Onze bewondering voor den dichter-staatsman-volksvertegenwoordiger was in de laatste maanden immer klimmende geweest; zij stijgt echter ten top, indien het gerucht, dat men ons toefluistert, waarheid behelst en bovengemelde triniteit, wegens de menigvuldige andere maar slechts gewone bezigheden, die een goed deel der haar beschoren ruste in beslag namen, wel gedwongen was bovenstaande bijschriften gedurende de discussies zijner medevertegenwoordigers te vervaardigen.
Dat gerucht is voor ons zekerheid geworden, sedert wij de door den dichter-staatsman-volksvertegenwoordiger in de 2de Kamer gehouden redevoeringen aandachtig herlazen, en wij zulk eene schoone harmonie bespeurden tusschen het gehalte van deze en dat van bovenvermelde bijschriften.
Gelukkig, driewerf gelukkig Steenwijk, dat door zulk een vertegenwoordiger verheerlijkt wordt.
X.
Er is dikwijls gevraagd wat de waarde gaf aan een kunstproduct, en bij de beschouwing van het drama vooral, is die vraag herhaald geworden. Allen, die zich evenwel met de beantwoording daarvan onledig hielden, zullen met genoegen vernemen, dat zij te vergeefs naar den steen der wijzen gezocht hebben, en dat men onlangs de zaak met een paar woorden, en zeer juist, heeft uitgemaakt. Men leest toch in de Amsterdamsche Courant van 5 April, bij de aankondiging van Scribe's drama le Puff het volgende: ‘Wij vestigen de aandacht op deze voorstelling, die, zijnde tevens van het twaalftal door de Koninklijke Commissie voor het Nationaal Tooneel opgegeven, daarvan nog eene bijzondere waarde ontleent.’ Wij willen niet op den Hooftiaanschen stijl dezer regelen wijzen, of vragen, wie de auteur dezer woorden en wie leden der Commissie zijn, doch alleen den onbekenden schrijver hartelijk dankzeggen, dat hij der wetenschap van het Schoone zulk eene uitstekende dienst bewezen heeft. Wanneer toch later gevraagd mogt worden: ‘Wat een drama bijzondere waarde gaf?’ wij wijzen op de Courant van 5 April en antwoorden met vertrouwen: ‘dat het een van de twaalf stukken is, die de Commissie voor het tooneel opgeeft.’ Hoe gemakkelijk! Hoe gemakkelijk bovenal voor de leden der Commissie zelve! Is er gebrek, ontbreken de bouwstoffen tot herstel, men verhanselt, vertaalt, schrijft wat men wil, de keuze der Commissie drukt het zegel op het werk en promoveert door die keuze het prulwerk (stel dat eenig lid in later tijd een prulwerk zou kunnen maken) tot een chef d'oeuvre! Heil den auteuren, wier werk de eer eener opvoering te beurte viel, want wij hebben nu de proef op de som gehad, en leeren in het vervolg de
formule begrijpen:
de politieke tinnegieter + de keuze der Commissie = een stuk van bijzondere waarde.
R.
Wij juichen de benoeming van Dr. B. ter Haar tot professor aan Utrechts hoogeschool zeer toe. Niet weinig heeft daartoe de officieuse tijding bijgedragen, dat Dr. B. ter Haar als zijne eerste proeve op het Wetenschappelijk gebied der Kerkgeschiedenis, de werken van zijn voorganger, den voortreffelijken Royaards, wiens stijl wel iets te wenschen overliet, op nieuw, en alsdan in zijne cigene kleurrijke vormen, zal doen verschijnen; hetwelk een werk moet zijn, Dr. B. ter Haar ten volle waardig.