Ik verwacht niet dat de Unie ontbonden zal worden, dat het huis vallen zal, maar het zal ophouden verdeeld te zijn; het zal geheel òf het een òf het andere worden.’ Zeven malen op verschillende plaatsen in den Staat Illinois werd het tournooi herhaald, met al den luister dien de ijverzucht der partijen voor hunne candidaten er aan konde bijzetten. De zeven redevoeringen door Lincoln uitgesproken, zijn te beschouwen als de volkomene politieke geloofsbelijdenis der republikeinsche partij ten opzigte der slavernij, namelijk ‘dat de slavernij uit een zedelijk, maatschappelijk en staatkundig oogpunt een kwaad is, dat als zoodanig moet behandeld worden, en dat, zoo de constitutie niet toelaat, het in de Staten waar het heerscht aan te tasten, ten stelligste binnen zijne bestaande grenzen behoort ingesloten te blijven.’ Op die beginselen werd Lincoln in Mei 1860 tot candidaat voor het Presidentschap verkozen, en in November van dat jaar door bijna twee millioenen kiezers tot die hooge waardigheid verheven. De Zuidelijke partij oordeelde nu het oogenblik gekomen voor de langgewenschte scheuring der Unie. Had zij zich een- | |
[pagina 482]
| |
stemmig op haren candidaat Douglas vereenigd, de verkiezing van Lincoln was niet mogelijk geweest, maar dan had ook de secessie door geen voorwendsel gedekt kunnen worden. De partij werd derhalve verdeeld; de Ultra's scheidden zich af onder John C. Breckenridge, terwijl ook de conservatieven onder John Bell aan Douglas hunne stemmen onthielden, en - de verkiezing van Lincoln was verzekerd. Nu ging de kreet op, dat de vrijheden van het Zuiden in gevaar waren, dat zijne regten en instellingen niet door de nieuwe administratie zouden geëerbiedigd worden, en het werk der secessie ging zijnen gang met de stille hulp van het kabinet. De President Buchanan zag oogluikend toe en stak geene hand uit tot stuiting van het verderf; en toen Lincoln den 4en Maart 1861 het bestuur aanvaardde, hadden zich reeds zeven staten aan de Unie onttrokken. De geschiedenis der volgende vier jaren heeft te zeer de algemeene aandacht getrokken, dan dat het noodig zou zijn die hier te verhalen. Wij willen alleen nagaan op welke wijze Abraham Lincoln zich als President in deze jaren van beproeving heeft doen kennen - en hoe hij gekomen is tot het bezit van die liefde en dat onbepaald vertrouwen, dat de natie hem op het oogenblik van zijnen dood toedroeg. Hij kwam te Washington, schier onbekend bij de menigte, - zonder eenige ondervinding van de werking der uitvoerende magt in den staat, - zonder andere aanbeveling dan dat hij zich in de politieke redewisselingen in zijnen Staat had onderscheiden, en dat hij een man was van eene eerlijkheid en regtschapenheid boven verdenking. ‘Honest old Abe’ was zijn eeretitel! Dit laatste was reeds veel. Politieke eerlijkheid was sedert jaren onder de hooge ambtenaren eene bijna ongekende deugd geweest, - en bij de dreigende omstandigheden was het noodig eenen man aan het hoofd te hebben die niet het belang des lands aan zijne ijdelheid of zijn winstbejag zou opofferen. Maar was dit voldoende? Zou Lincoln ook het noodige doorzigt, de vereischte vastheid en voorzigtigheid hebben om het schip van staat door den opkomenden storm behouden naar eene veilige haven te brengen? Zoodanig was het vragen in menig gemoed. Laat ons zien hoe hij allen twijfel heeft beschaamd, en waarin de kracht van zijn bestuur en tegelijk de bron zijner populatiteit heeft gelegen. Wij zouden niet in den geest des mans schrijven, wanneer | |
[pagina 483]
| |
wij niet als bron zijner kracht op den voorgrond zetten - zijne erkende afhankelijkheid van den Koning van heerschers en volken. Hij was een christen. Vele en aandoenlijke blijken zijn er in deze dagen aangehaald, die bewijzen, voor wie er aan twijfelen mogt, dat hij in het vertrouwen op God de kracht vond tot het volbrengen zijner moeijelijke taak. Hij verzuimde nooit, bij elke gelegenheid van groote overwinning of nederlaag, de natie tot dankbare erkentenis van Gods hulp, of ootmoedige schuldbekentenis voor Hem aan te sporen, en zijne proclamatiën die daarvan getuigen zullen bewaard blijven als christelijke gedenkstukken. En vooral heeft hij dat gevoel van afhankelijkheid van God uitgesproken in zijne rede bij zijne tweede installatie (zijne laatste openbare uiting), waarvan een buitenlandsch dagblad heeft gezegd, ‘dat het het merkwaardigste document is dat ooit van een publiek man is uitgegaan, van het begin tot het einde vol van den Almagtige.’ Bij het licht van zijnen spoedig daarop gevolgden dood ontvangt deze rede eene bijzonder plegtige beteekenis, - als de laatste vermaning van eenen vromen vader aan zijne kinderen. Voorts kenmerkte Lincoln zich door eene eenvoudige opvatting van zijnen pligt hem door zijnen eed opgelegd, ‘om de constitutie en de wetten des lands te handhaven,’ - en een naauwgezet volbrengen van dien pligt, door, gelijk hij het zelf uitdrukte, ‘eenvoudig te doen wat regt was, naarmate God hem gaf te zien wat regt was.’ Hij voegde daarbij een vast vertrouwen in de zegepraal van het regt door de instandhouding der Unie, - en in hare hooge roeping in de zaak der vrijheid; een vertrouwen dat hem nooit verliet, en zelfs in de donkerste oogenblikken door al zijne uitingen henenstraalde. Maar daarbij onderscheidde hij zich door een standvastig ophouden van de beginselen der Republikeinsche partij, waarop hij verkozen was. Die beginselen waren, gelijk wij hebben gezegd, geene roekelooze omverwerping der slavernij waar zij bestond, maar waken tegen hare uitbreiding. - Hij had dit beginsel te verdedigen allereerst tegen de democratische partij in het Noorden, die, hoewel niet openlijk den opstand toevallende, toch min of meer tot hem overhelde, en hem allerlei regten toekende; - maar evenzeer tegen de heethoofden zijner eigene partij en de abolitionisten, die nu meenden dat het oogenblik daar was om de slavernij op gewelddadige wijze den doodsteek toe te brengen. Van het hoogste belang was echter de handhaving van | |
[pagina 484]
| |
het aangenomene beginsel, vooreerst omdat het in overeenstemming was met de constitutie, maar ook voornamelijk omdat het Zuiden zijne rebellie grondde op het voorgewende gevaar voor de instelling der slavernij, en de verwezenlijking van dat gevaar het voorwendsel tot een goede reden zou maken. - Het motief van den oorlog was de instandhouding der Unie en de bescherming der regten van alle ingezetenen; en daarom, toen in het eerste jaar de generaal Fremont in Missouri - en later de generaal Hunter in Georgia - de slaven vrij verklaarden, werden deze daden door den President terstond afgekeurd, en de generaals genoodzaakt hunne proclamatiën te herroepen. Op denzelfden grond steunde het verbod om weggeloopene slaven binnen het leger te ontvangen, - en aan die beide maatregelen was het hoofdzakelijk te danken, dat de slavenstaten op de grenslijn der confederatie gelegen (borderstates), voor de Unie bewaard bleven. Doch zoo Lincoln zich vasthield aan beginselen, hij kenmerkte zich niet minder door zijn juist onderscheiden en volgen der omstandigheden, waar die eene verandering van politiek noodzakelijk maakten. Hij bezat in hooge mate de gave om den wil der natie, die hij vertegenwoordigde, te verstaan nog eer die zich in het openbaar had uitgesproken, - en het was daarom dat zijne maatregelen altijd erkend werden in harmonie te zijn met het algemeene gevoelen. Voornamelijk bleek dit weder ten opzigte van de kwestie der slavernij. - Bij het voortzetten des oorlogs bleek het meer en meer, dat in de slavernij zelve de kracht der rebellie bestond - en het daarom als militaire maatregel tot bereiking van het doel des oorlogs noodzakelijk werd die kracht te breken. - Langzaam en met alle omzigtige verschooning voor de bestaande regten werd de maatregel genomen. In het begin van 1862 noodigde de President het congres uit om aan alle Staten, die de slavernij zouden wenschen af te schaffen, door geldelijke vergoeding daartoe de hand te bieden. In September van dat jaar kondigde hij aan, dat na negentig dagen de emancipatie zou verklaard worden in alle Staten die niet tot de Unie zouden zijn teruggekeerd, hun alzoo tijd gevende om hun verderf te ontkomen; - en eindelijk op den 1sten Januarij 1863 werd de vrijverklaring afgekondigd - aan den kanker des lands de doodsteek toegebragt - en Abraham Lincoln als de groote Bevrijder door duizenden gezegend. | |
[pagina 485]
| |
In deze vereeniging van scherpzinnig staatsbeleid met vastheid van beginselen lag hoofdzakelijk de kracht van zijn bestuur. - Het kon wel niet anders of daaruit moest tevens eene groote populariteit ontstaan voor zijnen persoon. Maar het geheim dier populariteit lag nog meer bepaald daarin, dat hij bij uitnemendheid de type der natie - en de beligchaamde voorstelling harer geliefkoosde denkbeelden was. Een man uit het volk, op den laagsten trap der maatschappij geboren - door handenarbeid en eerlijke pligtsvervulling hooger en hooger geklommen - doordrongen van de groote beginselen van vrijheid en ontwikkeling - altijd gevoelende voor en met het volk - de grootste belangen der natie voorstellende in een vorm die door den minst ontwikkelde kon begrepen worden, en die toelichtende door populaire gezegden en anecdoten (die, zoo zij al soms uit het oogpunt van fijnen smaak beschouwd, iets te wenschen overlieten, altijd van pas waren op de omstandigheid, en een punt van aanraking vormden tusschen hem en alle klassen des volks) - minzaam voor elk die hem naderde, - altijd gereed zijnen invloed aan te wenden tot verzachting van leed, - vergevensgezind jegens tegenstanders, en vol liefde zelfs voor de vijanden die hij bestreed, - die man was met onverbrekelijke banden aan het hart der natie verbonden. - De populariteit daaruit geboren droeg hem zegepralend door de stormen van eene hevigen verkiezingsstrijd, - van de zijde der tegenpartij veelal met de edelste wapenen gevoerd, - en uitte zich in zijne herkiezing met eene zeldzaam geëvenaarde meerderheid van stemmen. En thans - nu de kogel des moordenaars hem heeft weggerukt op het oogenblik dat de zegepraal zijne pogingen bekroonde, - thans openbaart zich bij de schare een rouw zoo diep en zoo opregt als slechts voor weinige hoofden van volken is gedragen. Onder het gebrom der doodsklokken, den doffen donder van het rouwgeschut, en met kreten van smart en ontzetting en wraak vergezellen hem de millioenen die hem liefhadden naar zijn graf in het verre Westen, - en het eenstemmig gevoel aller harten stemt in met de woorden des dichters: O slow to smite, and swift to spare,
Gentle and merciful and just!
Who in the fear of God didst bear
The sword of power, the nation's trust.
| |
[pagina 486]
| |
In sorrow at thy bier we stand,
Amid the woe that hushes all,
And speak the anguish of a land
That shook with horror at thy fall!
Pure was thy life; its bloody close
Has placed thee with the sons of light,
Among the noblest host of those
Who perished in the cause of right!
| |
II.Na het bovenstaande geschreven te hebben zoude ik de pen kunnen nederleggen, en mij voldaan houden met de hulde aan de nagedachtenis van een goed en groot man gebragt. - Maar het is onmogelijk van het onderwerp af te stappen zonder eenige oogenblikken stil te staan bij de misdaad die een einde heeft gemaakt aan dat merkwaardig leven. Het feit dat Abraham Lincoln is vermoord geworden, - dat de man, die in zijn persoon het regt en de wet eener natie vertegenwoordigde, op gewelddadige wijze van het leven werd beroofd, - dat er in het volle licht der negentiende eeuw, op den bodem der nieuwe wereld een politieke sluipmoord is gepleegd, - is wel waard dat wij er bij stilstaan, en vragen: wat beteekent het? Dit ontzettend feit is inderdaad van hooge beteekenis daardoor, dat het een helder licht werpt op het wezen en het beginsel van dien opstand, die nu sedert vier jaren een werelddeel met bloed heeft gedrenkt en het punt is waarop de oogen der gansche wereld gevestigd zijn. Dien opstand, aan welken Engeland en Frankrijk zich gehaast hebben de regten eener oorlogvoerende magt toe te kennen, in het aangezigt van het wettig gevestigd en erkend bestuur, welks gezag door hem was geschonden, die zelfs de Europesche mogendheden onder den mantel eener voor het wettig gezag beleedigende onzijdigheid met oogluikende toelating van allerlei morele en materiële ondersteuning hebben aangemoedigd. Dien opstand - God zij dank dat het kan gezegd worden - wiens bestuur, wiens magt te zee als te land nu als kaf voor den wind verstuiven. | |
[pagina 487]
| |
Wat is die rebellie? Is zij een gevolg van een politiek verschil tusschen twee geografische sectiën, Noord en Zuid - waarop huisselijke spreekwoordjes, als: ‘waar twee kijven hebben beide schuld,’ of ‘eendragtige scheiding is beter dan gedwongene vereeniging’ van toepassing zijn? Is zij de uitbarsting van wettige, langverdragene, maar ten laatste onlijdelijk gewordene grieven, tot welker herstel geen andere uitweg meer overbleef dan dien het zwaard door burgerbloed kon banen? Geenszins. Het zoude welligt een boekdeel vullen, en zeker de grenzen dezer schets overschrijden, wilden wij in bijzonderheden de valschheid der bovenstaande stellingen aantoonen. Maar de geschiedenis is daar, om het voor elken onpartrjdigen onderzoeker ten klaarste te bewijzen, dat de slavenstaten geene enkele regtmatige grief tegen het gouvernement hadden in te brengen, - dat aan al hunne eischen, ten opzigte van de instandhouding hunner bijzondere instelling, de slavernij, alle regten zijn wedervaren, die hun door de constitutie gewaarborgd werden - en dat de scheuring niet uit de omstandigheden voortgevloeid, maar met overleg beraamd is. Hoort de redenaars in de wetgevende vergadering van Zuid-Carolina, bij het aannemen der acte van afscheiding. ‘De meesten van ons hebben deze zaak sedert de laatste twintig jaren in overweging gehad,’ zegt de een. ‘Ik heb aan deze beweging gewerkt van het begin mijner publieke loopbaan af,’ roept een ander. ‘Het is niet de gebeurtenis van een dag - niet door de verkiezing van den heer Lincoln of door de nietuitvoering der wetten tegen weggeloopene slaven teweeggebragt; het is eene zaak die reeds sedert dertig jaren hangende is geweest,’ zoo verklaart een derde! Maar wat is dan de reden en het oogmerk dier beweging? Haar oorsprong is de natuurlijke afkeer van wettig gezag - de geest van losbandigheid, onzedelijkheid en wetteloosheid door den invloed der slavernij in de zuidelijke maatschappij gekweekt en ten troon verheven, - haar oogmerk de omverwerping der wettige magt door het ter zijde zetten der plegtig bezworene constitutieGa naar voetnoot1, en het oprigten eener staatsregeling, waarvan het beginsel der slavernij de hoeksteen zoude zijn, en die al de consequente gevolgen, uit dat beginsel voortkomende, den vrijen teugel zoude vieren. | |
[pagina 488]
| |
Vraagt men welke die gevolgen zijn? Welnu, letten wij slechts op den aard van het beginsel der slavernij en de wijze waarop het zich in de geschiedenis der zuidelijke maatschappij heeft geopenbaard. Wat toch is het beginsel der slavernij anders dan de verkrachting van de regten van een geheel menschengeslacht, en van alles wat den mensch als mensch dierbaar is; - het regt van persoonlijke vrijheid niet alleen, maar dat van het huwelijk, van ouders en kinderen, van geestontwikkeling en beschaving, van zelfverdediging tegen onregt. Wat anders dan het meten met tweederlei maat, - een voor den blanke, een voor den zwarte; wat anders dan zijn brood te eten in het zweet van eens anders aangezigt, - dan den arbeider de vrucht van zijn werk te ontstelen, - kortom wat anders dan stelselmatige overheersching van den sterke over den zwakke? Kan het anders, dan dat eene maatschappij, van zulk een beginsel doortrokken, langzamerhand ontaardt tot een ras van autocraten en geweldenaars, die hunne overheersching niet beperken tot het aan hen onderworpene ras, - maar het als hun regt eischen, altijd en overal te heerschen, en alle beginsel van ontwikkeling des volks door vrijen arbeid tegen te staan? Ziet den toestand der blanke arbeiders in het Zuiden. Door den invloed der slavernij van alle vooruitzigt verstoken, - minder geacht dan een slaaf, die ten minste eene geldelijke waarde vertegenwoordigt - slepen zij een ellendig bestaan voort in diepe onkunde en gebrek onder den druk des overheerschers. En wil men een historisch bewijs, dat het beginsel van overheersching niet alleen door enkele heethoofden voorgestaan, maar door de geheele zuidelijke maatschappij toegejuicht werd, zoo herinnere men zich hoe in den Senaat te Washington de heer Sumner, die zich in de debatten sterk tegen de slavernij had uitgelaten, door den zuidelijken senateur Preston Brooks met een stok werd aangevallen en zoodanig mishandeld, dat hij ter naauwernood het leven behield, - en hoe daarop aan Brooks van alle kanten uit het Zuiden blijken van goedkeuring en ‘eerestokken’ werden toegezonden ter belooning voor zijne roemrijke daad! Dat beginsel van overheersching heeft in het bestuur der V. Staten de overhand gehad tot op het jaar 1861, onder uitsluitend zuidelijke administratiën, - en daaruit zijn de vele bewijzen van tartenden trots tegenover Europa voortge- | |
[pagina 489]
| |
vloeid, die men aldaar met den naam ‘Amerikaansche onbeschoftheid’ heeft bestempeld, maar die slechts spruiten waren van dat anti-amerikaansch wangedrocht, dat tot volle ontwikkeling gerijpt, onder den titel van Zuidelijke Confederatie zoo veel verschooning in Europa heeft gevonden. Wij hebben hierboven kortelijk aangetoond hoe dat beginsel, het eerst door Calhoun uitgesproken, langzamerhand tot een plan van omverwerping des bestuurs rijpte, en hoe bij de uitvoering van dat plan meineed en bedrog voorzaten Wij moeten nu nog aantoonen, dat zelfs de geheele wijze van oorlog voeren van den kant der rebellen gekenmerkt is geweest door dat gemis aan zedelijke beginselen waardoor de partij der zuidelijken zich onderscheidt. Onder de feiten die tot staving daarvan strekken, behooren vooreerst de moorden in koelen bloede te Fort Pillow in Tennessee, en te Lawrence in Kansas gepleegd; in het eerste geval aan eene bezetting die zich had overgegeven, en in het tweede aan vreedzame burgers, wier bezittingen den lust tot plunderen hadden opgewekt. Verder de aanslag om de stad Newyork op verscheidene punten in den brand te steken gedurende den nacht, - een aanslag die nog tijdig werd verijdeld. - Maar voornamelijk de afschuwelijke behandeling der noordelijke krijgsgevangenen, - eene behandeling niet alleen in strijd met alle erkende oorlogsgebruiken onder beschaafde natiën, - maar zoodanig onmenschelijk in de bijzonderheden, dat de pen weigert ze te beschrijven. Het aantal der gestorvenen in slechts ééne der zuidelijke gevangenissen heeft het cijfer van 26,000 bereikt, die door middel van honger, koude, onreinheid en ongedierte opzettelijk zijn vermoord. - Ik zeg opzettelijk; - want de officiële bescheiden wijzen regtstreeks op Jefferson Davis als de oorsprong van het duivelsche plan om langs dien weg de noordelijke legers te verzwakken, en uitgewisselde gevangenen voor verdere dienst ongeschikt te maken. - De weinigen, wier ligchamen bestand zijn geweest tegen zooveel ellende, en die terug zijn gekomen als levende geraamten, naauwelijks met lompen bedekt, staan daar als getuigen voor hemel en aarde van den vloekwaardigen geest die de rebellie bestuurde. En toch is het waar - hoe vreemd het klinken moge - tot voor weinige dagen werd die geest zelfs in het Noorden niet als zoodanig erkend. Ik spreek niet van degenen die in het openbaar - of sedert de laatste verkiezing meer in stilte - | |
[pagina 490]
| |
denzelfden geest waren toegedaan; want het is duidelijk op velerlei wijze gebleken, dat de geest van opstand en scheuring zich niet binnen de geografische lijn, die Noord en Zuid scheidt, heeft begrensd. - Maar van het begin van den strijd tot voor weinige dagen is de groote meerderheid der noordelijke bevolking ten allen tijde geneigd geweest om in de opstandelingen misleide broeders te zien, en gereed om hun bij de eerste poging tot vrede de broederhand toe te steken. Dat getuigen de vredesonderhandelingen te Hamptonroads, waar President Lincoln in persoon den rebellen te gemoet kwam; dat getuigen op nieuw de grootmoedige voorwaarden van capitulatie aan den generaal Lee en zijn leger in het uur der overwinning toegestaan, en waarover in het Noorden bijna evenveel dankbaarheid heerschte jegens Lee voor de aanneming, als jegens Grant voor de aanbieding. Wel mogt de redenaarGa naar voetnoot1 bij het herstel der vlag op de ruïnen van fort Sumter zeggen: ‘Zijn wij gekomen om ons te verheugen, dat noordelijke handen sterker zijn dan zuidelijke? Neen, maar om ons te verheugen, dat de handen, die een wettig bestuur verdedigen, magtiger zijn dan degene die het hebben aangerand. Juichen wij over gevallene steden? neen, wij juichen dat de val eener natie verhoed werd. Wij weenen met de weenenden - wij hebben medegevoel met de verlatenen, - wij roemen niet in eenen bevredigden hartstogt, - maar in een zegepralend beginsel.’ Nog eene openbaring van den geest des opstands was er noodig om de oogen der natie te openen voor zijnen waren aard. - Zoo er een man was die vergevensgezindheid gevoelde jegens zijne dwalende broederen, - die in de goedheid van zijn edel hart aan zijn kortelings uitgesproken woord: ‘malice towards none, and charity for all’ eene uitbreiding wenschte te geven zoo wijd, dat het zelfs de hoofden en aanleggers der rebellie zoude omvatten, - het was President Lincoln. En op het oogenblik, dat zijne geheele ziel vervuld was van het groote en zalige werk van vrede maken, - ziet daar treft hem de kogel des moordenaars, - die na het volbrengen der bloedige daad voor de ooren der ontzette natie uitroept: ‘Sic semper tyrannis.’ Abraham Lincoln een tyran! Ja het was consequent, dat ge- | |
[pagina 491]
| |
zegde, in den mond van een dienaar der rebellie. Want in hem was de erkende magt der natie vertegenwoordigd, - zijn persoon de schutsdam tegen wetteloosheid en geweld, - zijn dood was de voorwaarde van het leven der rebellie! Ja het was consequent, dat gezegde, in den mond van een dienaar der slavernij. Want Abraham Lincoln vertegenwoordigde den vrijen arbeid, en al de beschaving en ontwikkeling die daaruit voortvloeijen. Onder zijnen voet lagen de ketenen van millioenen slaven, van wier vrijheidslied zijn naam het referein is; - tegenover hem was geene autocratische overheersching meer mogelijk, - zijn dood was de voorwaarde van het leven der slavernij! Maar zoo hij viel, rebellie en slavernij zullen toch niet leven. Op vreesselijke maar heilzame wijze heeft dat woord ‘Sic semper tyrannis’ de oogen der natie geopend voor den waren aard des vijands, die naar haren hartader heeft getracht. In de toonen van diepen rouw over den geliefden martelaar mengt zich met plegtigen ernst de eisch van regtvaardige straf over de hoofden der rebellie. De misleide menigte zal nog altijd den vergevensgezinden geest van Abraham Lincoln heerschende vinden in de natie, - maar zij die haar hebben misleid zullen de overtuiging ontmoeten, dat de geest van opstand en slavernij verdelgd moet worden, - totdat er geen spoor van overblijft. | |
III.Ten besluite een enkel woord over den man die aan President Lincoln is opgevolgd, - en op wien de taak rust, aan de eischen van de overtuiging der natie voldoening te geven. President Johnson is even als zijn voorganger een man uit het volk. Ook hij heeft door handenarbeid (als kleedermaker) in zijn bestaan moeten voorzien. Hij is ongeletterd; - eerst na zijn huwelijk leerde hij lezen. Maar zoo zijne opvoeding laat begon, hij heeft er goed partij van getrokken, en hij brengt tot de vervulling van zijn ambt meer ervaring in de kunst van regeren mede dan zijn voorganger bezat. Gedurende vele jaren had hij zitting in den Senaat, waar hij | |
[pagina 492]
| |
zich onderscheidde door eene vaderlandsliefde, die soms tot gloeijenden hartstogt steeg, en die hij ten allen tijde en tegenover een ieder, onverschrokken uitsprak. - Hij was een der weinigen, die reeds gedurende het bestuur van Buchanan de zuidelijke heethoofden in het aangezigt verraders durfden noemen, en heeft daaraan te danken, dat zijn naam meer dan eenige andere naam onder de rebellen gehaat is. Gedurende de heerschappij van den opstand in Tennessee werden zijne bezittingen aan de verwoesting ten prijs gegeven, en zijne vrouw en kinderen gevangen gehouden en aan allerlei barbaarsche mishandelingen blootgesteld. Na den terugkeer van den Staat tot de Unie werd hij tot militairen gouverneur aangesteld, en regeerde met eene ijzeren hand, die spoedig den geheelen Staat van rebellen zuiverde. Het blijkt al aanstonds, dat een man van dien stempel en door zulke ondervindingen gevormd wel geschikt is om de natie te vertegenwoordigen in het uitoefenen van een streng gerigt tegen de hoofden der rebellie. Ja, reeds is men geneigd te erkennen, dat de ingeborene goedheid van President Lincoln hem welligt minder geschikt deden zijn om op het tegenwoordig oogenblik het bestuur in handen te hebben, dan zijn opvolger, die ongetwijfeld de eischen van het regt tegen de landverraders niet over het hoofd zal zien. Indien hij aan de strikte regtvaardigheid, die hem eigen is, ook de zelfstandigheid tegenover den drang der uiterste partijen, de vrijheid van persoonlijken hartstogt, en de politieke eerlijkheid die zijnen voorganger kenmerkten, weet te paren, dan kan zijn bestuur de roemvolle voltooijing van dat van President Lincoln zijn, en zal hij gewis het vertrouwen niet beschamen waarmede de natie reeds thans tot hem opziet.
Newyork, April 1865. J.P. Abrahamsz. |
|