De Gids. Jaargang 15(1851)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 227] [p. 227] Buiten. Drie Liederen van J.P. Heije. I. Boeijen kommer, vrees of smart U met ijzren banden, Wordt het u te bang om 't hart In uwe enge wanden; Open deur en venster ras, Spring er uit naar buiten, Zie eens, of 't niet mooglijk was, 't Leed er in te sluiten. Drink dan eerst een volle toog Levenslucht en geuren; Zie eens rond met open oog, Of gij de Aard ziet treuren; Sla dan naar des Hemels boog, Waar de starren prijken, Vrij, maar vroom, den blik omhoog... En uw leed zal wijken. [pagina 228] [p. 228] o Natuur! uw trouwe borst Heeft mij nooit bedrogen; 'k Heb er steeds voor iedre dorst Laafnis ingezogen: En - als 't kind aan Moeders schoot, Schreijend ingeslapen, Had ik weêr bij 't morgenrood Al mijn leed verslapen. II. Nu rust ik uit - nu rust ik uit In bloemen en in geurig kruid; En nu ik u ben ingegleden, o Donzen bed, satijnen peul', Nu voelen eerst mijn kranke leden, Hoe gij mij zijt tot baat en heul. Trouw hondje! - gij, gij wist het wel! - Het scheen mij enkel dartel spel, Als gij uw neusje in 't gras gingt steken: - Maar nu, nu weet ik wat het was, En hoe de kwalen en gebreken Genezen door dat groene gras. En sla 'k, zoo liggend, dan mijn oog Naar 't helderblaauw van 's hemels boog, Om 't koestrend zonlicht in te drinken, Dan is 't, of in die zee van gloed Mijn ziel wil zinken en verzinken, Tot ze in den Hemel landen moet. [pagina 229] [p. 229] Maar als dan 't oog verblind zich sluit, - Roep ik in dankbre blijdschap uit: Heil! dat ik nog op aard mag wezen! Dat ik - een stumper als ik was - Nu, haast van alle leed genezen, Nog liggen mag in 't groene gras! III. Wat sist er door de boomen? Wat suist er langs het dal? De vogels sluimren al, En alle bloempjes droomen! Het bleeke maanlicht rust Op 't bed van veldviolen, - Ter sluiks, door 't meest verscholen En 't zedigst bloemelijn gekust. Of schuilt gij in mijn harte, Gij stem, zoo zacht en teêr? Of zijt gij van 't weleer Een toon vol vreugd en smarte? - Of roept een geestendrom... ‘Waar Poëzij haar leven Aan droomen weet te geven, o Zanger! wees daar wellekom!’ Zoo giet dan in mijn ziele, Gij, stemme der Natuur! De vrede van dit uur: - En als ik nederkniele En droomend ga ter rust Op 't bed van veldviolen, Worde ik door 't meest verscholen En 't zedigst bloemelijn gekust. Vorige Volgende