De Gids. Jaargang 27

[p. 340]

De doorgraving van Holland-op-zijn-smalst.

De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft den 23^sten Januarij met groote meerderheid het wetsontwerp aangenomen, waarbij aan onzen stadgenoot, den Heer J.G. Jäger, concessie wordt verleend voor het graven van een kanaal door Holland-op-zijn-smalst, ter verbinding van Amsterdam met de Noordzee. Reeds in den ochtend van den 24^sten Januarij ontvingen de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam het verblijdende berigt, dat het Z.M. onzen geëerbiedigden Koning behaagd had de wet door zijne onderteekening te bekrachtigen.

Groot is de vreugde van allen, die belang stellen in den bloei en de ontwikkeling van de Nederlandsche handel en scheepvaart over deze gewigtige gebeurtenis. Zoo wordt dan eindelijk, na meer dan tienjarigen strijd, aan de hoofdstad het uitzigt geopend op eene betere en kortere gemeenschap met de zee, waardoor haar haven toegankelijk zal kunnen worden voor de grootste zeeschepen en in den kortst-mogelijken tijd zal kunnen worden genaderd.

Regtmatig is die blijdschap der Amsterdamsche burgerij, en het voegt haar luide en openlijk hare erkentelijkheid te betuigen aan allen, die tot het aanvankelijk welslagen der grootsche onderneming hebben bijgedragen. De vrees van welligt sommigen voorbij te gaan of te vergeten, mag haar niet weêrhouden haren dank te brengen aan hen, van wie zij met zekerheid het aandeel weet te bepalen, dat zij aan de gewigtige zaak hebben gehad. Zulk een verzuim zou

[p. 341]

in ieder geval onwillekeurig zijn en haar niet ten kwade kunnen worden geduid.

Wij vereenigen ons dan ook van ganscher harte met het dankadres aan den Koning, die door zijne hooge belangstelling en door de welwillende wijze, waarop onmiddellijk door hem met genoegen en welgevallen de wet werd onderteekend, op nieuw het bewijs heeft gegeven, hoe na hem de welvaart en voorspoed van het land ter harte gaan. Ook naar onze innige overtuiging, zal het tot stand komen der verbeterde toegangen tot de beide grootste handelssteden een der duurzaamste en schoonste monumenten zijn van de regering van Willem III en bij het nageslacht hooger worden opgeteekend dan overwinningen op een bloedig oorlogsveld.

Wij brengen gaarne onzen dank aan den Gemeenteraad en aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor hunne onvermoeide en weldoordachte pogingen ter bevordering der doorgraving. De vele klemmende en welsprekende adressen, sedert tal van jaren van beide corporaties uitgegaan, hebben zeker krachtig bijgedragen om de openbare meening gunstig voor de onderneming te stemmen en de algemeene belangstelling daarvoor op te wekken. Tot het vestigen der overtuiging van de noodzakelijkheid van het werk bij de eerste ernstige pogingen, die daartoe uitgingen, heeft ook het Comité ter bevordering der Doorgraving, ongetwijfeld het zijne toegebragt.

Een opregten gelukwensch brengen wij den volijverigen en onvermoeiden Concessionaris met de bekrooning zijner ontwerpen. Met een bewonderenswaardige, met eene engelsche-league volharding en wilskracht heeft hij vastgehouden aan zijn plan, ook toen anderen aan eene eindelijke zegepraal schier begonnen te wanhopen; al de moeite, tegenwerking en bezwaren, die hij ondervond en te overwinnen had, schenen slechts zijne liefde en ijver voor de grootsche zaak te prikkelen en hem te sterken in zijn onwrikbaar voornemen om te blijven werken en strijden, tot hij zijn doel zou hebben bereikt.

Dat hij zijn doel nu eindelijk mogt bereiken; dat ten langen laatste de concessie is verleend en door de wetgevende magt bekrachtigd, dat heeft de concessionaris, dat heeft de stad onzer inwoning en ons vaderland te danken aan de warme verdediging van den Minister van Binnenlandsche Zaken, den Heer Thorbecke, daarbij ter zijde gestaan door zijn ambtgenoot van Financiën, den Heer Betz. Gaarne

[p. 342]

het aandeel erkennende, dat vroegere ministeriën aan deze zaak hebben genomen, aarzelen wij niet de overtuiging uit te spreken, dat, zoo de verdediging van de ontwerpconcessie in de Staten-Generaal aan andere, zwakkere handen ware toevertrouwd geweest, de bezwaren der tegenstanders welligt de stemmen der pleitredenaars zouden hebben overwogen. Voor den Minister zelven, die reeds tijdens zijn vorig ministerie de zaak der waterwegen met warmte had omhelsd, mag 't eene streelende voldoening zijn, dat het aan hem gegeven is geworden, haar bij de wetgevende magt tot een goed einde te brengen, nu hij ten tweeden male door het vertrouwen des Konings tot den ministeriëelen zetel is geroepen.

De Amsterdamsche burgerij erkent en waardeert wat zij aan den Heer Thorbecke is verschuldigd en zij brengt hulde aan den staatsman, wiens invloed en talent onmiskenbaar in hooge mate hebben bijgedragen om de concessie bij de Vertegenwoordiging zulk een gunstige beslissing te doen verwerven.

Maar niet alleen het betalen van den tol der dankbaarheid is thans de pligt van Amstel's ingezetenen. In dezen oogenblik geldt het voor hen, door daden hunne belangstelling te toonen! Dat allen, naar de mate hunner middelen en krachten, thans medewerken tot het doel! Reeders en handelaars, nijvere burgers van de hoofdstad! stroomt toe met uwe bijdragen tot het benoodigde kapitaal. Als geldbelegging reeds aanbevelenswaardig, bedenke ieder, dat het kapitaal voor de doorgraving van Holland-op-zijn-smalst, behalve zijne gewaarborgde rente, ook nog andere, nog rijkere en mildere vruchten afwerpen zal: vruchten van leven en bedrijvigheid, van handels- en scheepvaartontwikkeling, van toenemende welvaart en stijgenden bloei voor de eerste stad des rijks en voor het geheele vaderland! Alzoo beantwoorde de energie der natie aan de ondersteuning van hare regering.