De Gids. Jaargang 10(1846)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] Het Zwarte Kleed. (Naar den Poolschen Dichter Konstanty Gaszynsky). Moeder, wil mijn tooisels bergen; Och, die bonte pracht misstaat, En wat harte kan die vergen, Dat van duldloos leed vergaat? Door de hoop op nieuw geboren, Cierde ik me, als ten feest gereed; Maar sints Polen ging verloren, Voegt mij enkel 't zwarte kleed. Toen ik 't wappren zag der vanen, Schittrende in den zonneglans, Aan de speeren der Uhlanen, Prijkte ik met de myrthekrans; Maar sints in Grochowaas dreven Polens aadlaar vruchtloos streed, Zijn mij tranen slechts gebleven, Voegt mij enkel 't zwarte kleed. Toen mijn minnaar voor de smarte Van zijn broeders strijdwaart toog, Rukte hij zich van mijn harte, Met den heldenmoed in 't oog; 'k Wou toen lint noch strikken derven; Maar sints Polens hoop ontgleed, Sints hij, balling, om moet zwerven, Voegt mij enkel 't zwarte kleed. Toen wij d'oogst hier mochten vieren Van St. Ivans lauwertak, Liet ik 't hair in kronkels zwieren, Daar mijn oog van hoogmoed sprak; Maar sints ons 't Verraad verkocht heeft, Polen wegkwijnt in zijn leed, En de woede ons land bezocht heeft, Voegt mij enkel 't zwarte kleed. S.J. VAN DEN BERGH. Vorige Volgende