De Gids. Jaargang 22(1858)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 304] [p. 304] Bloempjes. I. Kent gij 't land zoo rijk gezegend, Kent gij 't weêrgevonden Eden? Menschen zonder vijgenblâren Wandlen daar naar de oudste zeden. Vroeger was 't een warlig Babel Door het onding: Revolutie, Ieder school er, ieder huisde er In 't gebouw der Constitutie! Ieder mat en ieder paste, Ieder woog en ieder stutte, Schudde zelfs d'Aartsvader wakker, Als hij op zijn vouwstoel dutte; Dorst hem in zijn soep beknibblen, Zich het bitse woord vermeten: ‘Gij zit stil, terwijl wij werken, En wie zit moet niet veel eten.’ [pagina 305] [p. 305] Maar de Aartsvader ‘bij Gods gratie’ Sloeg zijn knuppel toen aan stukken, En begon van desperatie Haar en baard zich uit te plukken. O gij krom, verdraaid geslachte, Die wilt werken, die wilt delven, Die wilt wroeten, die wilt bouwen, Niet voor mij, maar voor u zelven! Broedsels van de revolutie, Waar 'k van ijze, grijze en gruwe! Al het uwe is wel het mijne, Maar het mijne is niet het uwe. Ik wil soep, zoo veel ik luste! Hoort uws vaders resolutie: Hij wil dutten, gij zult werken, En hij sloopt uw Constitutie. Sinds die ure was er ruste; Slechts één stem werd meer vernomen, En die stem verkondde in 't ronde: ‘'t Eden is teruggekomen.’ Maar in 't hart der meeste kindren Klonk het heimlijk: ‘Och eilacie! Strafloos is het beurzensnijden En de meineed “bij Gods gratie!”’ [pagina 306] [p. 306] II. Heinrich Heine reisde in Holland, En hij zag en hoorde er veel; 't Komt als slot der ‘Reise-bilder’ Weldra in het vijfde deel. Naar ik hoor droeg hij zijn boekske - Klom zijn bitsheid niet ten top? - Aan d'Apostel van het water, Dominé de Ridder op. Neêrlands zangberg vergeleek hij Bij een polder - plat genoeg! - En zich zelven bij een henglaar Die het aas aan 't hoekje sloeg. Wat hij hoopte, hoe 't krioelde! Telkens dook zijn dobber heen. Och, 't was katvisch, meestal katyisch, Baars of snoek, slechts zelden één! Heinrich Heine werd weemoedig, En hij schreide: ‘O Holland mijn! Teel wat scherp getande snoeken: Minder katvisch zou er zijn.’ Vorige Volgende