| |
| |
| |
De bloemen-tentoonstelling.
Zij, die het voorregt hebben gehad in den avond van den 1sten October van het vorige jaar aan te zitten aan het feestbanket, waarmede het Internationale Congres der Sociale Wetenschappen op de meest sociale en joviale wijze werd besloten, herinneren zich den prachtigen aanblik van de groote zaal - of juister, van de helft der groote zaal - van het Paleis voor Volksvlijt. Zij herinneren zich, hoe ook bij die gelegenheid op treffende wijze bleek, dat de toegangen tot ieder beloofd land eng zijn en weinig-geëvenredigd aan den stroom der queuemakende begeerigen; zij zien nog in hunne dankbare verbeelding die heerlijke pièces montées, die sierlijke milieux de table, die bevallige bouquetten op den feestdisch ten toon gespreid, en met bewonderende opgetogenheid denken zij terug aan die - laat mij een nieuw beeld gebruiken - altoos jonge, altoos beminnelijke en daarbij welbespraakte bloemen, welke zich in de elegante gestalten van fransche, belgische en hollandsche schoonen om die elegante tafel hadden geschaard.
Zoo zij, nevens het geluk der aanzitting, ook nog de benijdenswaardige en vooral bij het dessert zeer vergefelijke gave der onbescheidenheid hebben gehad en hunne stoute schoenen hebben aangetrokken, om bij iederen feestdronk cohorten te vormen tegenover den Prins van Oranje, zullen zij zich met een glimlach van welbehagen den toast herinneren - den echten dessert-toast - van den schalken bâtonnier de l'ordre des avocats te Parijs, van den biograaf van Céleste Mogador, den Heer Desmarets. Welk een flux de bouche, welk een gemakkelijke dictie, welk een vernuft, welk een jovialiteit! ‘Avec plaisir’ gebragt, werd de toast ‘avec plaisir’ ontvangen; hij, die hem instelde, kon er vooraf zeker van zijn. Ook ik ben er zoo zeker van, dat ik het waag er u den aanhef op nieuw van te doen hooren. De toast gold de leden van het Bureau, de levende en bewegelijke vertegenwoordiging der associatie.
| |
| |
- On prétend dans mon pays que j'ai la toquade de l'internationalité. Permettez-moi de vous traduire ce néologisme. On est toqué d'une chose, lorsqu'on a pour elle une sympathie portée jusqu'à l'enthousiasme. Je m'en glorifie, je suis rempli d'enthousiasme pour le principe de l'internationalité. Aussi, entre autres mérites de nos présidents et de nos secrétaires, je vous signale le mérite qu'ils possèdent de ne point appartenir à une nation exclusive. Pour ma part, je les remercie d'être Belges, je les trouve bien bons d'être Hollandais, ils me font plaisir par cela seul qu'ils sont Anglais ou Français. -
Welnu, deze ‘toquade’, het is niet alleen de Heer Desmarets, die haar bezit. Wij, deftige, eerzame Nederlanders beginnen allen een streek er van weg te krijgen. Het ouderwetsche, bedaarde en fatsoenlijke Amsterdam is herschapen in een feestvierend; de Amstelstad onzer dagen is nooit gelukkiger dan wanneer ze alle natiën en allerlei nationaliteit aan haren boezem drukken en hare eêlste gaven met onbekrompen gastvrijheid voor den vreemdeling uitstorten mag.
Na het internationale Congres der Sociale Wetenschappen eene internationale bloemen-tentoonstelling! Er is climax in de internationaliteit. Zij wint in liefelijkheid en geur, zij wint bovenal in verstaanbaarheid. Was het verschil der talen en tongen een niet geringe hinderpaal in het najaar; mogt de degelijkheid en vruchtbaarheid, het spontane en veelzijdige van het debat in 's Konings paleis er door hebben geleden en de hollandsche gastheer, met eene bijna volledige wegwissching zijner persoonlijkheid, zich toen tot de bescheiden rol van toehoorder en stillen bewonderaar hebben bepaald, hoe geheel anders was het bij de internationale feestviering van de bonte kinderen der lente in dat andere, dat nieuwe paleis, dat minder eigenaardig ‘voor Volksvlijt’ wordt genoemd!
Hier kwam de kwestie niet te pas of men spaansch spreekt tot Onzen lieven Heer en italiaansch tot de vrouwen; hier was eene wereldtaal, sprekende tot elk in zijn eigen tongval en zich gaarne en gemakkelijk van ons hollandsch bedienende.
Zegt niet, dat de bolgewassen en de appelen- en peerenboomen alleen hollandsch spraken; gij zoudt u vergissen. Zeker, de nageltakken en de tulpen, de Boskoopsche vruchtdragers en de jonge groenten spraken onze taal 't zuiverst uit, maar die schoone verzamelingen bloeijende kasplanten, exotische kultuurplanten, nieuw-ingevoerde gewassen, bloeijende heesters, die
| |
| |
prachtige varens, die grillige orchydeën, die cycadeën en pandaneën, die azalea's indica, wier loof geheel verdween onder den digten wolk harer bloemen; die begonia's, rhododendrums en gladbladige camellias - waarvan wij de stijve nuffigheid met vergevensgezindheid willen voorbijzien - die honderd bloeijende rozen, die reseda's en heliotropen, die anemonen en amaryllissen, die statige laurier-, die gloeijende oranjeboomen, hebben ze allen niet hollandsch tot u gesproken, waren ze niet evenzeer uwe landgenooten als die uwer belgische, fransche en duitsche gasten, uwer mededingers in dezen liefelijken wedstrijd?
Wie er aan twijfelen mogt, sla het proces-verbaal der beoordeeling op, en overtuige zich van de vele overwinningen door den hollandschen bloemkweeker, door den vaderlandschen liefhebber in den edelen kamp behaald. Aan ons, die geen proces-verbaal schrijven, zou 't niet voegen namen te noemen, evenmin van vreemdeling als landgenoot. Wie belang stelt in de beminnelijke wetenschap - die geene andere schaduwzijde heeft dan de onbeminnelijkheid, waarmede hare beoefenaars soms elkanders feilen weten te ontdekken - kent den uitslag der bekrooningen en heeft met zelfvoldoening de namen opgeteekend van hen, wien de meest eervolle onderscheidingen op het bloemenveld te beurt zijn gevallen.
Het aantal dier onderscheidingen was talrijk, dank zij de milde medewerking van de leden van het koninklijk huis, van het rijk, van de gemeente en van vele bijzondere personen en instellingen, die allen medailles ter beschikking van den jury hadden gesteld; maar wij mogen er bijvoegen, dat het aantal en het gehalte der mededingers geëvenredigd was aan den rijkdom der belooningen, voor hen weggelegd. Men heeft geene medailles toegewezen, omdat zij er nu eenmaal waren en dus weggegeven moesten of konden worden; men heeft ze uitgereikt, omdat zij met regt verworven waren.
De Maatschappij tot aanmoediging van den Tuinbouw en de Hollandsche Maatschappij van Landbouw hebben zich te verheugen gehad in de algemeene sympathie voor hare tentoonstelling. - ‘Sympathie, portée jusqu'à l'enthousiasme,’ bleef ook onze regering niet vrij van die toquade, waarvan wij zooeven spraken. Zij heeft het plan van dit internationale bloemenfeest toegejuicht en krachtig door hare ondersteuning bevorderd; zij heeft getoond er prijs op te stellen, dat we ons ook op dit gebied beproefden tegenover andere volken. Prikkel, leering,
| |
| |
overwinning; wederzijdsche kennismaking, leidende tot wederzijdsche ontwikkeling en vooruitgang; ziedaar het doel dezer tentoonstelling, voor wier omvang de grootsche proporties van het glazen huis schier te klein bleken te zijn. Wij gelooven dat het doel werd bereikt en we met fierheid hebben mogen wijzen op 't geen de hovenierskunst ten onzent vermag, maar tevens met verstand en onbevangenheid hebben mogen bespieden, wat haar nog ontbrak en wat tot hare volmaking behoort te worden aangewend. Dit is, naar onze meening, de schoone en ernstige zijde van zulk een internationalen wedstrijd, dat ieder volk er tegelijker tijd leerling en leermeester beide is, en naast de bewustheid van kracht het gevoel van tekortkoming en zwakheid ondervindt. Niets versterkender en meer bevorderlijk aan den vooruitgang, dan wanneer die bewustheid en dat gevoel te zamen gaan; het behoedt voor overmoed, het bewaart voor moedeloosheid.
Voor de laatste was voorzeker, waar het de kultuur van bloemen geldt, voor ons geene oorzaak. We hebben onze oude reputatie met eere gehandhaafd, en wie ons 't meest ter zijde, in enkele opzigten zelfs te boven streefden, waren onze stamgenooten, onze zuidelijke broeders. Gij ziet het, Hollandsch en Vlaamsch; dat spraken de bloemen het liefst.
Kweeken en schikken, ziedaar twee verschillende zaken. De eere der goede opvoeding aan ons; de glans van de bevallige inleiding in de wereld, van de kostumeering en schilderachtige zamenvoeging aan die beminnelijkste en vlugtigste aller natiën: aan de Franschen.
Bouquetten-maken is hunne specialiteit; ze doen het in de literatuur, in de wetenschap, in de wereld der bloemen. Ze groepeeren auteurs en viooltjes; ze schikken letterkundige genres en rozen en geraniums zamen; ze vormen kransen en ruikers van myrthen, van oranjebloesem, van camellia's, van letterkundige portretten, van vertellingen en oden. De eene franschman dient slechts om door den anderen schilderachtig geposeerd, en daarna als een croquis nageteekend te worden; waarom zouden ze met de bloemen anders handelen dan met hunne eigene personen?
Inderdaad, lieve Mevrouw! het oordeel is niet te streng. Wij hebben even als gij - schoon met minder kennis - de bouquetten van Parijs bewonderd; ze waren à ravir, of, zoo gij liever wilt, à croquer. Is het onze schuld, dat croquer ons weder aan croquis herinnert, of gaan we ons te buiten aan jagt op valsch vernuft
| |
| |
en miskennen we de heilige regten der waarheid, ter wille van eene aardigheid, die welligt door niemand aardig gevonden wordt?
Het was een heerlijke lentedag, die Aprildag, waarop de feestelijke opening der tentoonstelling plaats had. Een vrolijk zonlicht stroomde door het gansche gebouw, welks parterre in een bloemhof veranderd, in perken, boschjes en wandelpaden afgedeeld was. Frissche fonteinen sprenkelden hunne kristallen over hare kleurige omgeving; de zachte geuren der lente omwuifden ons van alle kanten, en verrast door den betooverenden aanblik, bleven we bij het binnentreden der groote zaal staan, besluiteloos of we ons regts tot de azalea's zouden wenden, of onze eerste hulde zouden brengen aan de bevallige rozengroep, die het centrum van den hof vormde. Eene reusachtige oranjerie scheen het Paleis voor Volksvlijt, maar gelukkiger in dezen dan eene oranjerie, sloot zijn hoog gewelf alle denkbeeld aan broeikas-warmte uit. De atmosfeer, die er heerschte, was de weelderige, de gebalsemde van het morgenland, als in het tropisch landschap de eerste zonnestralen de geuren der aarde tot zich trekken en aan de zangerige woudbewoners hun ochtendlied ontlokken. Wat al flikkering van licht en van heldere waterdroppels, wat al schittering van bloesem en loof, van donker gebladerte, dat als een stemmig cavalier de schoonen chaperonneerde, en door zijn effen zedigen rok het bevallige zomertoilet te beter deed uitkomen der lieve meisjes, aan zijne hoede toevertrouwd.
- Voorwaar, nog is deze aarde schoon; -
mogt wel de overtuiging heeten van de feestvierende menigte, die hier genoodigd was ter genieting van Flora's schoonste gaven, en wier talrijke opkomst van het ongeduld getuigde, waarmede zij de opening van den bloementempel had verbeid.
Gij zult wel niet van ons verwachten, dat wij u inleiden in den officiëelen kring der autoriteiten van stad en land, die deze plegtigheid met hare tegenwoordigheid hebben opgeluisterd. De verantwoordelijke raadslieden der kroon, de vreemde gezanten, de regeerders van gewest en gemeente en de schare der aanzienlijke en invloedrijke mannen; zij gingen allen aan ons op eerbiedigen afstand voorbij. - Profanen, als wij zijn, was geene nadere kennismaking ons gegund. Ver van de deftige hemicycle dezer bij uitnemendheid genoodigden; verre van de muziek der stedelijke schutterij, leunden wij ten koste van eenige aloës en andere ste- | |
| |
kelige planten, over de balustrade der galerij en hoorden slechts op een afstand en zeer onvolkomen de toespraak van den burgemeester van Amsterdam.
Een onzer dagbladen heeft de opmerking gewaagd, dat het plotseling ruischen der fonteinen zeer nadeelig op de verstaanbaarheid van dien welkomstgroet heeft gewerkt. Wij willen het niet tegenspreken, maar wij achten het wat veel gevergd, bij zulk een lokaal en bij zulk eene menigte, te wenschen, dat de redevoering door een ieder zou kunnen worden verstaan. Dit behoeft ook niet; indien de bloem der vreemde gasten, om het spreekgestoelte geschaard, de gastvrije woorden heeft kunnen opvangen, is het doel bereikt geweest, en het handgeklap, dat wij hoorden opgaan, geldt ons ten bewijze, dat zulks het geval was. Maar de burgemeester heeft meer gedaan, dan met eenige ‘paroles bien senties’ de bloemen-tentoonstelling openen; hij heeft ook zijn huis opengesteld voor de vreemdelingen, die de hoofdstad hebben bezocht, uit belangstelling in het feest van den tuinbouw door haar gegeven, en hij heeft hun in onzer aller naam verzekerd, hoe welkom zij ons waren en hoe zeer wij hunne medewerking tot deze eerste internationale expositie hebben gewaardeerd.
Zijt gij er in geslaagd, langs de aanregttafels, die onze vaderlandsche nageltakken droegen, maar ook tevens langs de rij der weelderige oranjeboomen, u een weg te banen tot de zaal, waar de bouqetten en bloemmanden, de amaryllis en de gewatteerde camellia's stonden? Hebt gij, met edele verontwaardiging, u onthouden van een blik op de zoogenaamde restauratie ter linkerzijde, die een afschuwelijken dissonant vormde bij het harmonisch tafereel van kleuren en geuren, dat zich van alle kanten voor u ontplooide? Hebt gij, in volkomen verloochening van de behoeften van uwen aardschen tabernakel, uwe ontdekkingsreis voortgezet naar het verblijf der warme-kasplanten, der palmen en varens, der orchydeën en exotische gewassen, en u niet laten afschrikken door de onvermijdelijke menschenversperringen, die u hier en daar op uwen weg ontmoetten? Zijt ge eindelijk - praktisch en degelijk als ik u mij 't liefst voorstel - naar de galerijen gewandeld om ook uwe beleefde groete aan Pomona te brengen en een kaartje te pousseeren aan die aandoenlijke uijentrossen en wortelenbossen, aan die jonge peulvruchten, aan de kropsalade en de aspergies, aan de kolen van allerlei kleur, aan de appelen en peeren, en aan al de tuinstoelen en tuinbanken en tuintenten die er beurtelings tot nadenken drongen over de
| |
| |
verscheidenheid van de voortbrengselen dezer aarde en van de vindingen der ijzer- en rietindustrie?
Zoo gij dat alles hebt gedaan - en het kan niet anders, wanneer gij althans op den dag der opening de tentoonstelling hebt mogen genieten - dan hebt gij althans alles gedaan, wat van een tentoonstelling-bezoeker kan worden verlangd. Ik mag mij niet veroorlooven te gissen, wat u 't meest heeft aangetrokken, 't liefst heeft toegelachen, vooral niet, wanneer gij een kenner of een liefhebber zijt. Talrijk als de verscheidenheid der bloemen is de verscheidenheid van smaak, zijn de verschillende stokpaardjes en specialiteiten, door liefhebbers en kenners bereden of beoefend. Zoo gij een eenvoudig sterveling, een gewoon burgermensch zijt, die alleen naar de tentoonstelling zijt gegaan voor uw genoegen, dan zou de gissing welligt minder moeijelijk zijn. - Wat u 't meest zal hebben getroffen en bekoord, is de algemeene aanblik, de bloemenwereld, niet of deze of gene soort in het bijzonder. De algemeene aanblik, dien gij genoten hebt bij het licht der vrolijke voorjaarszon, of bij den gelen glans der duizenden gazpitten, die bij avond de omlijsting van het gebouw vormen, die algemeene aanblik moet u hebben verfrischt en verjongd. Voor u, oningewijde, bestond de pligt niet in dezen Eden de appelen te proeven van den boom der kennis des goeds en des kwaads; gij hadt het voorregt vrij en levenslustig, zoo dom als gij wildet, te slingeren door de lustdreven van dezen hof, niets anders doende dan u behagelijk voelen en u verkwikken. - Of kent gij een vermakelijker uitspanning; kent gij iets, wat meer uitrust en verfrischt, dan zoo regt, echt dom te mogen zijn en van toeten noch blazen te weten? - Wat mij zelven betreft, liefste Clara! ik beken 't volgaarne; naast het geluk, om zoo dom-dom, uren lang in uwe zielvolle, donkere, mooije kijkers te staren, zoo regt ‘ins Blaue hinein’, al zijn ze nog zoo bruin, gaat bij mij niets boven de zaligheid dier oogenblikken van natuurlijke onwetendheid.
Antwoord mij niet, dat ze mij ook, zonder moeite, zoo natuurlijk afgaan; - al is het waar, het zou niet lief van u zijn, mij dit thans te herinneren, juist nu ik op het punt sta om een beroep te doen op de gave der kritiek, waarmede de natuur u zoo mild heeft begiftigd. - Geef mij den arm, bekoorlijke Clara! en deins niet voor die steile, smalle treden terug; laat u niet afschrikken door de ambtenaren der policie en de ceremoniemeesters, die zoo loffelijk medewerken om het onbehoorlijke ge- | |
| |
drang te vermeerderen; dreig mij niet met eene vapeur - vaporeus is goed, maar eene vapeur is vervelend - en, beproefde Alpentouriste als ge zijt, aanvaard nogmaals den togt naar de galerij. Het spijt mij voor u, maar het spijt me bovenal voor mij zelven, dat de oranjeboomen niet boven staan; wie weet, of ge niet Mignon zoudt nazeggen:
Möcht' ich mit dir, o mein Geliebter, ziehn.’
Maar ze staan er niet; er staat juist iets anders, waarvan ik het meer of minder smakelooze aan uwe kritiek wensch te onderwerpen. Ik bedoel de afbeeldingen van buitenplaatsen, zoo natuurlijk in papier met Schakel's lijm nagebootst. Geregte goôn! is het geoorloofd, is het overeenkomstig de wetten van ons land, om zooveel wansmaak ten toon te stellen? Kan 't er uit een staathuishoudkundig oogpunt door, om zooveel papier, waarvan men peperhuisjes zou kunnen maken, zooveel gom, waarmeê men étiquetten zou kunnen opplakken, tot eene dusdanige vertering van leelijke weelde te misbruiken? - Knipsels met de schaar zijn goed, zoolang en voor zooverre zij door eene moeder ten gevalle van haar kroost worden vervaardigd, maar deze knipsels van boomen en heesters, van planten en slootranden, van landhuizen en theekoepels kunnen zelfs door de echte vischjes, die in het heusche water der sloten en vijvers zwemmen, niet worden goedgemaakt.
Maar laat ons, liefste aller verledene, tegenwoordige en toekomstige Clara's! berouw hebben over deze onbewaakten oogenblik van wijsheid. Zet u naast mij neder op deze ijzeren rustbank, onder deze ijzeren kiosk, 't oog gewend naar het schoone bloemtapijt aan onzen voet, en laat ons denken, hoe wij te moede zouden zijn op eene degelijke buitenplaats, in het Sticht of in Gelderland, met liefelijke bloemen en schaduwrijke beuken en eiken, en koele vijvers en een klein murmelend fonteintje: hoe wij te moede zouden zijn, indien die degelijke buitenplaats de onze ware, indien we er mogten zitten in het kamperfoelie-priëel, hand in hand, oog in oog, of - schooner en benijdenswaardiger nog! - indien ik er paardje speelde met een krullebol, die straks, moêgeloopen, tot u zal komen, om de papieren knipsels te bewonderen, die moeder's vlugge vingeren voor hem hebben getooverd!
Bern. Koster Jr.
|
|