De Gids. Jaargang 28
(1864)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 160]
| |
Politiek overzicht.'s Gravenhage, 25 December 1863.
‘Kroniek van d'ouden tijd’: - met welk een geestdrift de dichter haar wist te bezingen, toen hij peinsde over de glorierijke wapenfeiten, de heldengestalten, het fiere gemoed, de vurige toewijding aan de zaak des Christendoms, waar zijn oog op mocht rusten, - zij wordt in één opzicht geëvenaard, neen overtroffen, door de kroniek van onzen tijd, in zooverre nog rijker afwisseling van tooneelen, nog zonderlinger schakering, nog bonter groep, voor ons wordt opgevoerd. Vraag ons niet ten koste van welke edele hoedanigheden al deze schitterende kleurenpracht is verkregen; in de drukte en het gewoel des levens geworpen wordt de Faust, die gewoon was in de middernachturen wakend en biddend de geheimen van ons bestaan te bepeinzen, welhaast de galante cavalier, die vrouwen-eer en vromen zin op hun waren prijs weet te stellen, en die op den goeden weg is om zelfbehagelijk het resultaat van een werkzaam leven in de bekende zeer chevaleresque regels van Horatius zamen te vatten: Vixi puellis nuper idoneus
Et militavi non sine gloria.
Of het den Faust zelven gelukte om ten gevolge van deze zijne laatste studiën eenigzins gemakkelijker dan vroeger de raadselen van het leven te kunnen ontwarren, durven wij niet beslissen; maar zeker is het, dat wij ons profijt kunnen doen met zulk een leven na te gaan en te bespieden: op elken stap hem te volgen en met niet ligt te bevredigen nieuwsgierigheid den dolenden held op zijn zwerftocht te begeleiden. Wij hervatten dan ook getroost weder onze overzichten der bui- | |
[pagina 161]
| |
tenlandsche politiek: ontglipt ons wellicht de hooge staatkundige beteekenis dier feiten, wij laten de studie dier haute politique zeer gaarne over aan onze zeer handige ministers van buitenlandsche zaken met de hun waardige diplomaten, en vergenoegen ons als van ouds om psychologisch - voor zooveel wij kunnen - de personen en daden van dezen in alles singulieren tijd te bespreken. Singulier in alles: want heeft niet Sainte-Beuve gelijk als hij van een eeuw van den derden Napoleon gaat spreken? De man die zoo machtig een indruk op zijn tijdgenooten weet te maken, die in staat is boeken, omstandigheden en geesten vooruit te loopen, die op elk gebied dat hij verkiest te bewandelen, diep ingedrukte voetsporen nalaat, is niet een gewoon en alledaagsch vorst, maar heeft een eigen naam, een eigen roeping, een eigen sfeer. Hij heeft deze laatste maanden een stout spel moeten spelen, en wij komen nog juist bij tijds om de laatste zetten op het schaakbord te kunnen beoordeelen. Den 5den November toch moest de keizer zijn kamers openen, en moest hij dus beginnen met geheel zijn binnenlandsche politiek door de nieuwe vertegenwoordigers - met zooveel bitterheid bij de laatste verkiezingen bestreden - te doen beoordeelen. De keizer besloot op dat oogenblik zijn gewone tactiek te volgen: niet alleen die eene moeijelijkheid kloek onder de oogen te zien, maar, als om de oogen van zijn tegenstander van het ééne vaste punt af te trekken, daarbij een ander probleem te voegen, en wel dit, om ten aanzien van zijn buitenlandsche politiek een beroep te doen op de vorsten van Europa. De troonrede op den 5den November gehouden was de uitdrukking van die gedachte. Zij, die deze rede van den keizer aanhoorden, werden getroffen door de meer dan gewone belangrijkheid van dit in alle opzichten merkwaardig staatsstuk. De wijze van inkleeding van des keizers gedachten was ditmaal verrassend scherpzinnig. Iedere zinsnede - en zij volgden alle logisch op elkander om uit te loopen op het denkbeeld van een algemeen vorstencongres - deed een schittering van lichten voor de oogen ontstaan. Regts en links werden wenken, waarschuwingen en bedreigingen uitgedeeld. Vous m'avez tous preté le même serment, il me repond de votre conscience: wat zegt ge daarvan, o Thiers en Pelletan en Berrijer? Je dois vous signaler plusieurs réformes jugeés opportunes, entre autres le decret relatif à la liberté de la boulangerie et ....celui qui supprine les privilèges exclusifs pour les théatres. Wat | |
[pagina 162]
| |
zegt ge daarvan, Havin en Guéroult, met uw denkbeelden omtrent eene imperialistische democratie: is het u eindelijk duidelijk, dat het oude panem et circenses nog altijd de leus van zulk een politiek blijft? Les expéditions loitaines, objet de tant de critiques, n'ont pas été l'exécution d'un plan prémédité: la force des choses les a amenées. Wat is uw oordeel over zulk een uiting, Granier de Cassagnac en gij allen, die in Nation of Constitutionnel niets anders betoogdet dan hoe alles het uitvloeisel was van een vaste, goed berekende tactiek. Mexico: de keizer roept zelf het holà; zal het helaas! komen bij de vermelding van Polens naam? Hooren wij: Quand éclata l'insurrection de Pologne, le gouvernement de la Russie et celui de la France étaient dans les meilleures relations: - de Engelsche en Pruissische gezanten zien wonderlijk op; - depuis la paix, les grandes questions européennes les avaient trouvé d'accord, et je n'hésite pas à le déclarer, pendant la guerre d'Italie, comme lors de l'annexion du comté de Nice et de la Savoie, l'empereur Alexandre m'a preté l'appui le plus sincère et le plus cordial. Zoo is het dus Ruslands altijd valsche politiek, die aan Frankrijk de vermeerdering van grondgebied heeft gegeven, merken de gezanten van den Duitschen Bond op: - ce bon accueil exigeat des menagemens, et il m'a fallu croire la cause polonaise bien populaire en France pour ne pas hésiter à compromettre une des premières alliances du continent, et à elever la voix en faveur d'une nation, rebelle aux yeux de la Russie, mais aux notres, heritière d'un droit inscrit dans l'histoire et dans les traités. En de keizer gaat voort, besprekende de notaas en diplomatieke onderhandelingen door hem, zoo te vergeefs, met Oostenrijk en Engeland gevoerd; het aan de Fransche democraten uit de kamer overlatend om zich te verwonderen, dat Napoleon III de Poolsche zaak enkel populair noemt en niet meer. Is zij dan de heilige, de wettige zaak? Maar alle overdenking houdt op, nu de keizer zijn vraag omtrent Polen formuleert: que reste-t-il donc à faire? Sommes nous reduits à la seule alternative de la guerre ou du silence? - Non. Dit neen wijst op een congres van alle vorsten in Europa, ten einde een nieuwen staat van zaken te regelen, zooals eertijds de vorsten van Europa te zamen gekomen waren te Weenen na den val van den eersten Napoleon. Want, zoo luidt het verpletterende woord van den keizer: les traités de 1815 ont cessé d'exister. La force des choses les à renversés ou tend à les renverser presque | |
[pagina 163]
| |
partout. Ils ont été brisés en Grèce, en Belgique, en France, en Italie comme sur le Danube; l'Allemagne s'agite pour les changer: l'Angleterre les a généreusement modifiés par la cession des iles Ioniennes, et la Russie les foules aux pieds à Varsovie. Let op die tegenstelling van Engeland en Rusland. Want de uitnoodigingsbrief aan de vorsten is nog niet weggezonden, en alle moeite moet worden besteed om Engeland te bewegen op dat congres te komen. Voordat de uitnoodigingsbrief is verzonden en de antwoorden der verschillende mogendheden zijn aangekomen, verloopen eenige weken, en in dien tusschentijd heeft het wetgevend ligchaam zijne zittingen gehouden, ten einde zich zelf te constitueren en de geloofsbrieven van zijn leden te onderzoeken. Negentien zittingen zijn daaraan gewijd geweest, van 9 November tot 2 December. En door al die zittingen heen heeft zich een tafereel ontrold, dat de gansche binnenlandsche politiek en administratie van Napoleon volkomen helder heeft gemaakt. De oppositie, nu niet meer uit de vijf bekende namen alleen, maar uit een dertigtal leden bestaande, betwistte voet voor voet elke verkiezing, waarin de regering niet alleen den candidaat had aangewezen maar inderdaad zelf gekozen. De overige leden der kamer wisten niet beter den keizer te dienen dan door zich te gedragen als weleer de chambre introuvable onder de restauratie: namelijk nog sterker het systeem van den keizer door te drijven dan de keizer zelf het wilde doen, en dus de minoriteit geheel tot zwijgen te brengen; terwijl de listig spirituëele president, de hertog de Morny, de rol aannam van arbitre suprême, en quasi-onpartijdig de minoriteit weder aan het spreken bracht. Te midden van al die debatten deden telkens de regeringscommissarissen zich kennen. Na Billaults droevigen dood, scheen de keizer een oogenblik bezorgd te zijn geweest, aan wien nu de taak toe te vertrouwen om zijn daden te verdedigen. Rouher zou wel is waar als minister van staat kunnen optreden, maar hem moesten anderen bijstaan: nieuwe mannen werden dus uitgekozen, den titel voerende van vicepresidenten van den Raad van State, en deze, la race Thuillier, Chaix d'est Ange en de Parieu, zouden bewijzen wat zij konden. Het is gebleken dat de keizer een goede keus heeft gedaan, want beter dienaar dan Thuillier was vooreerst niet denkbaar. Jules Favre mocht de bekende welsprekende woorden weder doen hooren, Thuillier bleek weldra zijn evenknie, zoo niet zijn meerdere te wezen. Wij hebben hier natuurlijk geen ruimte om al deze zittingen te ontleden. Ver- | |
[pagina 164]
| |
genoegen wij ons met enkele punten aan te stippen. Reeds waren drie zittingen gehouden, toen bij een nieuw punt, waarin de pressie der regering weder het overtuigendst bleek, ook Thiers het woord opnam. Zeer kalm releveerde hij een feit, dat een procureur-generaal bij de verkiezing van den heer Noubel de deurwaarders verboden had hun dienst te praesteren aan den candidaat der oppositie, die er belang bij had een uitspraak van den president van de regtbank te doen beteekenen. Helaas - een groote verwondering beving allen dat Thiers op zoo gering een punt de aanval richtte: het keizerrijk had wel andere zaken gedaan; en zulk een peccadille als het voor eenige dagen stremmen van de regtszaken, was niet der moeite waard om van te spreken. Thiers zelf scheen een schim, komende uit die dagen, toen onder Louis Philippe zulke zaken niet werden geduld; kleingeestige tijden waarop een Morny met een fijnen glimlach neerziet: neen, Thiers schijnt geen gevaarlijk man - dus denkt de majoriteit der kamer - zie hij vergist zich zelf, en een gelach ontstaat - hij spreekt van een procureur du roi, in plaats van den procureur Imperial. In de achtste zitting werd Eugène Pelletans verkiezing vernietigd: Pelletan zelf hield een kleine, zeer schoone rede; wellicht begreep hij, dat hij en de kamer elkander zouden wederzien. En de meerderheid vernietigde natuurlijk zoo mogelijk geen enkele dier verkiezingen, die door de oppositie zoo heftig werden betwist. Twee keuzen van zulke regeringsmannen vooral, waren het waarover de strijd het heftigst liep, en waarop het meeste licht is gevallen. De eene was die van Curé te Bordeaux, waar Lavertujon slechts eenige stemmen minder op zich kon vereenigen dan de officiëele candidaat, en de andere was die van Royer, voor wien Casimir Perier het onderspit had moeten delven. De verkiezing van Curé werd in de tiende zitting behandeld. Men herinnert zich de feiten, die deze verkiezing hadden gekenmerkt. Het was den keizer alles waard om te Bordeaux een aanhanger te doen verkiezen. Bordeaux was de stad die zich zijner van vroegere tijden moest herinneren. De meest geslepen vriend van zijn Italiaansch-Fransche omgeving, de senator Pietri, werd dus voor eenige maanden als prefect van de Gironde benoemd, en Curé, de meest gouvernementele onder de liberalen, werd tot regeringscandidaat aangewezen. De liberale partij daarentegen wees als haar geschiktsten candidaat aan, den jongen redacteur van het blad La Gironde, den vurigen Lavertujon. De positie van zijn | |
[pagina 165]
| |
blad, dat zeer veel lezers telde, zou, naar men meende, hem helpen; hij had gelegenheid te over om telkens en telkens zijne denkbeelden te herhalen en aan het licht te brengen tegenover de plakkaten van de Regering. Hoe men zich bedroog! Pietri wist juist met dit schijnbare voordeel van den oppositie-candidaat het grootste nut te trekken voor Curé. Hij begon toch de tactiek van dagelijks lange communiqués van wege de Regering aan het dagblad te geven. Die communiqués waren niet anders dan een allerscherpste bestrijding van Lavertujon, en de nieuwe redacteur werd genoodzaakt zijn blad te gebruiken om zich zelven te brandmerken als verrader des vaderlands. Pietri had weêr bewezen de vriendschap van Napoleon waardig te wezen, en Lavertujon ontsnapte ter naauwernood aan het vonnis van 't ridicule. In het wetgevend ligchaam poogde Jules Simon de wettigheid der verkiezing van Curé, die slechts 40 stemmen meer had verkregen dan Lavertujon, te betwisten. Welsprekend als altijd, bezield en bezielend, rolden zijn woorden als een breede stroom van verwijten tegen het Napoleontisch systeem: maar hij had niet gerekend op zoo tergend een tegenstander als Thuillier. Deze verdedigde niet, maar viel zelf aan. Met een verbeten woede ging hij de mannen van het jaar 1848 te lijf. Daar was geen heftige uitval waarvoor hij terugdeinsde, geen wapen dat hem te min was. Verbaasd hoorden allen dat soort van welsprekendheid aan, en Jules Simon bemerkte weldra dat hij de geslagene was. Lavertujon werd afgewezen. In de zitting van 30 Julij was de verkiezing van Royer aan de beurt. Ditmaal was de questie zoo 't kon nog belangrijker. De candidaat der oppositie was nu niet een democraat als Lavertujon, maar de oud-Orleanist, oud minister en gezant Casimir Perier. Zijn naam alleen, door zijn vader met een aureool omgeven, deed al wat nog aan parlementaire usantiën gehecht was voor hem den handschoen opnemen. Jules Favre zou beproeven of zijn welsprekendheid groot genoeg was om Royers verkiezing te doen vernietigen. Doch vooraf had een incident plaats, dat geheel en al de positie van den strijd scheen te doen veranderen. Een der leden van de majoriteit, die volgaarne tot nu toe alles had beaamd, scheen gewetenswroeging te gevoelen nu het de verwerping van een man als Casimir Perier gold: hij - zijn naam was Larrabure - meende openlijk te moeten protesteren tegen de middelen, die de Regering zich veroorloofd had om zulk een candidaat te doen vallen. De keizerlijke | |
[pagina 166]
| |
Regering begreep dan ook dat spoedig zulk een beschuldiging moest worden weêrlegd, en voordat dus Jules Favre aan het woord konde komen, stond reeds de regeringscommissaris - het was ditmaal weder Thuillier - op om de Regering van schuld te vrijwaren. Het was een rede onmogelijk om weêr te geven, die hij nu uitsprak; van alle kanten werden feiten bijeengebracht om te bewijzen dat niet de Regering maar Casimir Perier terreur had uitgeoefend: nu eens lachwekkend, dan weder vol bitterheid, hield Thuillier ieders aandacht bezig, en dat alles met een schitterende peroratie, waarin gezegd werd dat geen manoeuvres noodig waren in Frankrijk, wanneer men den naam van Napoleon noemde. Quand on s'appelle Napoleon, on n'établit pas son gouvernement sur la corruption, la ruse et la fraude, on l'etablit sur les bases du respects et des sympathies de la nation. On fonde sa dynastie sur l'ordre, rétabli et consolidé, sur le mal empeché, sur le bien accompli, sur le bien être de tous, sur l'orgeuil national largement satisfait, sur le territoire pacifiquement agrandi, sur le respect de l'Europe. Dus wordt tegenwoordig in Frankrijk de man van den 2den December verdedigd. Wat kon Jules Favre, die thans het woord bekwam, nog uitrichten? Hij sprak, maar interruptie op interruptie werd zijn deel. De voorziter riep hem tot de orde, en een zware storm ontstond in de vergadering, die ophield toen Thuillier nogmaals het woord opnam en het stelsel der officiële candidaten verdedigde. Aan Jules Favre werd het onmogelijk gemaakt hem te wederleggen, en Thiers, die nu het woord vroeg, zag op de bede van den president er van af, de belofte afleggende om bij de discussie over het adres het systeem der regeringscandidaten te behandelen. Onnoodig is het te zeggen, dat de eisch van Casimir Perier werd ontzegd. Na deze zitting had nog slechts ééne zitting plaats en het onderzoek der geloofsbrieven was afgeloopen. Ook wij kunnen thans kort in ons oordeel zijn. Deze geheele sessie over het constitueren zelf van de kamer is als het ware het vonnis geweest van de regeringsadministratie van Persigny. Het was Persigny, die, toen eenigen aandrongen op toenadering tot de oude parlementaire partijen, die toenadering van de hand heeft gewezen, en de zuiver imperialistische politiek heeft doen zegevieren. Met welk succes is bekend. Hij zelf is nu reeds lang afgetreden: maar het grievendst moet het hem zeker wel voorkomen, dat onder die majoriteit, met zooveel zorg door hem bijééngegaard, reeds nu | |
[pagina 167]
| |
mannen getroffen worden, die van tijd tot tijd van de Regering willen verschillen. Wij wezen boven reeds op Larrabure; de laatste zitting was er getuige van, dat de markies d'Havrincourt openlijk de verkiezing van den regeringscandidaat Boitelle aanviel en deed vernietigen, en op den 25sten November wist Picard bij de verkiezing van Jaycourt de hulp van Segris te verwerven en zoodoende de stemmen der oppositie tot 85 te doen klimmen. Al den tijd dat deze discussien duurde, regende het waarschuwingen en opheffingen voor de dagbladen, zoodat elke aanmerking - dank zij de zorgen van de administratie - werd geweerd; de kiezers ondertusschen bleven goed ingelicht, want dadelijk daarop werd Pelletan met een meerderheid van 3000 stemmen herkozen, en zegevierde de oppositie in een ander district door Magnin te doen verkiezen. Aldus ging het den keizer met zijn binnenlandsch bestuur. Het beroep op het Buitenland, de vraag aan de Europesche vorsten gericht om te zamen een groot congres te vormen ten einde een nieuwe basis voor het internationaal volkenrecht te grondvesten, gaf tot nieuwe verwikkelingen aanleiding. De brief anders, die den 4den November door den keizer tot die vorsten werd gericht, mocht te recht een meesterstuk van tact heeten en zou ieder hebben overreed, wanneer men zich niet had bedacht, dat er ook een oude spreuk is, die zegt, dat de woorden zijn gemaakt om de gedachten te verbergen. Nadat de keizer in dien brief had aangewezen, dat het Europesche staatsgebouw, zooals het op de tractaten van 1815 was opgericht, op veel punten inéénzakte, en hij de precedenten om tot een nieuwe orde van zaken te geraken - den Munsterschen vrede en het congrès van Weenen - had opgenoemd, zegt hij, dat hij (de keizer) een nieuw congres voorstelt. Appelé au trône par la Providence et par la volonté du peuple Francais, mais élevé à l'école de l'adversité, il m'est peut-être moins permis qu'à un autre d'ignorer et les droits des souverains et les legitimes aspirations des peuples. Aussi je suis prêt, sans système préconçu, à porter dans un conseil international l'esprit de modération et de justice, partage ordinaire de ceux qui ont subi tant d'épreuves diverses. Si je prends l'initiative d'une semblable ouverture, je ne cêde pas à un mouvement de vanité; mais comme je suis le souverain auquel on prête le plus de projets ambitieux, j'ai à coeur de prouver par cette démarche franche et loyale que mon unique but est d'arriver sans secousse à la pacification de l'Europe. Si cette proposition est accueillie, je vous | |
[pagina 168]
| |
prie d'accepter paris comme lieu de réunion..... L'Europe verrait peut-être quelque avantage à ce que la capitale d'où est parti tant de fois le signal des bouleversements devint le siége des conférences destineés à jeter les bases d'une pacification génerale. Zoo luidde de brief en men kan zich begrijpen, welk een schrik alle kanselarijen der Europesche diplomatie beving, toen zij die schijnbaar zoo opene, zoo hartelijke woorden van den man uit Parijs lazen. De uitnoodiging was zoo spiritueel ingericht, alle bedenkingen werden zoo volkomen weêrlegd, dat eene weigering bijna eene beleediging werd, en toch wat anders kon men doen dan weigeren; die legitime aspiraties der volken, dat système non préconçu riep precedenten voor den geest, die een op de legitimeit gebaseerden staat deden huiveren. Had men in 1856 kunnen denken, dat Cavour naar Parijs reisde met een protocol in den zak, waarop hij Italiës vrijheid en éénheid zou baseren? Het ergst van allen schrikte Oostenrijk. Het Weensche hof, het diplomatieke hof bij uitnemendheid, had een goeden kaart meenen te spelen tegenover Pruissen, toen het dezen nazomer de Duitsche vorsten te Frankfort bijeenriep. Blijkbaar was deze coup niet voor Frankrijk verloren gegaan, en veel stouter trek, doch op dezelfde combinatien berekend, speelde nu Napoleon. Toch was het daar in Weenen een volstrekte behoefte om Napoleon niet tot het uiterste te drijven, zoolang nog altijd de Poolsche opstand dreigde; men kon dus noch rondweg weigeren aan het congres deel te nemen, noch veel minder rondweg aannemen. Comediante-Tragediante: het was de rol die voor von Rechberg bleef weggelegd. En de overige natiën van Europa stonden er niet veel beter bij. Rusland, Spanje, Pruissen en al de andere Duitsche vorsten, België, Holland, allen beproefden ja te schrijven en neen te zeggen; zij wogen de eijeren van de mug in het rag van de spin, en bogen, en kuchten, en overhandigden een antwoord, dat zeer zeker voor elk kabinet een maatstaf was van zijn behendigheid in het acteren. Zij hadden alle loketten doorsnuffeld, waarin hunne vaderen - de bekwame diplomaten der 18de eeuw - het geheim van menigen fijnen zet hadden neêrgelegd: scheurpapier en misdruk van vroeger tijd werd nagelezen, en het resultaat was dat de keizer moest meesmuilen en als met nevelen van vriendelijkheid werd omgeven. Alleen de paus, Italië en Denemarken zouden bepaald komen - doch beleg daarmede een congrès, va-t-en voir s'ils viennent. Slechts één Land was er, dat den moed van zijne overtuiging behield: en wij behoeven | |
[pagina 169]
| |
niet te zeggen, dat het Engeland is. Lord Russell, de zeer hoekige en weinig hoofsche minister van buitenlandsche zaken, spitste zijn pen, zijn pen die als een bezem die spinnewebben zou opruimen. Lord Russell blijft toch inderdaad de eerlijkste ziel in den ganschen Europeschen ministerkring. Hij en lord Palmerston, hoe dikwijls het ook onééns, vullen elkander zoo uitnemend aan. Waar Palmerston als met een ruk den spijker op den kop slaat, waar hij zijn losse scherts aan het parlement ten beste geeft, en om zijn zig-zag-redevoeringen het oude Engeland doet lagchen, gaat Russell bijna dogmatisch als een rechte lijn voorwaarts: eene impertinente minachting voor de meeningen van anderen kenmerkt hem, en elk van zijn staatstukken is meestal een goede daad. Men herinnere zich de beroemde dépêche, die hij in October 1860 aan sir James Hudson richtte, waarin hij den eersten stoot gaf tot het erkennen van een eenig en vrij Italië - en men zal zien dat zijn dépêche, waarin hij rondweg het congres van Napoleon III afslaat, een waardig tegenhanger heeft gevonden. Het is natuurlijk, dat de keizer en zijne omgeving na de ronde weigering zich eenigzins onhuiselijk zijn gaan gevoelen; de discussie, die in den Franschen Senaat plaats had, ten einde het adres van antwoord aan den keizer vast te stellen, droeg wel eenigzins de teekenen van bezorgdheid en minder van vrolijken moed. Het congrès toch - de keizer had het openlijk gezegd - was het eenige middel om den oorlog te voorkomen; nu dat geweigerd was, zou er dus niets overblijven dan de.... krijg. Daarbij had Fould reeds aangekondigd, dat hij eene nieuwe leening moest uitschrijven, ten einde de kosten van de oorlogen, gevoerd in Mexico en Cochinchina, te dekken; waar zou het einde zijn van de finantiële verwarring? Vijf zittingen besteedde de Senaat aan het adres van antwoord. De markies de Boissy en de la Roche jacquelin, de vicomte de la Guéronnière, de graaf de Segur d'Aguessau, de kardinalen Donnet en Mathieu, en de heeren Dupin en Bonjean, deden zich achtereenvolgens als zoovele uitingen van richtingen in Frankrijk hooren. Het kan niet van ons gevergd worden om elk dezer redevoeringen te ontleden. Wie nog een oor heeft voor petillant impertinente zetten, wie dwaasheid kan waarderen mits één greintje talent het doorvonkelt, wie zijn liefste overtuigingen kan zien geeselen met de scherpste ironie, wie in één woord nog iets kan begrijpen van het woord der oude fransche edellieden in de oorlogen van Condé: à la mort | |
[pagina 170]
| |
et allons diner - die leze de Boissy. Wie het niet vreemd vindt dat eene huivering soms het gemoed doortrilt wanneer een Renan het oneindige begrenst, en den God der Christenheid tot een vriendelijk zachtzinnigen wijze vervormt, hij leze wat de kardinalen en wat de heer Bonjean hebben uiteengezet; - wie aan een fluweelen periodendrapering zijne bewondering hecht, en in een schilderij van Terburgh allereerst het satijnen kleed van de statige jonkvrouw bewondert, hij leze Lagueronnière - wij voor ons wenschen een oogenblik stil te staan bij Segur d'Aguesseau en bij Dupin. Allereerst Dupin, de procureur generaal. Dat hij in den Senaat van Napoleon III een groote rol vervult, hij, de oudste vriend van Louis Philippe, zullen wij thans slechts constateren, niet beoordeelen. De oude Dupin heeft zich altijd beschouwd als een burgersouverein met wien men bondgenootschap sluit, doch van wien men niet, als van den Vassal, trouwe eischt. Zoo zit hij dan ook weder, altijd dezelfde, met zijn meesmuilenden glimlach als op zijn plaats in den Senaat. Hij is geen man van edele gevoelens die naar zeepbellen zwemen; hij is positief, een vriend van den wijnbouw en van de boeren in het algemeen; jaren lang was hij voorzitter van alle wetgevende vergaderingen in Frankrijk en tikte een ieder gevoelig op de vingers, die phrases wilde gaan maken - zoo als hij het noemde - en de questie verliet. Hij was geen vriend van parlage, maar wist enkele zeer korte zinnen te bedenken, die volgens hem het rigtsnoer inhielden van elke politiek. Zijn maxime van de buitenlandsche politiek was deze: chacun chez soi, chacun pour soiGa naar voetnoot1. Hij paste dien stelregel zuiver toe bij alle buitenlandsche verwikkelingen, en als een der groote redenaars van die dagen sprak van het recht dat een onderdrukt volk kan hebben om bijstand te verwachten van een andere natie, dan sprak hij, dat men hem weêrleggen moest met redenen, en dat men niet moest répondre avec de la chevalerie. Hij was een zeer positief man die Dupin. Als iemand er tegen opzag om de taak van minister op zijn schouders te nemen, dan wist de oude Dupin altijd op het laatste oogenblik hem toch te overreden, niet door op het gewigt der tijden of op de roeping van staatslieden te wijzen, maar dood éénvoudig hem aan te toonen dat de post van minister de kansen aanbiedt, om desnoods een gansche | |
[pagina 171]
| |
familie te pousseren, en zelden vond Dupin dan weerstandGa naar voetnoot1. - Welnu Dupin is dezelfde gebleven, en nu de keizer zoo edel over Polen had gesproken, is hij zijne kleine opmerkingen tegenover Polen gaan in het midden brengen. ‘Denk er om, Senatoren, de Polen zijn alleen verdraagzaam geweest voor de Joden, ce qui avait même fait dire de la Pologne, qu'elle était le paradis des juifs. Laat mij u een anecdote vertellen. M. le duc de Fezensac, qui était parti conscrit, était devenu sergent. Un jour à l'occasion d'une promenade matinale destineé à exercer les troupes, son lieutenant, dans un langage que je ne veux pas altérer, lui dit: ‘Avouez, sergent, que nous fons là une jolie promenade’ et le sergent lui repondit dans le même style: ‘Oui, mais je trouve que nous vons trop loin. Eh bien Messieurs, ne croyez vous pas qu'il y a beaucoup de circonstances où on peut commencer par faire une jolie promenade et puis on est entrainé, et c'est alors que nous surtout, nous Français, nous vons trop loin. - Wel zeker, Dupin, gij hebt gelijk, maar op uwe manier zich bewegende, zal er, om bij uw beeld te blijven, een tijd komen, dat men in het geheel niet meer gaat. De arme Orleanisten hebben het waarlijk droevig genoeg ondervonden. Het deed ons ten minste voor het Fransche volk genoegen, dat ook de andere zienswijze, de zienswijze van hen, die hulp willen bieden aan een te lang gemartelde natie, welsprekend en bezielend werd uitgedrukt door den graaf de Ségur d'Aguesseau. Wij zullen slechts één passage uit diens rede lichten en dan voorbijgaan. Hij spreekt er van waarom juist Frankrijk Polen moet helpen. On dira: pourquoi donc la France se montrerait-elle plus susceptible que l'Angleterre et l'Autriche? Pourquoi? Parceque la France est la France, parceque la France est la patrie de l'honneur militaire, du sentiment chevaleresque le plus delicat, le plus susceptible de tous; parceque en France il y a des choses qui peuvent se dire, qui peuvent se faire ailleurs et qui ne peuvent ni s'y faire ni s'y dire. Je defie tout homme d'Etat français de mettre son nom au bas de la pièce qu'un ministre anglais a envoyée à lord Napier son ambassadeur à St. Pétersbourg: il aurait craint d'être écrasé sous le ridicule. - En France, non plus, on ne dirait pas: Rejouissons-nous, tout est sauvé, l'honneur seul est perdu. En France au contraire, au milieu des plus grands désastres, on dit: Tout est perdu, mais l'honneur | |
[pagina 172]
| |
sauf; c'est toujours le mot fameux: tout est perdu, fors l'honneur. Et bientôt, forte de ce sentiment, la France se relève de ses malheurs plus puissante et plus grande que jamais. Et savez vous encore pourquoi la France est plus susceptible que toute autre nation? C'est, comme le disait un grand poête anglais qui a su lui rendre justice, parceque, en toute occasion, la France est le soldat de Dieu. Quand on a une pareille mission, on ne se conduit pas comme si on était le soldat de l'opinion et du coton. Leg deze woorden naast de schoone bladzijden, die de onlangs gestorven graaf Alfred de Vigny over l'honneur militaire heeft geschreven, en gij hebt tevens het geheim van den adel van het Fransche volk. Voor wien toch het geloof aan de onzienlijke en geestelijke goederen niet geheel is verdoofd, voor hem is het niet moeijelijk eene keuze te doen tusschen Dupin en Segur. O, het kan ons het harte van bitteren weemoed vervullen, wanneer wij zien hoe onverschillig Europa toeziet, dat een Berg en Mourawieff het bloed van Polen doen vloeijen. Waar is de eerbied voor menschelijk recht, voor menschenwaarde? Wat wordt er van die hooggeroemde éénheid van de Christenwereld, waar alle leden zouden gaan schade lijden wanneer aan één lid verderf werd toegebracht? Ach die begrippen zijn phrases geworden - niet meer. Burke had wel gelijk: the age of chivalry is gone: het eergevoel zwijgt, maar te sterker is in elks ziel geprent Falstaffs catechismusGa naar voetnoot1 en terwijl voor Polens nationaliteit geen enkele stem zich doet hooren, is geheel Duitschland in opschudding om Sleeswijk-Holstein te helpen, omdat - ja omdat men meent op deze wijze een Duitsche zeehaven voor een toekomstige vloot te kunnen verkrijgen. Om den stand van zaken daar in Sleeswijk-Holstein te begrijpen, moeten wij allereerst de positie van Pruissen zoeken te verduidelijken. De verkiezingen voor de nieuwe kamers der volksvertegenwoordigers waren afgeloopen. Dank zij de maatregelen van het ministerie telde de kamer, die uit de nieuwe keuze voortkwam, wel eenige luttele stemmen meer voor de politiek van von Bismarck - onder anderen was Wagner, de redacteur van de Kreuzzeitung, weder gekozen en had ook von der Heydt een plaats weten te verwerven waar hij zich bij de conservatieven kon aansluiten - maar was het algemeene resultaat des te treuriger voor den koning. Was in de | |
[pagina 173]
| |
ontbondene kamer de partij der liberalen nog eenigzins talrijk, en kon deze van tijd en wijlen een beslissend woord medespreken, thans was deze partij gereduceerd tot het getal der minsten, en waren alle plaatsen door de geavanceerde mannen der Fortschrittspartij ingenomen. Mannen als von Vincke, als von Saucken-Julienfeldt werden niet meer in de kamer getroffen; Schwerin en Simson moesten thans al den last der oud-liberalen dragen, en daarentegen kwamen alleen uit Berlijn Jacoby en Temne. Tot op het laatste oogenblik had het ministerie von Bismarck den strijd volgehouden. Als na eindeloozen strijd de oppositie-candidaat gekozen was, kreeg hij van de regeringscommissaris hiervan bericht op de volgende wijze: - wij nemen slechts één voorbeeld. Aan den Heer Motty: Bij de op heden plaats gehad hebbende verkiezing van het district Bernbaum en Somter heeft de uit Joden en Polen bestaande meerderheid u tot afgevaardigde verkozen. Gij hebt u binnen acht dagen aan mij te verklaren, of gij de keus aanneemt, en zoo ja, mij het bewijs van uw bevoegdheid om gekozen te zijn in te sturen. Somter 28 October 1861. De Regeringscommissaris Vrijheer von Massenbach. - Doch een kleine wapenstilstand werd nu gesloten, want den 9den November zou door den Koning de Landdag geopend worden. De troonrede was een aanklacht tegen het volk en beloofde dezelfde wetten over de legerorganisatie als die den strijd tusschen Vorst en volk hadden doen ontbranden. De twee Huizen constitueerden zich dadelijk. Het Heerenhuis koos zijn ouden president weder tot voorzitter, den graaf Stolberg-Wernigerode: en evenzoo koos het huis der volksvertegenwoordigers Grabow weder tot president, en de HH. von Unruh en von Bockum-Dollfs tot vicepresidenten. De ministers boden begrootingen en wetsontwerpen aan, en daarmede ook een ontwerp tot bekrachtiging van de verordening op de drukpers van 10 Junij en tot instelling van een nieuwe dwangwet op die drukpers. Het was daarover dat het eerst de discussie begon. Want terwijl het Heerenhuis dadelijk zich haastte om een adres aan den koning te richten, waarin het den koning dank zegde voor zijn vastbesloten houding tegenover het volk, en vooral de drukpersverordening ten hoogste goedkeurde, maakte de kamer der Afgevaardigden even spoedig gebruik van de gelegenheid om de geheele drukpersverordening van 10 Junij voor ongrondwettig en doelloos te verklaren; Simson was bij die gelegenheid de rapporteur van de zaak en bleek weder de | |
[pagina 174]
| |
oude beproefde liberaal te wezen. De drukpersverordening was dus door dit besluit van het Huis dadelijk zonder kracht en waarde en het ministerie trok haar in. Maar de kamer ging nog verder. Terwijl achtereenvolgens de verkiezingen werden behandeld, bij welke gelegenheid de keuzen werden vernietigd van von der Heydt, in wiens naam geldelijke beloften aan de kiezers waren gedaan, en van von Wantrupp, die geloofde minder door het juiste aantal stemmen dan door Gods genade te zijn benoemd - deed Schultze-Delitsch het voorstel om een enquête te doen instellen naar die verkiezingen, ten einde den onwettigen invloed te constateren dien de regering op de volkskeuzen had uitgeoefend, vooral met het oog op de talrijke ambtenaren, die voortdurend werden afgezet of verplaatst, omdat zij niet gestemd hadden zoo als de regering had voorgeschreven. Tot die parlementaire enquête werd besloten en een commissie te dien einde benoemd van 21 leden, aan wier hoofd de afgevaardigde Wackler stond. Terwijl dit alles plaats had en het Huis der Afgevaardigden zich zeer verdienstelijk maakte om allengs de volksvrijheden weder te heroveren, door von Bismarck voor een poos verbeurd verklaard, viel plotseling eene gebeurtenis voor, die als op ééns den toestand op schromelijke wijze zou verwarren. De mare weêrklonk dat op den 15den November onverwacht de koning van Denemarken, Frederik VII, was overleden. De dood had hem, den Deen bij uitnemendheid, weggenomen van het volk dat hem liefhad, welks traditiën hij als oudheidkenner meer dan iemand waardeerde; - wie zou zijn opvolger zijn? Kinderen liet hij niet na: driemaal was hij wettig gehuwd, driemaal was de echt kinderloos gebleven. Op de vraag, wie zijn opvolger zou zijn, zoowel van Denemarken als van Sleeswijk-Holstein, wist een ieder in Duitschland, wel eenigzins minachtend, een naam te noemen, dien van den protocol-prins, doch elk Duitscher voegde er tevens bij: ‘over Sleeswijk-Holstein zal hij niet heerschen, dat nooit.’ De gedachten toch werden als van zelven verplaatst naar den droevigen oorlog, dien Duitschland in 1849 tegen Denemarken had gevoerd, ten einde aan Sleeswijk-Holstein het recht op de Duitsche nationaliteit te verzekeren. Het resultaat van dien oorlog was geweest dat koning Frederik VII inzag dat hij niet kon heerschen over een ondeelbaar rijk, Denemarken met de liberale constitutie van 5 Junij 1849 - maar dat hij souverein was | |
[pagina 175]
| |
over eigenlijk Denemarken, over Sleeswijk, over Holstein en over Lauenburg. Voor Holstein en Lauenburg was hij voorts lid van den Duitschen Bond. Eene nieuwe constitutie, door hem voor zijne staten op den 2den October 1855 uitgevaardigd, moest op den 6den November 1858 voor Holstein en Lauenburg worden opgeheven. Wat wonder was het dus dat de koning, ziende dat hij den Duitschen invloed moest laten gelden op Holstein en Lauenburg, met des te enger banden Sleeswijk aan Denemarken poogde te verbinden. De constitutie van November 1863, die nog slechts op 's konings bekrachtiging wachtte, had die bedoeling. Intusschen was het streven van Duitschland daarheen gericht om ook Sleeswijk onder het bereik van den Duitschen Bond te brengen: en ten einde deze questie steeds aan den gang te houden om op het geschikte oogenblik te kunnen ingrijpen, waren de Duitschers in Holstein voortdurend bezig een geregelde oppositie tegen elken maatregel van den Deenschen koning te voeren. De Bond moest zoodoende tusschen beide treden, en daar een geregeld budget van Holstein zeer moeijelijk kon tot stand komen ten gevolge van het voortdurend bedanken der Holsteinsche stenden, was er een soort van budgetlooze regering in Holstein ontstaan, ten gevolge waarvan in den zomer van 1863 de Bond besloten had de straf toe te passen, die daaraan was geëvenredigd, namelijk eene Bonds-executie in Holstein. - Slechts op ééne wijze kon die straf nog door den koning worden afgewend, wanneer hij namelijk de verordening omtrent het budget van Holstein van 30 Maart 1863 introk. Dus was de staat van zaken bij den dood van Frederik VII. Van Sleeswijk was geen sprake. Eene Bonds-executie zou als straf aan den souverein van Holstein en Lauenburg worden opgelegd. Dat echter de naam van Sleeswijk dadelijk bij den dood van Frederik VII werd genoemd, is hieraan te danken. Het jaar 1852, dat een einde maakte aan den strijd tusschen Denemarken en Duitschland, had tevens een tractaat zien vaststellen, waarbij de erfopvolging van den troon voor al de landen, waaruit Denemarken bestond, werd vastgesteld. Vooral door invloed van Rusland's keizer, die zelf een der pretendenten op Holstein was - de Russische keizers zijn uit het huis Holstein-Gottorp - werd tusschen Rusland, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk en Pruissen besloten, dat in geheel Denemarken zou opvolgen de tak van het huis Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg, en wel daaruit Christiaan, vader van den tegenwoordigen | |
[pagina 176]
| |
koning van Griekenland en van de tegenwoordige prinses van Wales; terwijl aan den tak van het huis Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Augustenburg, die veel rechten op Sleeswijk-Holstein had, eene geldelijke indemniteit van 1 millioen 500,000 thaler zou worden gegeven, indien het hoofd van dien tak voor zich en zijne afstammelingen afstand deed: hetgeen geschiedde. Eindelijk werd besloten aan den koning van Denemarken op te dragen, tevens de rechten der Duitsche inwoners van Sleeswijk te eerbiedigen. Dit tractaat is onderteekend door Pruissen en Oostenrijk. De Duitsche Bond is er echter buiten gebleven, en de stenden van Holstein en Sleeswijk zijn niet om haar goedkeuring gevraagd. Overeenkomstig dit tractaat is Christiaan als Christiaan IX bezit van de kroon gaan nemen, doch dadelijk daarop heeft de nu levende prins von Augustenburg beweerd dat zijn vader afstand had gedaan zonder hem te kennen, dat hij zich als wettig souverein van Sleeswijk-Holstein beschouwde, en de Bondshulp zou inroepen. De taak van den Duitschen Bond werd bij dit alles hagchelijk. Christiaan IX beklom den troon, vaardigde, door het Deensche volk aangezet, de constitutie voor eigenlijk Denemarken en Sleeswijk den 30sten November uit, doch trok de verordening van Maart 1863 in. Wat nu te doen? Ging de Bonds-executie door, dan erkende de Bond tegelijkertijd Christiaan IX tot souverein van Sleeswijk-Holstein. Daarbij was de aanleiding voor die executie, de verordening van Maart, reeds ingetrokken. Wilde de Bond daarentegen den prins van Augustenburg erkennen, dan had hij Pruissen en Oostenrijk tegen zich. Het veiligst was dus dat men een middenweg insloeg; men besloot toch de Bonds-executie te doen doorgaan, en wel omdat de nieuwe constitutie de rechten der Duitsche onderdanen, die volgens de tractaten moesten geëerbiedigd worden, schond, door te verklaren dat die Bonds-executie plaats had zonder de questie van de erfopvolging te praejudiciëren. Alzoo geschiedde. En den 24sten December zijn de Duitsche troepen Altona binnengerukt. Christiaan IX heeft onmiddellijk zijn Deensche troepen uit de plaats genomen waar de Duitsche binnentrokken. Hij heeft dus de straf, maar de straf alleen, geaccepteerd. Welke is ondertusschen de houding van Pruissen? Indien het hierboven vermelde waarheid behelst, dan kan de gedragslijn der Pruissische regering geene andere zijn dan deze: 1o. de questie der erfopvolging is voor haar geen questie, daar zij Christiaan IX als op- | |
[pagina 177]
| |
volger bij tractaat heeft erkend; 2o. in de pogingen van den Bond, om de rechten der Duitsche inwoners in Holstein en Lauenburg te verdedigen kan zij den Bond bijstaan. Dus begreep het ook von Bismarck, die een doorkneed diplomaat is, en die voor alle zaken van buitenlandsche aangelegenheden een scherp oog bezit. Doch zijn volk scheen het anders te willen: en het is hier dat wij op eene zeer kenmerkende zijde van dit Duitsche volk stuiten, die toch ook haar betrekkelijk recht heeft. Het Duitsche volk is in de 17e en 18e eeuw altoos verdeeld en weggeschonken aan den eersten den besten, aan Frankrijk, aan Rusland, aan Zweden, aan Denemarken, later bij het congres van Weenen versnipperd, en in tallooze kleine, machtelooze, deelen verspreid: zoodat eindelijk als reactie tegen al die willekeur van vorsten en tractaten het begrip van Duitsche éénheid zoo machtig is geworden, dat het geheel een volk kan bezielen en doen opstaan om een enkel lid, dat op het punt staat om van het groote geheel te worden gescheiden, terug te eischen. Duitschland heeft er dus niet op gelet wie die prins von Augustenburg was en welke beginselen hij beleed, maar het heeft éénstemmig gevorderd dat de prins von Augustenburg als souverein van Sleeswijk-Holstein, dus als Duitsch vorst, over een Duitsch gewest werd erkend. De hertog van Gotha heeft in naam van het Duitsche volk dezen eisch bij den Bond gebracht, en de Pruissische kamer der volksvertegenwoordigers heeft dien eisch aan von Bismarck gedaan. Helaas! voor Duitschland is het weder eene herhaling van het oude zinnebeeld. Duitschland's vaart gelijkt aan den wagen waarvan Pluto spreekt, een hemelsch en een aardsch paard zijn er voor gespannen: wel wil het eene paard steigerend opstijgen, maar het ander houdt des te sterker de vaart tegen, en - geen vooruitgang is mogelijk.
H.P.G. Quack. |