De Gids. Jaargang 27
(1863)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 286]
| |
Letterkunde.Kronijk en kritiek.Het Oordeel gaat wijder dan de Konst. ‘Renans Leben Jesu ist in allen Hauptfragen der Wissenschaft unbrauchbar; und wenn sie nur das Eine von ihm gelernt hat, das Leben Jesu “schöner” schreiben, kann sie über ihn zur Tagesordnung gehen.’ Voor zoo ver het mij mogelijk geweest is de zich nog dagelijks uitzettende litteratuur over de biografische proeve van den franschen heresiarch magtig te worden en te volgen, schijnt mij deze uitspraak van den Züricher hoogleeraar Th. Keim de getrouwe uitdrukking te zijn van het oordeel der liberale protestantsche theologen over het werk van den heer Renan; en daar ik aan mijne lezers behoor mede te deelen hetgeen voor hen het belangrijkst is, ruim ik als verslaggever de eerste plaats in aan het berigt dat la Vie de Jésus door de theologische wetenschap in vrijzinnig-protestantschen kring zeer nadrukkelijk veroordeeld wordt. Dit vonnis is aan den eenen kant hoogst merkwaardig. De onafhankelijke protestantsche theologie heeft namelijk in deze zaak een eigenaardig en zuur verworven regt van spreken. Zij is het die, eerst door hare met bewonderenswaardige zorg vastgestelde uitgaven van den tekst des Nieuwen Testaments, vervolgens door hare doorwrochte kommentaren op de verschillende nieuw-testamentische schriften en met name op de evangeliën, toen door hare mikroskopische kritiek der evangelische geschiedenis, eindelijk en ten laatste door hare onverdroten studien over de litteratuur van den eersten christentijd in haar geheelen omvang, de levensbeschrijving van den schepper der | |
[pagina 287]
| |
christelijke godsdienst mogelijk gemaakt heeft. Deze reuzen-arbeid, waarbij zich aan de gewone en in zichzelf reeds zoo moeijelijk te vervullen voorwaarden van elk wetenschappelijk onderzoek nog daarenboven de verpligting paarde om op te varen tegen den stroom der magtigste vooroordeelen van buiten en der pijnlijkste aandoeningen in eigen boezem, is schier uitsluitend verrigt geworden door protestantsche theologen van de vrijzinnige rigting. De protestantsche orthodoxie, wier arbeidsveld elders lag, heeft aan deze taak zoo goed als in het geheel niet medegewerkt. Niet een baanbrekend geschrift is op dit gebied van haar uitgegaan; in niets heeft zij ten deze het initiatief genomen. Het is dan ook zeer natuurlijk dat niemand in onze dagen optreden kan met een leven van Jezus, inzonderheid met eene zich wetenschappelijk noemende bearbeiding daarvan, of hij wordt door de vrijzinnige protestantsche theologie aanstonds in het verhoor genomen en naar zijne geloofsbrieven gevraagd. Stond het in zijne keus, misschien viel hij bij voorkeur in andere en zachter handen. Doch hellevaarten zijn geen kinderspel; en tenzij eene goedgunstige Sibylle onzen Aeneas toegerust hebbe met een gouden tak, zal het hem niet gelukken om den geduchten Cerberus, die aan den ingang van deze onderwereld waakt, in slaap te sussen met een verleidelijk aas. Wat hebt gij aangevangen met onze bouwstoffen? In hoe ver is er door u gewoekerd met onze gaven? Waar is het bewijs dat wij niet te vergeefs voor u gearbeid hebben? In zekeren zin, ik herhaal het, zijn deze vragen de billijkheid zelve. Doch aan den anderen kant is het niet te ontkennen dat er tot het schrijven van een leven van Jezus overeenkomstig de eischen van den tegenwoordigen tijd meer schijnt gevorderd te worden dan protestantsch-theologische eruditie; en niets is zoozeer geschikt om ons in deze zaak tot een eigen en onpartijdig oordeel te leiden als het stellen van de vraag: Waaraan heeft men het verschijnsel toe te schrijven dat de protestantsche godgeleerdheid onzer dagen, in weerwil van hare vele en groote verdiensten, zelve te kort geschoten is in het leveren van eene biografie des Heilands? Aan pogingen daartoe heeft het harerzijds niet ontbroken, en de theologische litteratuur van ons eigen vaderland draagt op sommige van de rijpste vruchten dier inspanning roem. Doch tot iets vergelijkenderwijs definitiefs is het niet gekomen. Naauwlijks zijn de edelste fruitsoorten een waardig beeld van de voorstelling die, bij het denken aan een leven | |
[pagina 288]
| |
van Jezus, zich vormt in onzen geest. Doch indíen wij de hoop koesterden dat de protestantsche theologie ons te eeniger tijd onthalen zou op perzikken of ananassen, die verwachting is ijdel geweest. Hier te lande althans heeft haar geschenk meer bepaaldelijk in een tweetal monster-pompoenen bestaan, vezelachtig van weefsel en flaauw van smaak. Duitschland heeft het weinig beter gemaakt. De eenen zijn daar gestrand op de klip der apologetiek, anderen hebben getracht de geheele stof zamen te dringen binnen de grenzen van een catechismus met verwijzing naar de litteratuur des onderwerps, nog anderen hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om hunne eigen filosofische dogmatiek te kleeden in den vorm eener levensbeschrijving naar de evangeliën. De protestantsche theologie is tot hiertoe steeds dan het ongelukkigst geweest wanneer zij zich aan een leven van Jezus waagde. Ook ik ben van meening dat het geschrift van Ernest Renan de gewone vakken der theologische wetenschap niet verder gebragt heeft. Meermalen is door anderen eene grondiger beoordeeling van het supranaturele geleverd dan bij deze gelegenheid door hem. Hij heeft ditmaal van de kritiek der evangelische geschiedenis weinig werk gemaakt. Duitsche en vaderlandsche theologen hebben omtrent den oorsprong der vier evangeliën, omtrent de historische kern die zij behelzen, omtrent de betrekking tusschen het vierde evangelie en de drie eerste, meeningen voorgedragen die mij aannemelijker voorkomen dan de zijne. Zijn werk is in het geheel geen repertorium, geene geleerde vraagbaak, geene antiquarische brug. Doch zal men het mijnerzijds eene impertinentie noemen indien ik erken te betwijfelen of het der theologische wetenschap tot eer verstrekt geene plaats te hebben in haren kring voor zulk een boek? Het is er mede als met la Confession de foi du Vicaire savoyard. In de theologische wereld van voor honderd jaren was Rousseau een Saul onder de profeten; en een man als Semler zou destijds volkomen regt gehad hebben te zeggen dat de schrijver van Émile voor de theologische wetenschap onbruikbaar was. Dit belet evenwel niet dat Rousseau's deïstische geloofsbelijdenis langzamerhand overgegaan is in het spraakgebruik der regtzinnigheid zelve, en dat aan den anderen kant zijne apologie van het christendom in Duitschland en elders de grondslag is geworden van hetgeen de onafhankelijke wetenschap thans aldaar in hare scholen leert. Iets dergelijks zal ook gebeuren met Ernest Renan. Onze kleinzonen zullen over drie vierden eener | |
[pagina 289]
| |
eeuw, hetzij uit Duitschland zelf, hetzij uit een dier landen die aan het duitsche denken en onderzoeken tot filtreer-werktuig verstrekken, een leven van Jezus ontvangen waarin, met weglating uit het zijne van hetgeen daarin dan verouderd zal zijn, hulde zal gedaan worden aan Renans conceptie. Men denke aan de gothische bouworde: door Frankrijk geschapen, nam Duitschland haar over en voltooide haar. De sterke beweging die dit boek in den kring der katholieke regtzinnigheid veroorzaakt heeft; de hartstogtelijkheid waarmede vooral in Frankrijk de roomsche klerus er nog dagelijks de stem tegen verheft, bewijst dat het als wapen tegen het katholicisme sommige buitengewone eigenschappen van deugdelijkheid bezit. ‘Hoe wenschte ik’, dus schreef mij dezer dagen een voormalig ambtgenoot, ‘met hart en ziel anti-papist te zijn! Renan heeft aan het pausdom een zwaarder slag toegebragt dan Garibaldi. De oude man te Rome komt er niet van op. Nog een of twee zulke stooten, en het is met de roomsche kerk voor goed gedaan. Doch tot mijne groote spijt mis ik het orgaan dat noodig zou zijn om mij in die gebeurtenis te kunnen verheugen.’ Ik laat in het midden of de bruikbaarheid van Renans geschrift als anti-katholieke Merrimac door mijnen vriend juist geteekend is; doch zoo veel is zeker dat de zich noemende moderne rigting in den boezem van het nederlandsch protestantisme geene reden heeft om op de eene of andere wijze aan Renan hare tevredenheid te betuigen. Meende zij van hem eene in alle opzigten bevredigende christologie te mogen verwachten, hij heeft haar daarin grootendeels teleurgesteld. Zij rekende op een geduchten medestander, en die bondgenoot heeft haar gecompromitteerd. De groote man is gebleken een enfant terrible te zijn. Voor alle regtgeloovige modernen is dit een billijke grond tot klagen. Het zou voor hen veel aangenamer geweest zijn indien Renan een boek geschreven had waarmede zij openlijk voor den dag konden komen. Doch, ik bid u, is de onbaatzuchtigheid van dit verdriet wel evenredig aan zijnen omvang of aan zijne diepte? ‘Indien mijn leven van Jezus u niet voldoet’, dus zou de Parijsche hoogleeraar aan de vrijzinnige predikanten in Nederland kunnen te gemoet voeren, ‘wat verhindert u om voor uw eigen gebruik een beter te vervaardigen?’ Werkelijk behooren onze moderne theologen zich te vergenoegen met de wetenschap dat Renans geschrift voor het minst geene bijdrage is tot versterking van de orthodoxie. Al heeft | |
[pagina 290]
| |
toch dit boek eene inderdaad verwonderlijk veelstemmige openbaring van kerkelijke vasthoudendheid ten gevolge gehad, en al is men somwijlen in dat opzigt verrast geworden door getuigenissen die men in onzen tijd niet verwacht zou hebben, la Vie de Jésus kan over het algemeen niet gezegd worden eene aanwinst te zijn voor het autoriteits-geloof. In protestantschen zoowel als in roomschen kring heeft het geschrift van Ernest Renan aanleiding gegeven tot regtzinnige uitboezemingen die hare waarde hebben. Gelijk alom, zoo zal er ook hier ongetwijfeld onder de tarwe eene zekere hoeveelheid onkruid gezaaid zijn. Sommigen zullen niet ongaarne gebruik gemaakt hebben van de gelegenheid om zich bij deze of gene gestelde magt een witten voet te maken. Gewis hebben anderen met een weinig al te levendige zelfvoldoening God geprezen dat zij niet waren als gindsche tollenaar van het fransche Instituut. Doch al heeft men, het een door het ander genomen, geen regt te twijfelen aan het aandeel des gemoeds in het ontstaan van deze protesten, het liberalisme behoeft nogtans niet te vreezen dat Ernest Renan, die aan de modernen eene slechte dienst bewees, daarom door de orthodoxie zal aangemerkt worden als een van hare geheime agenten. ‘Je n'ai pas l'habitude de refaire ce qui est fait et bien fait’: dus luidt Renans antwoord aan hen die hem bij voorkeur eerst dan zouden hebben zien optreden met een leven van Jezus, nadat hij vooraf in eenig ander werk rekenschap gegeven had van zijne gevoelens omtrent de zamenstelling van de boeken des Nieuwen Testaments. Naar zijne meening is deze taak reeds op afdoende wijze door anderen verrigt; en hoewel nog menig punt van ondergeschikt belang nader verklaring behoeft, is nogtans de geschiedschrijver op dit oogenblik genoegzaam ingelicht om over te gaan tot de zamenstelling van een eigen verhaal: ‘Un traité complet sur la rédaction des évangiles serait un ouvrage à lui seul. Grâce aux beaux travaux dont cette question a été l'objet depuis trente ans, un problème qu'on eût jugé autrefois inabordable est arrivé à une solution qui assurément laisse place encore à bien des incertitudes, mais qui suffit pleinement aux besoins de l'histoire.’ Hij geeft alleen als zijne bijzondere meening te kennen dat het vierde evangelie in vele gevallen voor den historieschrijver een veiliger gids is dan de drie eerste: ‘Toute personne qui se mettra à écrire la vie de Jésus sans théorie arrêtée sur la valeur relative des évangiles, se laissant | |
[pagina 291]
| |
uniquement guider par le sentiment du sujet, sera ramenée dans une foule de cas à préférer la narration de Jean à celle des synoptiques.’ Zijne andere hoofdbronnen zijn: de dusgenaamde apokriefe boeken van het Oude Testament, met inbegrip van het boek Daniel; de schriften van Philo, den tijdgenoot van Jezus en het hoofd der Alexandrijnsche school van joodsche wijsbegeerte; Flavius Josephus, den joodschen geschiedschrijver van de tweede helft der eerste eeuw; de Talmud eindelijk, die wel eerst veel later op schrift gebragt werd, doch wiens hoofdinhoud ongetwijfeld door de mondelinge overlevering getrouw bewaard gebleven is. Aangaande de evangelien voeg ik hier nog bij hetgeen de schrijver zegt van hun karakter en van hunnen ouderdom. ‘En somme,’ zoo leest men bij hem, ‘j'admets comme authentiques les quatre évangiles canoniques. Tous, selon moi, remontent au premier siècle, et ils sont à peu près des auteurs à qui on les attribue.’ En voorts: ‘Ce ne sont ni des biographies à la façon de Suétone, ni des légendes fictives à la manière de Philostrate; ce sont des biographies légendaires. Je les rapprocherais volontiers des légendes de Saints.’ Welk oordeel men ook velle over het gebruik, door Renan van deze bronnen gemaakt, aan hare keus herkent men den meester. Geen ander godgeleerde van den tegenwoordigen tijd heeft getoond zulk een levendig voorgevoel te bezitten van de onderscheiden plaatsen waar de spade in den grond behoort gestoken te worden, zal men de gouderts opdelven waarin de kostbare stof van het leven van Jezus schuilt. Veel te eenzijdig hebben anderen voor hem zich bepaald tot de studie der evangelien alleen; veel te weinig partij hebben zij getrokken van Philo, van den Talmud, van Flavius Josephus. Ernest Renan is de eerste die met volkomen klaarheid heeft ingezien bij welken groep van schrijvers de biograaf van Jezus inzonderheid ter school moet gaan. En bij dit goede inzigt is het niet gebleven. Om alleen van den Talmud te spreken, hetgeen Renan uit deze bron geput heeft is geheel nieuw. Zijne met behulp daarvan ontworpen teekening van het farisaïsme is de keurigste der bladzijden. Aan Flavius Josephus dankt hij eene schets van Juda den Gauloniet wier wedergade men in elk ander leven van Jezus vruchteloos zoeken zal. Volkomen frisch en nieuw is ook zijne opvatting van Philo, door hem bijgenaamd ‘le frère aîné de Jésus.’ Niemand heeft ooit helderder het kontrast doen uitkomen tusschen dien joodschen wijsgeer en de grieksche wetenschap. Evenmin is | |
[pagina 292]
| |
er tot hiertoe door eenig ander levensbeschrijver van Jezus, tot kenschetsing van de joodsche denkbeelden en met name van de messiaansche verwachtingen dier dagen, zoo gelukkig gebruik gemaakt van de oud-testamentische apokriefen, met Daniel aan het hoofd. Renans bronnen, gelijk men ziet, zijn niet velen in getal; doch elk goed historicus zal erkennen dat hij bij het doen van zijne keus te werk gegaan is met uitnemenden takt. Daarenboven onderstelt de groote gemakkelijkheid waarmede hij zich van deze oorkonden bedient, de vastheid van zijn oordeel over hunne betrekkelijke waarde, zijne vaardigheid in het bij elkander stellen van hetgeen hier en ginds verspreid ligt, eene zeldzame taal- en oudheidkennis. Slechts zeer enkele theologen van den tegenwoordigen tijd kunnen te dezen aanzien met hem wedijveren; en een bekwaam kandidaat tot de H. Dienst zou hij behooren genoemd te worden die in staat ware een oordeelkundig verslag te leveren van de door Renan geraadpleegde fontes, zonder meer. Aderen zoo rijk als de door hem geopende kunnen niet door een historieschrijver op eenmaal uitgeput worden; de arbeid van velen is daartoe naauwlijks voldoende. Doch wie hem naderhand ook overtreffe of verder zie dan hij, al degenen die voortaan ondernemen zullen een leven van Jezus te schrijven, zullen hebben aan te vangen met het beklimmen van zijne schouders. Twee bronnen van eene andere soort, eene aangeboren gaaf en eene gelukkige omstandigheid, hebben mede Ernest Renan in staat gesteld een werk te leveren gelijk voor hem nog door niemand gedaan is. ‘A la lecture des textes, j'ai pu joindre une grande source de lumières, la vue des lieux où se sont passés les évènements. La mission scientifique ayant pour objet l'exploration de l'ancienne Phénicie, que j'ai dirigée en 1860 et 1861, m'amena à résider sur les frontières de la Galilée et à y voyager fréquemment. J'ai traversé dans tous les sens la province évangélique; j'ai visité Jérusalem, Hébron et la Samarie; presque aucune localité importante de l'histoire de Jésus ne m'a échappé. Toute cette histoire qui, à distance, semble flotter dans les nuages d'un monde sans réalité, prit ainsi un corps, une solidité qui m'étonnèrent. L'accord frappant des textes et des lieux, la merveilleuse harmonie de l'idéal évangélique qui lui servit de cadre, furent pour moi comme une révélation. J'eus devant les yeux un cinquième évangile, lacéré, mais lisible encore, et désormais, à travers les récits de Matthieu et de Marc, au lieu d'un être abstrait, qu'on dirait n'avoir jamais | |
[pagina 293]
| |
existé, je vis une admirable figure humaine vivre, se mouvoir.’ Renan heeft Palestina gezien; heeft het gezien en onderzocht met den ernst en de bezadigdheid van een bedevaartganger der wetenschap, heeft het doorkruist in de weemoedige stemming van een ontgoocheld katholiek, heeft het aanschouwd met een even dichterlijken blik als dien van Lamartine of Chateaubriand. Een onvergankelijk gedenkteeken van de magt en schoonheid der fransche letteren zijn die bladzijden in zijne eerste hoofdstukken, waar hij het galileesche landschap teekent; een zoenoffer aan de muzen tot stilling van haren toorn over de vele kakografiën die aan zijn boek het kortstondig en onliefelijk aanzijn danken: ‘Même de nos jours, Nazareth est encore un délicieux séjour, le seul endroit peut-être de la Palestine où l'âme se sente un peu soulagée du fardeau qui l'oppresse au milieu de cette désolation sans égale. La population est aimable et souriante; les jardins sont frais et verts. Antonin Martyr, à la fin du 6e siècle, fait un tableau enchanteur de la fertilité des environs, qu'il compare au paradis. Quelques vallées du côté de l'ouest justifient pleinement sa description. La fontaine, où se concentraient autrefois la vie et la gaieté de la petite ville, est détruite; ses canaux crevassés ne donnent plus qu'une eau trouble. Mais la beauté des femmes qui s'y rassemblent le soir, cette beauté qui était déjà remarquée au 6e siècle et où l'on voyait un don de la Vierge Marie, s'est conservée d'une manière frappante. C'est le type syrien dans toute sa grâce pleine de langueur. Nul doute que Marie n'ait été là presque tous les jours, et n'ait pris rang, l'urne sur l'épaule, dans la file de ses compatriotes restées obscures.’ Met deze beschrijving van Nazareths omstreken, en met die zinspeling op Maria's dagelijkschen uitgang, vormt de schildering van hare en Jozefs woning een harmonisch geheel: ‘Il sortit des rangs du peuple. Son père Joseph et sa mère Marie étaient des gens de médiocre condition, des artisans vivant de leur travail, dans cet état si commun en Orient, qui n'est ni l'aisance, ni la misère. L'extrême simplicité de la vie dans de telles contrées, en écartant le besoin de confortable, rend le privilège du riche presque inutile, et fait de tout le monde des pauvres volontaires. D'un autre côté, le manque total de goût pour les arts et pour ce qui contribue à l'élégance de la vie matérielle, donne à la maison de celui qui ne manque de rien un aspect de dénuement. A part quelque chose de sordide et de repoussant que l'islamisme | |
[pagina 294]
| |
porte partout avec lui, la ville de Nazareth, au temps de Jésus, ne différait peut-être pas beaucoup de ce qu'elle est aujourd'hui. Les rues où il joua enfant, nous les voyons dans ces sentiers pierreux ou ces petits carrefours qui séparent les cases. La maison de Joseph ressembla beaucoup sans doute à ces pauvres boutiques, éclairées par la porte, servant à la fois d'étable, de cuisine, de chambre à coucher, ayant pour ameublement une natte, quelques coussins à terre, un ou deux vases d'argile et un coffre peint.’ Meen evenwel niet dat er geene gelegenheid bestond om aan dien engen kring te ontsnappen. De woning was bedompt, de straat niet breed, de stad niet groot, de gezigteinder niet ruim; doch niets van dit alles dat niet vergoed werd door eene wandeling naar den heuvel aan welks voet de kleine stad als nedergezeten was: ‘L'horizon de la ville est étroit, mais si l'on monte quelque peu et que l'on atteigne le plateau fouetté d'une brise perpétuelle qui domine les plus hautes maisons, la perspective est splendide. A l'ouest se déploient les belles lignes du Carmel, terminées par une pointe abrupte qui semble se plonger dans la mer. Puis se déroulent le double sommet qui domine Mageddo, les montagnes du pays de Sichem avec leurs lieux saints de l'âge patriarcal, les monts Gelboé, le petit groupe pittoresque auquel se rattachent les souvenirs gracieux on terribles de Sulem ou d'Endor, le Thabor avec sa belle forme arrondie, que l'antiquité comparait à un sein. Par une dépression entre la montagne de Sulem et le Thabor, s'entrevoient la vallée du Jourdain et les hautes plaines de la Pérée, qui forment du côté de l'est une ligne continue. Au nord, les montagnes de Safed, en s'inclinant vers la mer, dissimulent Saint-Jean-d'Acre, mais laissent se dessiner aux yeux le golfe de Khaïfa. Tel fut l'horizon de Jésus. Ce cercle enchanté, berceau du royaume de Dieu, lui représenta le monde durant des années.’ De schrijver, nooit verlegen om eene korte nabetrachting, en steeds bereid om wanneer hij in zijn verhaal van het bijzondere aan een of ander rustpunt genaderd is te besluiten met iets algemeens, scheidt van dit hoofdstuk (het tweede in de rij) met de volgende opmerking: ‘Si jamais le monde, resté chrétien, mais arrivé à une notion meilleure de ce qui constitue le respect des origines, veut remplacer par d'authentiques lieux saints les sanctuaires apocryphes et mesquins où s'attachait la piété des âges grossiers, c'est sur cette hauteur de Nazareth qu'il bâtira son temple. Là, au point d'apparition du christianisme et au centre d'action de son | |
[pagina 295]
| |
fondateur, devrait s'élever la grande église où tous les chrétiens pourraient prier. Là aussi, sur cette terre où dorment le charpentier Joseph et des milliers de Nazaréens oubliés, qui n'ont pas franchi l'horizon de leur vallée, le philosophe serait mieux placé qu'en aucun lieu du monde pour contempler le cours des choses humaines, se consoler de leur contingence, se rassurer sur le but divin que le monde poursuit à travers d'innombrables défaillances et nonobstant l'universelle vanité.’ Met het aangeboren talent, waarvan ik daareven zeide dat het behoort medegerekend te worden onder de door Renan geraadpleegde bronnen, bedoel ik den scheppenden geest die hem in al zijne werken en zeer bijzonder in dit zijn jongste werk ter zijde staat, en die nog iets anders is als des arbeiders liefde voor zijne taak. Op die liefde zinspeelt de schrijver in zijne opdragt, wanneer hij zegt: ‘Si parfois tu craignais pour ce livre les étroits jugements de l'homme frivole, toujours tu fus persuadée que les âmes vraiment religieuses finiraient pas s'y plaire.’ Aan het slot van zijne inleiding vermeldt hij haar met name: ‘Si l'amour d'un sujet peut servir à en donner l'intelligence, on reconnaîtra, j'espère, que cette condition ne m'a pas manqué. Pour faire l'histoire d'une religion, il est nécessaire, premièrement, d'y avoir cru (sans cela, on ne saurait comprendre par quoi elle a charmé et satisfait la conscience humaine); en second lieu, de n'y plus croire d'une manière absolue; car la foi absolue est incompatible avec l'histoire sincère. Mais l'amour va sans la foi.’ Zonder deze liefde kan niemand een waardig leven van Jezus schrijven. Zij is hier de voorname drijfveer. Doch aandrift en vermogen zijn twee onderscheiden zaken; en terwijl duizenden alligt in hun gemoed den lust zullen voelen ontwaken om eene taak als deze te ondernemen, zal er niet meer dan een gevonden worden die kracht genoeg heeft om van het willen tot het ontwerpen en van het ontwerpen tot het uitvoeren te komen. Eene door Renan-zelf gebezigde vergelijking maakt dit verschil aanschouwelijk: ‘Supposons qu'en restaurant la Minerve de Phidias selon les textes, on produisît un ensemble sec, heurté, artificiel; que faudrait-il en conclure? Une seule chose: c'est que les textes ont besoin de l'interprétation du goût, qu'il faut les solliciter doucement jusqu'à ce qu'ils arrivent à se rapprocher et à fournir un ensemble où toutes les données soient heureusement fondues. Serait-on sûr alors d'avoir, trait pour trait, la statue grecque? Non; mais on n'en aurait pas du moins la cari- | |
[pagina 296]
| |
cature: on aurait l'esprit général de l'oeuvre, une des façons dont elle a pu exister.’ Hetgeen hier genoemd wordt l'interprétation du goût, en op eene andere plaats la raison d'art, is de factor waarop ik het oog heb: ‘La raison d'art en pareil sujet est un bon guide; le tact exquis d'un Goethe trouverait à s'y appliquer.’ De heer Renan stelt op den voorgrond dat elk leven van Jezus, zal het dien naam met eere mogen dragen, voor een deel moet zijn eene schepping: ‘Dans un tel effort pour faire revivre les hautes âmes du passé, une part de divination et de conjecture doit être permise.’ Dat hij van dezen hefboom, bij de zamenstelling van zijn geschrift, met zelfbewustheid gebruik heeft gemaakt, is het kenmerk van zijne meerderheid. Het voorname onderscheid tusschen alle andere levensbeschrijvers van Jezus en hem komt hierop neder dat bij hen gevonden wordt ‘un ensemble sec, heurté, artificiel,’ bij hem daarentegen een bezield en levend geheel. Doch terwijl zijn boek door het toepassen der zoo even genoemde kunstwet een deel van hemzelven en van zijn eigen wezen geworden is, in zoodanige mate dat men monnikenwerk verrigten zou met hem te willen wederleggen en dat hem te overtreffen het eenige middel is om hem uit het veld te slaan, kan het niet anders of ook de grenzen en schaduwzijden van zijnen geest komen zoodoende aan het licht. Dit gevolg is onvermijdelijk; en hoe hoog Ernest Renan bij mijne lezers ook moge aangeschreven staan - eene vereering die ik deel, want ook in mijne schatting is de schrijver van la Vie de Jésus een van de begaafdste en daarbij een van de edelste schepselen onzer eeuw - zij zullen het mij niet ten kwade duiden indien ik eenige voorbeelden bijbreng tot aanduiding van hetgeen mij toeschijnt zijn hoofdgebrek te zijn. Renan is van oordeel dat Jezus met niemand geschikter vergeleken kan worden dan met Franciscus van Assisi, en dat van alle godsdienstige bewegingen de italiaansche der 13de eeuw het meest overeenkomt met die galileesche waaraan het Christendom ontsprong. ‘Le grand mouvement ombrien du 13e siècle est, entre tous les essais de fondation religieuse, celui qui ressemble le plus au mouvement galiléen.’ En onmiddellijk daarna: ‘François d'Assise est l'homme du monde qui, par son exquise bonté, sa communion délicate, fine et tendre avec la vie universelle, a le plus ressemblé à Jésus.’ Dit is aan den eenen kant zeer goed gezien. In elk geval verdient deze vergelijking de voorkeur boven menige andere, inzonderheid boven die met Socrates of Kant. Jezus behoort voor den | |
[pagina 297]
| |
geschiedschrijver tot de orde der godsdiensthelden, der leidslieden van het godsdienstig geloof onder de volken, en daarom is elke gelijkstelling van hem met den stichter van deze of gene school van wijsbegeerte een averegtsch middel om door te dringen tot de kennis van zijn karakter. Ook dankt Renan aan zijne opvatting van Jezus als geloofsheld sommigen van zijne beste bladzijden. ‘Pour bien comprendre la nuance de la piété de Jésus,’ zegt hij, ‘il faut faire abstraction de ce qui s'est placé entre l'Évangile et nous. Déisme et panthéisme sont devenus les deux pôles de la théologie. Les chétives discussions de la scolastique, la sécheresse d'esprit de Descartes, l'irréligion profonde du 18e siècle, en rapetissant Dieu, et en le limitant en quelque sorte par l'exclusion de tout ce qui n'est pas lui, ont étouffé au sein du rationalisme moderne tout sentiment fécond de la divinité. Si Dieu, en effet, est un être déterminé hors de nous, la personne qui croit avoir des rapports particuliers avec Dieu est un “visionnaire,” et comme les sciences physiques et physiologiques nous ont montré que toute vision surnaturelle est une illusion, le déiste un peu conséquent se trouve dans l'impossibilité de comprendre les grandes croyances du passé. Le panthéisme, d'un autre côté, en supprimant la personnalité divine, est aussi loin qu'il se peut du Dieu vivant des religions anciennes. Les hommes qui ont le plus hautement compris Dieu, Çakya-Mouni, Platon, saint Paul, saint François d'Assise, saint Augustin, à quelques heures de sa mobile vie, étaient-ils déistes on panthéistes? Une telle question n'a pas de sens. Les preuves physiques et métaphysiques de l'existence de Dieu les eussent laissés indifférents. Ils sentaient le divin en eux-mêmes. Au premier rang de cette grande famille des vrais fils de Dieu, il faut placer Jésus.’ In sommige voorname bijzonderheden wordt dit algemeene met treffende juistheid toegepast. Daaronder reken ik in de eerste plaats des schrijvers verklaring van de hooge gedachte die Jezus omtrent zichzelven koesterde en van de onbeperkte eischen van overgave en gehoorzaamheid die hij aan zijne discipelen stelde. Aan het slot van deze bladzijde vindt men tevens eene of twee dier wonderspreuken gelijk onze schrijver ze gaarne bezigt en waaraan hij een deel van zijne niet altijd even bevattelijke tegenstanders te danken heeft: ‘Jésus ne faisait à ses disciples aucun raisonnement; il n'exigeait d'eux aucun effort d'attention. Il ne prêchait pas ses opinions, il se prêchait lui-même. Souvent des âmes très-grandes et très-désintéressées présentent, associé à beau- | |
[pagina 298]
| |
coup d'élévation, ce caractère de perpétuelle attention à elles-mêmes et d'extrême susceptibilité personnelle, qui en général est le propre des femmes. Leur persuasion que Dieu est en elles et s'occupe perpétuellement d'elles est si forte qu'elles ne craignent nullement de s'imposer aux autres; notre réserve, notre respect de l'opinion d'autrui, qui est une partie de notre impuissance, ne saurait être leur fait. Cette personnalité exaltée n'est pas l'égoïsme; car de tels hommes, possédés de leur idée, donnent leur vie de grand coeur pour sceller leur oeuvre: c'est l'identification du moi avec l'objet qu'il a embrassé, poussée à sa dernière limite. C'est l'orgueil pour ceux qui ne voient dans l'apparition nouvelle que la fantaisie personnelle du fondateur; c'est le doigt de Dieu pour ceux qui voient le résultat. Le fou côtoie ici l'homme inspiré; seulement le fou ne réussit jamais. Il n'a pas été donné jusqu'ici à l'égarement d'esprit d'agir d'une façon sérieuse sur la marche de l'humanité.’ Hetgeen hier in het voorbijgaan omtrent het vrouwelijk karakter gezegd wordt - ‘ce caractère de perpétuelle attention à elles-mêmes et d'extrême susceptibilité personnelle, qui en général est le propre des femmes’ - herinnert aan meer dan eene plaats waar de schrijver melding maakt van Jezus betrekking tot de vrouwenwereld in zijne eigen omgeving. Bij de behandeling van dit kiesch en teeder onderwerp, door hem aangeroerd met een talent waarbij de reinheid met de innigheid om den voorrang dingt, heeft de gedachte aan Franciscus van Assisi hem sommige voortreffelijke diensten bewezen. Even als in de evangelien, zoo bekleeden ook in Renans biografie de galileesche vrouwen eene aanmerkelijke plaats in het leven van Jezus. Deze vrouwen zijn nu eens moeders, en in dat geval treden zij op met hare kinderen aan de hand of op den arm: ‘Quand il descendait dans une maison, c'était une joie et une bénédiction. Il s'arrêtait dans les bourgs et les grosses fermes, où il recevait une hospitalité empressée. En Orient, la maison où descend un étranger devient de suite un lieu public. Tout le village s'y rassemble; les enfants y font invasion; les valets les écartent; ils reviennent toujours. Jésus ne pouvait souffrir qu'on rudoyât ces naïfs auditeurs; il les faisait approcher de lui et les embrassait. Les mères, encouragées par un tel accueil, lui apportaient leurs nourrissons pour qu'il les touchât. Des femmes venaient verser de l'huile sur sa tête et du parfum sur ses pieds. Les disciples les repoussaient parfois comme importunes; mais Jésus, qui aimait les usages antiques et tout ce qui indique la simplicité du coeur, répa- | |
[pagina 299]
| |
rait le mal fait par ses amis trop zélés. Il protégeait ceux qui voulaient l'honorer. Aussi les enfants et les femmes l'adoraient.’ Elders komt deze hulde aan den persoon van Jezus meer in het bijzonder van den kant dier vrouwen die met het oog op haar schuldig levensgedrag in het Nieuwe Testament met den algemeenen naam van zondaressen aangeduid worden: ‘Des femmes faibles ou coupables, surprises de tant de charme, et goûtant pour la première fois le contact plein d'attrait de la vertu, s'approchaient librement de lui. On s'étonnait qu'il ne les repoussât pas. “Oh! se disaient les puritains, cet homme n'est point un prophète; car, s'il l'était, il s'apercevrait bien que la femme qui le touche est une pécheresse.” Jésus répondait par la parabole d'un créancier qui remit à ses débiteurs des dettes inégales, et il ne craignait par de préférer le sort de celui à qui fut remise la dette la plus forte. Il n'appréciait les états de l'âme qu'en proportion de l'amour qui s'y mêle. Des femmes, le coeur plein de larmes et disposées par leurs fautes aux sentiments d'humilité, étaient plus près de son royaume que les natures médiocres, lesquelles ont souvent peu de mérite à n'avoir point failli. On conçoit, d'un autre côté, que ces âmes tendres, trouvant dans leur conversion à la secte un moyen de réhabilitation facile, s'attachaient à lui avec passion.’ Het verheven gevoel waarmede Jezus deze toegenegenheid beantwoordde wordt in een ander verband aldus aangeduid: ‘Ses relations intimes et libres, mais d'un ordre tout moral, avec des femmes d'une conduite équivoque s'expliquent par la passion qui l'attachait à la gloire de son Père, et lui inspirait une sorte de jalousie pour toutes les belles créatures qui pouvaient y servir.’ Hieraan tegenover staat de schildering van zijne gevoelens ten aanzien van haar die, als Maria Magdalena of als de zusters van Lazarus, hem aanhingen met de stille teederheid van een onbezoedeld vrouwenhart: ‘Jésus ne se maria point. Toute sa puissance d'aimer se porta sur ce qu'il considérait comme sa vocation céleste. Le sentiment extrêmement délicat qu'on remarque en lui pour les femmes ne se sépara point du dévouement exclusif qu'il avait pour son idée. Il traita en soeurs, comme François d'Assise et François de Sales, les femmes qui s'éprenaient de la même oeuvre que lui; il eut ses sainte Claire, ses Françoise de Chantal. Seulement il est probable que celles-ci aimaient plus lui que l'oeuvre; il fut sans doute plus aimé qu'il n'aima.’ En aan dit alles wordt de kroon opgezet door de fijngevoelde en het hart van den schrijver veree- | |
[pagina 300]
| |
rende onderstelling dat Jezus in zijne laatste levensdagen, onder den invloed der twijfelingen die men den zielestrijd in Gethsemane pleegt te noemen, met weemoed zal hebben teruggedacht ook aan de liefde dier edele vrouwen: ‘Durant ses derniers jours, le poids de la mission qu'il avait acceptée pesa cruellement sur Jésus. La nature humaine se réveilla un moment. Il se prit peut-être à douter de son oeuvre. La terreur, l'hésitation s'emparèrent de lui et le jetèrent dans une défaillance pire que la mort. L'homme qui a sacrifié à une grande idée son repos et les récompenses légitimes de la vie éprouve toujours un moment de retour triste, quand l'image de la mort se présente à lui pour la première fois et cherche à lui persuader que tout est vain. Peut-être quelques-uns de ces touchants souvenirs que conservent les âmes les plus fortes, et qui par moments les percent comme un glaive, lui vinrent-ils à ce moment. Se rappela-t-il les claires fontaines de la Galilée, où il aurait pu se rafraîchir; la vigne et le figuier sous lesquels il aurait pu s'asseoir; les jeunes filles qui auraient peut-être consenti à l'aimer? Maudit-il son âpre destinée, qui lui avait interdit les joies concédées à tous les autres? Regretta-t-il sa trop haute nature, et, victime de sa grandeur, pleura-t-il de n'être pas resté un simple artisan de Nazareth? On l'ignore.’ Men zal mij toestemmen dat al deze schoone lijnen en deze zachte kleuren tot een en denzelfden type behooren. Dit beeld van Jezus is een heiligenbeeld. Men bemerkt er aan dat de evangelieboeken waaraan het ontleend is voor Ernest Renan de waarde hebben van de legende eens kerkheiligen; en in zoo ver de grootsten onder deze heiligen met Jezus behooren tot de orde der geloofs- of godsdiensthelden, moet ieder het betrekkelijk regt van deze opvatting erkennen. Daarentegen meen ik het gestadig volhouden van dit karakter, zoo stelselmatig als dit door Renan gedaan wordt, met betrekking tot Jezus een anachronisme te mogen noemen; een ontrouw worden aan tijd en oord, een uitwisschen van persoonlijke eigenaardigheden, een daarvoor in de plaats stellen van iets ongelijkslachtigs, en in een woord een verzaken van niet meer of minder dan de geschiedenis zelve. Wanneer ik lees: ‘Cette grande fondation fut bien l'oeuvre personnelle de Jésus. Pour s'être fait adorer à ce point, il faut qu'il ait été adorable. L'amour ne va pas sans un objet digne de l'allumer, et nous ne saurions rien de Jésus si ce n'est la passion qu'il inspira à son entourage, que nous devrions | |
[pagina 301]
| |
affirmer encore qu'il fut grand et pur. La foi, l'enthousiasme, la constance de la première génération chrétienne ne s'expliquent qu'en supposant à l'origine de tout le mouvement un homme de proportions colossales’ - wanneer ik aan het slot des werks deze volkomen juiste opmerking aantref, ben ik nogtans niet bevredigd. De schrijver is zeer welsprekend in het verkondigen van Jezus grootheid. Jezus is volgens hem de grootste van alle menschenkinderen die ooit geleefd hebben. Met het opschrift Nouvelles Paroles d'un Croyant zou men uit zijne biografie een aantal bladzijden bij elkander kunnen stellen, waarin dit karakter door hem met onveranderlijke getrouwheid aan Jezus toegeschreven wordt. Doch onder de daden die hij Jezus laat plegen, en zoo ook onder de aandoeningen waarvoor Jezus naar zijne meening vatbaar zal geweest zijn, komen er sommigen voor die dit zelfde karakter van onovertroffen grootheid mijns inziens opheffen. Ik erken dat de historieschrijver het regt heeft om van Jezus te zeggen en te gissen: ‘Il n'a pas été impeccable; il a vaincu les mêmes passions que nous combattons; aucun ange de Dieu ne l'a conforté, si ce n'est sa bonne conscience; aucun Satan ne l'a tenté, si ce n'est celui que chacun porte en son coeur. De même que plusieurs de ses grands côtés sont perdus pour nous par la faute de ses disciples, il est probable aussi que beaucoup de ses fautes ont été dissimulées.’ Doch het verhaal van Ernest Renan is van de aanstonds daaraan vastgeknoopte tegenstelling: ‘Jamais personne autant que Jésus n'a fait prédominer dans sa vie l'intérêt de l'humanité sur les petitesses de l'amour-propre,’ niet altijd de zijdelingsche bevestiging en somtijds eene regtstreeksche ontkenning. Wanneer er te verstaan gegeven wordt dat Jezus, toen hij tot jaren van onderscheid gekomen was, medegedaan heeft aan het zoeken eener providentiële beteekenis achter den toevalligen naam dien hij van Jozef en Maria bij zijne geboorte ontving (‘peut-être lui-même, comme tous les mystiques, s'exaltait-il à ce propos’); wanneer er gezegd wordt dat Jezus onderdanigheid aan de wereldlijke magt geweest is ‘un respect plein d'ironie’ en dat hij in den grond der zaak de schouders ophaalde over de inbeelding eener overheid waaraan hij zich voor het uitwendige onvoorwaardelijk onderwierp (‘sa soumission aux pouvoirs établis, dérisoire au fond, était complète dans la forme’); wanneer het heet dat het toedienen van den doop, waarmede Jezus naar het voorbeeld van Johannes zich in het begin van zijne loopbaan zal hebben bezig gehouden, | |
[pagina 302]
| |
eene dier zaken was waaraan hij voor zichzelf weinig waarde hechtte en wier populariteit-alleen hem noopte tot navolging (‘le baptême avait été mis par Jean en très-grande faveur; Jésus se crut obligé de faire comme Jean: il baptisa et ses disciples baptisèrent aussi)’; wanneer er ondersteld wordt dat Jezus, hoewel verlegen met de hem toegeschreven afkomst uit het vorstelijk geslacht van David, het nogtans niet onaangenaam zal gevonden hebben om met den titel van koningszoon te worden begroet (‘comme le Messie devait être fils de David, on lui décernait naturellement ce titre, qui était synonyme du premier; Jésus se le laissait donner avec plaisir, quoiqu'il lui causât quelque embarras, sa naissance étant toute populaire’); wanneer er aan de hand gedaan wordt dat Jezus de hulde en lofzangen der galileesche kinderen zal benuttigd hebben als een middel om zijnen naam te vestigen (‘il était bien aise de voir ces jeunes apôtres, qui ne le compromettaient pas, se lancer en avant et lui décerner des titres qu'il n'osait prendre lui-même; il les laissait faire, et quand on lui demandait s'il entendait, il répondait d'une façon évasive que la louange qui sort de jeunes lèvres est la plus agréable à Dieu’); wanneer onder de redenen waarom Jezus de door Judas als verkwisting aangemerkte vrijgevigheid van Maria van Bethanie prees, ook deze gerekend wordt dat Jezus zich gaarne geëerd zag en er belang bij had dat geen eerbewijs hem ontging (‘il aimait les honneurs, car les honneurs servaient à son but et établissaient son titre de fils de David’); wanneer eindelijk van den indruk dien Jezus in zijne naaste omgeving op de harten maakte, behalve andere en aannemelijker verklaringen, eene enkele maal ook deze oplossing gegeven wordt: ‘Ces nombreuses conquêtes, Jésus les devait au charme infini de sa personne et de sa parole. Un mot pénétrant, un regard tombant sur une conscience naïve, qui n'avait besoin que d'être éveillée, lui faisaient un ardent disciple. Quelquefois Jésus usait d'un artifice innocent, qu'employa aussi Jeanne d'Arc. Il affectait de savoir sur celui qu'il voulait gagner quelque chose d'intime, ou bien il lui rappelait une circonstance chère à son coeur. C'est ainsi qu'il toucha Nathanaël, Pierre, la Samaritaine. Dissimulant la vraie cause de sa force, je veux dire sa supériorité sur ce qui l'entourait, il laissait croire, pour satisfaire les idées du temps, idées qui d'ailleurs étaient pleinement les siennes, qu'une révélation d'en haut lui découvrait les secrets et lui ouvrait les coeurs’ - wanneer dit alles medebehoort tot het organisme eener | |
[pagina 303]
| |
levensbeschrijving van Jezus die uitgaat van de onderstelling dat Jezus moet geweest zijn ‘un homme de proportions colossales’ en sluit met de verzekering dat nooit iemand meer dan Jezus geschitterd heeft door het talent om ‘les petitesses de l'amour-propre’ te onderdrukken, dan komt het mij voor dat het beeld-zelf niet beantwoordt aan het prospectus van het beeld. Ik mag van den historieschrijver niet vergen dat hij mijn Christus-ideaal ongedeerd late; want voor hem is het eene nog onuitgemaakte zaak of dat ideaal van mij werkelijk in de geschiedenis wortelt. Doch regtmatig is mijn eisch dat hij te rade ga, gelijk hijzelf ook beloofd heeft te zullen doen, met zielkunde en chronologie. Al hetgeen in de aangehaalde plaatsen omtrent Jezus geleerd wordt, en de laatstelijk bijgebragte vergelijking met Jeanne d'Arc stijft mij in die verdenking, acht ik ontleend aan een anderen tijd en aan eene andere schakering van karakters. Welke onvolkomenheden Jezus ook mogen aangekleefd hebben, de door Ernest Renan onderstelde gebreken kunnen mijns inziens de gebreken van Jezus deugden niet geweest zijn. Des schrijvers gemeenzame bekendheid met het godsdienstig leven der roomsch-katholieke midden-eeuwen schijnt mij toe te dezen, aanzien zijnen blik verduisterd in stede van gescherpt te hebben. Zwakheden van deze soort kunnen eigen geweest zijn aan Franciscus van Assisi of aan Bernard van Clairvaux, niet aan Jezus van Nazareth. Renans woordenkeus, en inzonderheid sommigen van zijne beschrijvende bijvoegelijke naamwoorden, verraden dat de door hem bij Jezus onderstelde kleingeestigheid zamenhangt met eene zwakheid van zijn eigen geest. De verwijfde uitdrukkingen ‘délicieux’ en ‘charmant’ zouden minder vaak uit zijne pen vloeijen, indien zijne eigen natuur niet voor een deel ook gekenmerkt werd door eene aan weekelijkheid grenzende weekheid. Ik heb er niets tegen dat de omstreken van Nazareth genoemd worden ‘un délicieux séjour’ en het meer van Genesareth ‘cette délicieuse petite mer de Tibériade.’ Doch het meisjesachtige bepaalt zich niet tot deze natuurbeschrijvingen. Ook de dierenwereld is er door aangedaan. ‘Il parcourait ainsi la Galilée au milieu d'une fête perpétuelle; il se servait d'une mule, monture en Orient si bonne et si sûre, et dont le grand oeil noir, ombragé de longs cils, a beaucoup de douceur’: menige jonge dame in Europa is minder bevallig dan deze aziatische muilezels. Jezus zelf, en de galileesche wereld waarin hij leeft, zijn nu en dan als overtogen met een waas van zoetsappige liefelijkheid. | |
[pagina 304]
| |
De echtgenoot van den romeinschen landvoogd moge het zelve verantwoorden dat ‘le doux Galiléen’ hoofdzakelijk op haar den indruk gemaakt heeft van te zijn een ‘beau jeune homme’ wiens bloed vergoten stond te worden. Doch al het andere komt voor rekening van den schrijver. De lieden in Galilea, ‘ces bons galiléens’, zagen aanvankelijk in Jezus niet meer dan een rabbi, gelijk er voor hem meer anderen geweest waren; doch tevens was hij in hunne oogen ‘le plus charmant de tous.’ Het leven van Jezus eerste volgers, in dat schoone land en in die blijmoedig verheven stemming, is eene ‘délicieuse pastorale’ geweest. Jezus was een ‘charmant docteur’ en daarbij een ‘délicieux moraliste’; zoodat hij dan ook met zijne apostelen gehouden heeft ‘de charmants entretiens’ en hun verhaald heeft ‘de charmants apologues’, enkelen waarvan gekenmerkt werden door ‘de charmantes impossibilités.’ Sommige oudtestamentische schoonheden staan even hoog als de schoonste sieraden der evangelien, en met het zelfde regt als van ‘la délicieuse parabole du fils prodigue’ kan men spreken van ‘le délicieux psaume 84e’; het evangelisch godsbegrip daarentegen is zonder wedergade, en het jodendom zoomin als het islamisme heeft deze ‘délicieuse théologie d'amour’ ooit begrepen. Door aldus in weinige regels bij elkander te stellen en zamen te koppelen hetgeen bij Ernest Renan op het ruime veld van vijfhonderd bladzijden verstrooid ligt, pleeg ik eene daad van geweld. Mijn overzigt is eene parodie. Doch sommige charges doen de eigenaardige physionomie van menschen of dingen beter uitkomen dan een regelmatig portret of dan eene teekening naar de natuur. Zoo vaak het sentimentele in Renan zich tot het pathetische verheft, slaagt hij uitnemend. ‘Te souviens-tu, du sein de Dieu où tu reposes’: er is in deze opdragt van het boek aan de in Palestina gestorven zusters iets gespannens, indien men wil, en daardoor icts onnatuurlijks. Hetzelfde geldt van de aan den ten doode moegeworstelden Heiland nageroepen zegenbede: ‘Repose maintenant dans ta gloire, noble initiateur!’ Doch aan beide bladzijden is eene verhevenheid eigen die met het vreemdsoortige van zulke uitboezemingen verzoent. Wordt daarentegen de schrijver, gelijk het geval is met zijne teekening van het galileesche leven, wordt hij niet gedragen op de breede en sterke vleugelen van den pathos, dan stijgt er uit zijne sentimentaliteit een muskusgeur op die aan de madeliefjes der werkelijkheid vreemd is. Mystieke wierookwalmen passen welligt bij eene roomsch- | |
[pagina 305]
| |
katholieke godsdienstoefening binnen de muren van een kerkgebouw, doch in het open veld of onder de boomen van het woud worden de reukzenuwen van den eenzamen wandelaar liefst anders aangedaan. Na deze kritiek blijft mij alleen nog over enkele hoofdbeginselen aan te wijzen waardoor het beloop des werks bepaald wordt en die den sleutel leveren tot het geheim van zijnen geest zoowel als van zijne zamenstelling. Allereerst komt hier in aanmerking des schrijvers blik (een sombere blik) op de menschelijke natuur: ‘L'humanité dans son ensemble offre un assemblage d'êtres bas, égoïstes, supérieurs à l'animal en cela seul que leur égoïsme est plus réfléchi. Mais, au milieu de cette uniforme vulgarité, des colonnes s'élèvent vers le ciel et attestent une plus noble destinée.’ Ten andere hebben wij aanteekening te houden van het beginsel dat heulen met de wereld de onvermijdelijke voorwaarde is van de verwezenlijking des ideaals: ‘Toute idée pour réussir a besoin de faire des sacrifices. On ne sort jamais immaculé de la lutte de la vie. Concevoir le bien ne suffit pas; il faut le faire réussir parmi les hommes. Pour cela des voies moins pures sont nécessaires.’ Eindelijk en voornamelijk, de wet der zedelijkheid is de toetssteen der praktische grootheid niet: ‘L'histoire est impossible, si l'on n'admet hautement qu'il y a pour la sincérité plusieurs mesures. Toutes les grandes choses se font par le peuple; or on ne conduit le peuple qu'en se prêtant à ses idées. Le philosophe qui, sachant cela, s'isole et se retranche dans sa noblesse est hautement louable. Mais celui qui prend l'humanité avec ses illusions et cherche à agir sur elle et avec elle, ne saurait être blâmé. César savait fort bien qu'il n'était pas fils de Vénus; la France ne serait pas ce qu'elle est si l'on n'avait cru mille ans à la sainte ampoule de Reims. Il nous est facile à nous autres, impuissants que nous sommes, d'appeler cela mensonge, et, fiers de notre timide honnêteté, de traiter avec dédain les héros qui ont accepté dans d'autres conditions la lutte de la vie. Quand nous aurons fait avec nos scrupules ce qu'ils firent avec leur mensonges, nous aurons le droit d'être pour eux sévères. Au moins faut-il distinguer profondement les sociétés comme la nôtre, où tout se passe au plein jour de la réflexion, des sociétés naïves et crédules, où sont nées les croyances qui ont dominé les siècles. Il n'est pas de grande fondation qui ne repose sur une légende. Le seul coupable en pareil cas, c'est l'humanité qui veut être trompée.’ | |
[pagina 306]
| |
Voor discussie zijn deze denkbeelden niet vatbaar. Men kan ze overnemen en in toepassing brengen, hetzij bij de behandeling van hetzelfde onderwerp in een nieuwen vorm, hetzij bij het uitwerken van een ander onderwerp. Men kan er tegen toornen, en er zijne medemenschen tegen waarschuwen als tegen eene onzedelijke theorie. Men kan er de schouders over ophalen en ze aanmerken als paradoxale declamatien. Men kan het ook bejammeren dat een man van zoo veel talent en van zoo veel invloed uit zijne historische onderzoekingen geene beter levenssappen getrokken heeft dan dit voor anderen en voor hemzelven doodelijk vergif. Doch in elk geval heeft Ernest Renan zijn leven van Jezus naar deze beginselen ingerigt, en in schier ieder hoofdstuk vindt men daarvan bij hem de bewijzen. Alleen uit zijn wantrouwen toch in de menschelijke natuur laat het zich verklaren dat hij den apostel Johannes, uit wiens school volgens hem het vierde evangelie regtstreeks voortgekomen is en die zelf daartoe een aantal anekdotische bouwstoffen geleverd heeft, in staat acht om uit ijdelheid en kleingeestigen naijver aan de nakomelingschap te doen gelooven dat de moeder van Jezus, die bij de kruisiging niet tegenwoordig zal geweest zijn, daarbij niet-alleen zeer degelijk tegenwoordig geweest is, maar ook bij die gelegenheid door Jezus zeer in het bijzonder toevertrouwd is geworden aan de goede zorgen van hem, Johannes. ‘C'est là,’ zoo heet het in eene aanteekening op deze plaats, ‘c'est là, selon moi, un de ces traits où se trahissent la personnalité de Jean et le désir qu'il a de se donner de l'importance. Jean, après la mort de Jésus, paraît en effet avoir recueilli la mère de son maître, et l'avoir comme adoptée. La grande considération dont jouit Marie dans l'église naissante le porta sans doute à prétendre que Jésus, dont il voulait se donner pour le disciple favori, lui avait recommandé en mourant ce qu'il avait de plus cher. La présence auprès de lui de ce précieux dépôt lui assurait sur les autres apôtres une sorte de préséance, et donnait à sa doctrine une haute autorité.’ Men zict hieruit, opdat ik dit in het voorbijgaan doe opmerken, dat Renans kritiek der evangelien als het ware doorkruist en dan ook voor een deel bepaald wordt door zijne leer van den mensch. Honderd redenen zouden hem hebben kunnen bewegen om naar het voorbeeld van goede theologen afstand te doen van zijne meening aangaande het historisch karakter, of juister gezegd den historischen achtergrond, van het vierde evangelie. Aan honderd bedenkingen waarvoor zijn verhaal van het standpunt der | |
[pagina 307]
| |
evangelien-kritiek thans weerloos bloot ligt, zou hij daardoor bij voorbaat den pas hebben kunnen afsnijden. Doch wij zien nu dat zijne ethica hem niet verhindert gehoor te geven aan de aanwijzingen van zijn historisch gevoel. Een aantal bijzonderheden in het vierde evangelie, zoo meent hij, kunnen zeer wel van den apostel Johannes afkomstig zijn. Zij kunnen dit, ook al is de goede trouw van dien ooggetuige geenszins onverdacht. Slechts zie de historieschrijver, bij het gebruiken van deze bron, voortaan des te scherper toe. Partijdige vriendschap gepaard met godsdienstige geestdrift is, vooral bij vrouwen, volgens Ernest Renan tot alles in staat. ‘La foi ne connaît d'autre loi que l'intérêt de ce qu'elle croit le vrai. Le but qu'elle poursuit étant pour elle absolument saint, elle ne se fait aucun scrupule d'invoquer de mauvais arguments pour sa thèse, quand les bons ne réussissent pas.’ Dit leert zijns inziens de geschiedenis van het godsdienstig leven in onderscheiden tijden; en misschien moet naar dezen regel, zegt hij, ook het verhaal van de opwekking van Lazarus verklaard worden. ‘Fatigués du mauvais accueil que le royaume de Dieu trouvait dans la capitale, les amis de Jésus désiraient un grand miracle qui frappât vivement l'incrédulité hiérosolymite. La résurrection d'un homme connu à Jérusalem dut paraître ce qu'il y avait de plus convaincant.’ Martha en Maria verkeerden op dat oogenblik in de voor het uitvoeren van een zoodanig plan vereischte stemming: ‘L'état de leur conscience était celui des stygmatisées, des convulsionnaires, des possédées de couvent, entraînées par l'influence du monde où elles vivent et par leur propre croyance à des actes feints.’ Iemand heeft gezegd dat Ernest Renan te dezer plaatse, ten einde niet te vervallen tot de ligtgeloovigheid der vroomheid, zich der ligtgeloovigheid van het cynisme in de armen geworpen heeft. Dit is niet geheel en al juist. Martha en Maria zijn volgens Renan zeer edele en beminnelijke vrouwen geweest. Zulks was in zijn oog ook die Maria van Magdala, aan wier invloed hij zulk eene voorname plaats in de wording der verhalen aangaande Jezus opstanding uit de dooden toekent. Hij roept uit: ‘Pouvoir divin de l'amour! moments sacrés où la passion d'une hallucinée donne au monde un Dieu ressuscité!’ Doch hij is nu eenmaal van oordeel dat de groote dingen in deze wereld niet tot stand komen als ten koste van den adel ook der verhevenste karakters. Zeer bijzonder is dit volgens hem het geval geweest | |
[pagina 308]
| |
met de scheppingen van het religieuse leven in den voortijd. De negentiende eeuw is of onmagtig tot het voortbrengen van iets dat daarnaar zweemt, en zulks voor een deel omdat geen volkomen eerlijk man het in den tegenwoordigen tijd van zijn geweten zou kunnen verkrijgen als godsdienststichter op te treden, of wel, indien onze eeuw eene enkele maal iets soortgelijks onderneemt, dan is zij verpligt, gelijk men leeren kan uit de lotgevallen en den opgang van het mormonisme, haren hefboom te ontleenen aan het oude tuighuis. Het denkbeeld dat mannen als Joseph Smith en Brigham Young in onze dagen, hoewel op erbarmelijke wijze, de getrouwe navolgers van de heiligen en godsdiensthelden der oudheid zijn, dit denkbeeld wordt door Renan wel niet met even zoo vele woorden uitgesproken, doch men behoeft de lijn zijner gedachte slechts een weinig te verlengen om aanstonds tot de aangeduide gevolgtrekking te komen. Ook is het een feit dat Joseph Smith in minder tijd en geheel alleen een grooter aantal proselieten gemaakt en een krachtiger staat georganiseerd heeft dan de directeuren van vele christelijke zendelinggenootschappen te zamen in den loop van vijftig jaren. ‘On ne sort jamais immaculé de la lutte de la vie’: vooral Renans opvatting van het leven van Jezus-zelf doet uitkomen hoe onverbeterlijk diep deze overtuiging in zijnen geest geworteld is. Alle lezers van zijn geschrift hebben opgemerkt dat volgens hem de strijd met de werkelijkheid een noodlottigen invloed uitgeoefend heeft op de ontplooijing van Jezus karakter; en hierbij denk ik niet aan de vroeger door mij aangestipte kleingeestigheden, maar aan de pijnlijke concessien die Jezus, tot vestiging van zijn werk, gedaan zal hebben aan den tijdgeest, aan den ijver zijner kortzigtige vrienden, aan de eischen eener alleen door haars inziens bovenmenschelijke daden te boeijen en tot geloof te wekken volksmenigte. Uitsluitend gedurende den tijd van zijn eerste optreden in Galilea heeft Jezus volgens Ernest Renan een waarlijk verheven en onschuldig ideaal verwezenlijkt. Het duurde toch niet lang of de aangebeden en onuitsprekelijk beminnenswaardige ebioniet werd een met de gedachte aan het naderend einde der wereld tot dweepens toe vervulde chiliast; de chiliast ging weldra eene schrede verder en onderwierp zich aan de vernederende voorwaarden der onedele rol van thaumaturg; de thaumaturg, op zijne beurt, toen hij in aanraking kwam met de vijandelijke magt die den opgang van zijn werk onmogelijk maakte, | |
[pagina 309]
| |
wapende zich met geeselroeden van meer dan eene soort en werd zeloot; en eerst toen het kruis voor hem stond opgerigt te worden, toen de joodsche priesters de doodelijke hand aan hem zouden slaan, ontwaakte hij uit zijn koortsachtigen droom en kwam in den martelaar de menschenzoon weder tot zichzelven. ‘Il est sûr, au moins,’ zoo heet het, na het verhaal van de twijfelingen der laatste week, ‘que sa nature divine reprit bientôt le dessus. Il pouvait encore éviter la mort; il ne le voulut pas. L'amour de son oeuvre l'emporta. Il accepta de boire le calice jusqu'à la lie. Désormais, en effet, Jésus se retrouve tout entier et sans nuage. Les subtilités du polémiste, la crédulité du thaumaturge et de l'exorciste sont oubliées. Il ne reste que le héros incomparable de la Passion, le foudateur des droits de la conscience libre, le modèle accompli que toutes les âmes souffrantes méditeront pour se fortifier et se consoler.’ De tot fanatisme gestegen heftigheid van den strijd tegen de joodsche priesterpartij wordt in den zelfden geest aldus verklaard: ‘Il faut se rappeler que dans cette ville impure et pesante de Jérusalem, Jésus n'était plus lui-même. Sa conscience, par la faute des hommes et non par la sienne, avait perdu quelque chose de sa limpidité primordiale. Désespéré, poussé à bout, il ne s'appartenait plus. Sa mission s'imposait à lui, et il obéissait au torrent. Ce n'est pas que sa vertu baissât; mais sa lutte au nom de l'idéal contre la réalité devenait insoutenable. L'obstacle l'irritait. Sa notion de Fils de Dieu se troublait et s'exagérait. La loi fatale qui condamne l'idée à déchoir dès qu'elle cherche à convertir les hommes, s'appliquait à lui. Les hommes en le touchant l'abaissaient à leur niveau. Le ton qu'il avait pris ne pouvait être soutenu plus de quelques mois; il était temps que la mort vînt dénouer une situation tendue à l'excès, l'enlever aux impossibilités d'une voie sans sisue, et, en le délivrant d'une épreuve trop prolongée, l'introduire désormais impeccable dans sa céleste sérénité.’ Dat Jezus ter wille van het volksgeloof, en niet buiten verband met zijne eigen meeningen omtrent de kracht van het gebed, een zeker aantal dusgenaamde wonderen gedaan heeft, wordt voorgesteld als een onvermijdelijk gevolg van zijne zending als godsdienststichter: ‘Jésus dut choisir entre ces deux partis: ou renoncer à sa mission, ou devenir thaumaturge.’ De schrijver neemt aan dat een gedeelte der evangelische wonderverhalen op feiten steunen: ‘Nous admettons sans hésiter que des actes qui seraient maintenant considérés comme des | |
[pagina 310]
| |
traits d'illusion ou de folie ont tenu une grande place dans la vie de Jésus.’ De meening dat deze wonderverhalen enkel toevoegsels zouden zijn van later tijd is volgens hem eene al te gemakkelijke oplossing: ‘Il serait commode de dire que ce sont là des additions de disciples bien inférieurs à leur maître, qui, ne pouvant concevoir sa vraie grandeur, ont cherché à le relever par des prestiges. indignes de lui. Mais les quatre narrateurs de la vie de Jésus sont unanimes pour vanter ses miracles.’ Echter moet men niet meenen dat Jezus, door toe te geven aan de zwakheden des bijgeloofs, iets schandelijks of onzinnigs gedaan heeft: ‘Si l'on part de ce principe que tout personnage historique à qui l'on attribue des actes que nous tenons au 19e siècle pour peu sensés ou charlatanesques à été un fou ou un charlatan, toute critique est faussée.’ Ook komt hier zeer in aanmerking dat Jezus niet aanstonds begonnen is met wonderen te doen, en dat hij ze vaak niet als met blijkbaren tegenzin verrigt heeft: ‘Beaucoup de circonstances semblent indiquer que Jésus ne fut thaumaturge que tard et à contre-coeur. On dirait, par moments, que le rôle de thaumaturge lui est désagréable. Il est permis de croire qu'on lui imposa sa réputation de thaumaturge, qu'il n'y résista pas beaucoup, mais qu'il ne fit rien non plus pour y aider, et qu'en tout cas, il sentait la vanité de l'opinion à cet égard. Comme cela arrive toujours dans les grandes carrières divines, il subissait les miracles que l'opinion exigeait de lui bien plus qu'il ne les faisait.’ En gelijk met den thaumaturg en exorcist, zoo is het ook gelegen met den chiliast. De schrijver protesteert tegen hetgeen hij noemt de willekeur van hen die niet gedoogen dat Jezus nog iets anders zal geweest zijn als de prediker der verhevenste zede- en godsdienstleer: ‘Le déisme du 18e siècle et un certain protestantisme nous ont habitués à ne considérer le fondateur de la foi chrétienne que comme un grand moraliste, un bienfaiteur de l'humanité. Nous ne voyons plus dans l'Évangile que de bonnes maximes; nous jetons un voile prudent sur l'étrange état intellectuel où il est né. Il y a des personnes qui regrettent aussi que la Révolution française soit sortie plus d'une fois des principes et qu'elle n'ait pas été faite par des hommes sages et modérés. N'imposons pas nos petits programmes de bourgeois sensés à ces mouvements extraordinaires si fort andessus de notre taille. Continuons d'admirer la “morale de l'Évangile”; supprimons dans nos instructions religieuses la chimère qui | |
[pagina 311]
| |
en fut l'âme; mais ne croyons pas qu'avec les simples idées de bonheur ou de moralité individuelle ou remue le monde.’ De bedoelde hersenschim van Jezus, zijn geloof aan het naderend einde der wereld en aan de openbaring van eene nieuwe maatschappij waarvan hijzelf de ziel en waarvan de armen de dignitarissen zouden zijn, mogen hier niet buiten rekening gelaten worden. Hetgeen Jezus door zijne moraal geworden is voor de nakomelingschap, ditzelfde is hij voor zijne tijdgenooten geweest door zijn chiliasme: ‘Qu'il y eut une contradiction entre sa croyance d'une fin prochaine du monde et la morale habituelle de Jésus, conçue en vue d'un état stable de l'humanité, assez analogue à celui qui existe en effet, c'est ce qu'on n'essayera pas de nier. Ce fut justement cette contradiction qui assura la fortune de son oeuvre. Le millénaire seul n'aurait rien fait de durable; le moraliste seul n'aurait rien fait de puissant. Le millénarisme donna l'impulsion, la morale assura l'avenir. Par là, le christianisme réunit les deux conditions des grands succès en ce monde, un point de départ révolutionnaire et la possibilité de vivre. Tout ce qui est fait pour réussir doit répondre à ces deux besoins; car le monde veut à la fois changer et durer. Jésus, en même temps qu'il annonçait un bouleversement sans égal dans les choses humaines, proclamait les principes sur lesquels la société repose depuis dix-huit cents ans.’ Wil men zich eene voorstelling vormen van het godsdienstig onderwijs van Jezus in zijn zuiversten vorm, men herinnere zich hetgeen bij hem aan dit millennium-geloof voorafgegaan is: ‘Dans les derniers temps de sa vie, Jésus crut que le règne de Dieu allait se réaliser matériellement par un brusque renouvellement du monde. Mais sans doute ce ne fut pas là sa première pensée. La morale admirable qu'il tire de la notion du Dieu père n'est pas celle d'enthousiastes qui croient le monde près de finir et qui se préparent par l'ascétisme à une catastrophe chimérique; c'est celle d'un monde qui veut vivre et qui a vécu. “Le royaume de Dieu est au dedans de vous,” disait-il à ceux qui cherchaient avec subtilité des signes extérieurs. La conception réaliste de l'avénement divin n'a été qu'un nuage, une erreur passagère que la mort a fait oublier. Le Jésus qui a fondé le vrai royaume de Dieu, le royaume des doux et des humbles, voilà le Jésus des premier jours, jours chastes et sans mélange où la voix de son Père retentissait en son sein avec un timbre plus pur. Il y eut alors quelques mois, une année peut-être, où Dieu | |
[pagina 312]
| |
habita vraiment sur la terre. La voix du jeune charpentier prit tout à coup une douceur extraordinaire. Un charme infini s'exhalait de sa personne, et ceux qui l'avaient vu jusque-là ne le reconnaissaient plus. Il n'avait pas encore de disciples, et le groupe qui se pressait autour de lui n'était ni une secte, ni une école: mais on y sentait déjà un esprit commun, quelque chose de pénétrant et de doux. Son caractère aimable, et sans doute une de ces ravissantes figures qui apparaissent quelquefois dans la race juive, faisaient autour de lui comme un cercle de fascination auquel presque personne, au milieu de ces populations bienveillantes et naïves, ne savait échapper.’ Doch dit was nog slechts een begin. De betoovering zou nog klimmen, de geestdrift nog stijgen. Een voorgevoel van het in de liefelijkste gedaante naderend godsrijk zou zich van Jezus omgeving meester maken. De prediker van het koningschap der kinderen, de dichter der armoede, de mystagoog van het verheerlijkt ebionitisme, zou zelf den toon aangeven der algemeene stemming. De nieuwe godsdienst, die weldra in de zorgen komen zou, vierde toen hare bruidsdagen: ‘C'était l'enfance, en effet, dans sa divine spontanéité, dans ses naïfs éblouissements de joie, qui prenait possession de la terre. Tous croyaient à chaque instant que le royaume tant désiré allait poindre. Chacun s'y voyait déjà assis sur un trônc à côté du maître. On s'y partageait les places; on cherchait à supputer les jours. Cela s'appelait la bonne nouvelle; la doctrine n'avait pas d'autre nom. Un vieux mot, paradis, que l'hébreu, comme toutes les langues de l'Orient, avait emprunté à, la Perse, et qui désigna d'abord les pares des rois achéménides, résumait le rêve de tous: un jardin délicieux où l'on continuerait à jamais la vie charmante que l'on menait ici-bas. Combien dura cet énivrement? On l'ignore. Nul, pendant le cours de cette magique apparition, ne mesura plus le temps qu'on ne mesure un rêve. La durée fut suspendue; une semaine fut comme un siècle. Mais qu'il ait rempli des années ou des mois, le rêve fut si beau que l'humanité en a vécu depuis, et que notre consolation est encore d'en recueillir le parfum affaibli. Jamais tant de joie ne souleva la poitrine de l'homme. Un moment, dans cet effort, le plus vigoureux qu'elle ait fait pour s'élever au-dessus de sa planète, l'humanité oublia le poids de plomb qui l'attache à la terre, et les tristesses de la vie d'ici-bas. Heureux qui a pu voir de ses yeux cette éclosion divine, et partager, ne fût-ce qu'un jour, cette illusion sans pareille! Mais plus heureux | |
[pagina 313]
| |
encore, nous dirait Jésus, celui qui, dégagé de toute illusion, reproduirait en lui-même l'apparition céleste, et, sans rêve millénaire, sans paradis chimérique, sans signes dans le ciel, par la droiture de sa volonté et la poésie de son âme, saurait de nouveau créer en son coeur le vrai royaume de Dieu!’ Mijne lezers mogen het mij ten goede houden indien ik menige bijzonderheid van Renans geschrift, de door hem gevolgde indeeling van het leven van Jezus betreffend, onaangeroerd gelaten heb. Hij draagt over de instelling van het Avondmaal en over de betrekking tusschen Jezus en Johannes den Dooper, om niet meer dan deze twee punten te noemen, afwijkende meeningen voor die het de moeite waardig zou geweest zijn mede te deelen en te toetsen. Mijn toeleg is geweest om bij voorkeur den geest van het werk te doen uitkomen; en daar dit niet heeft kunnen geschieden zonder tevens al hetgeen er voor kerkelijke christenen aanstootelijks in dit geschrift voorkomt in een kort bestek zamen te dringen, breng ik ten slotte over dit ergerlijke nog een enkel woord in het midden. In de oogen van het kerkgeloof heeft Renans opvatting van het karakter van Jezus noodwendig iets monsterachtigs. De orthodoxie zou een zelfmoord plegen indien zij met dit boek vrede sloot, of ook tot niet meer dan een vergelijk met den schrijver kwam. Hare banbliksems konden zonder schade voor hare reputatie iets puntiger zijn en minder den indruk maken van met plakgoud overtogen blik; ook behoefden er niet zoo vele incongruiteiten te kleven aan de steenen die zij den godslasteraar naar het hoofd slingert. Doch men zou al zeer weinig regt moeten laten wedervaren aan de menschelijke natuur, indien men het wilde afkeuren dat het kerkelijk christendom Ernest Renan verfoeit en uitwerpt. De christelijke regtzinnigheid is van alle magten op deze wereld diegene wier toorn en verdere ongeregtigheden de meeste aanspraak hebben op vergiffenis. Voor haar bestaat het onderscheid tusschen vorm en wezen niet; en hetgeen anderen haar fanatisme noemen, is voor haarzelve en in hare eigen oogen pligtmatige ijver tot verdediging en verbreiding der ondeelbare waarheid. Doch het onafhankelijk publiek, in welks schatting de hoogste goederen des levens buiten den catechismus liggen, en dat misschien zeer ten onregte geene sympathie gevoelt voor eene zij het ook met makkabeeschen heldenmoed ontstreden godsdienstwet, waardeert den hartstogt der regtzinnigheid, zonder daarom Ernest Renan in het ongelijk te stellen. Diens teekening van het leven van Jezus moge | |
[pagina 314]
| |
nog zoo onbevredigend zijn, dit onderscheidt haar niet van het christusbeeld der orthodoxie. Beide voorstellingen hebben dit onbevredigende veeleer met elkander gemeen en, zoo ergens, hier is het snijpunt dier voor het overige zoo ver uiteenloopende lijnen. De overgeleverde leer omtrent den persoon van Jezus is ontegenzeggelijk geschikt voor de openbare godsvereering gelijk die in alle christenlanden plaats heeft. De Jezus van Ernest Renan daarentegen kan in de christelijke kerk niet gepredikt worden, en een lied te zijner eer zou daar een wanklank zijn. Doch deze praktische bruikbaarheid, bovendien een ondergeschikt kenmerk van waarheid en in het geheel geen onderpand van verhevenheid, is ook het eenige waardoor de christologie der bestaande kerkgenootschappen, in het oog van den onpartijdigen toeschouwer, voordeelig afsteekt. Verlaat men voor eene wijl dit onzijdig terrein en plaatst men zich op het door Ernest Renan gekozene, dan blijkt het aangeduide voorregt niet aanzienlijk genoeg om al het andere goed te maken. Het zwaarste moet dan het zwaarst wegen. Op het standpunt van Renan is het kerkelijk christusbeeld eene benaauwende nachtmerrie, en men zou aan de billijkheid te kort doen indien men hem de vrijheid ontzegde of de kracht misgunde om zich dien drukkenden last van de borst te wentelen. Indien hier spraak kon zijn van toerekenbaarheid, dan zou de schuld van Renans geschrift verhaald moeten worden op het kerkelijk christendom, en niet aan hem maar aan de kerkleer zou de door hem gegevene ergernis te wijten zijn. Een fransch criticus der vorige eeuw heeft naar waarheid gezegd: ‘Ceux qui blâment les colères de l'esprit de critique ne songent pas assez que l'homme de goût a reçu vingt blessures avant d'en faire une.’ Al kan het niet ontkend worden dat la Vie de Jésus den regtzinnig-geloovigen christen kwetsen moet in sommige van zijne dierbaarste overtuigingen, dit is geene reden om Ernest Renan te veroordeelen. Zijn boek is eene daad van zelfverdediging, en het zou niet betamen dat de orthodoxie in deze wereld het privilegie genoot slagen te mogen toebrengen zonder op hare beurt ook slagen terug te ontvangen. Zelve teistert zij de hoofden en bindt zij de gewetens met eene duldelooze leer; en het kan voor hare vorming slechts dienstig zijn te ondervinden dat onder het bestuur van een regtvaardig God zulke daden hier beneden niet straffeloos gepleegd worden. Overigens ben ik voor mijzelven niet van oordeel dat de menschheid ten eeuwigen dage zal moeten blijven kiezen tusschen twee even | |
[pagina 315]
| |
onaannemelijke zaken: eene in de oogen der eenen gedrochtelijke kerkleer en eene in de schatting der anderen gedrochtelijke geschiedenis. Er zullen vreedzamer tijden aanbreken dan de onze is; en geen beter middel om die toekomst voor te bereiden dan getrouwheid in het arbeiden elk aan onze eigen taakGa naar voetnoot1.
Cd. Busken Huet. |
|