De Gids. Jaargang 7
(1843)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 692]
| |
De spierzamentrekking en derzelver genezing, in het bijzonder toegepast op de verkrommingen der Voeten, door H.M. Duparc, Med. et Art. Obst. Doctor, enz. te Leeuwarden. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1843. 143 bladz. 8o., met twee Platen.Sedert men geleerd heeft, door de onderhuidsche Pees- en Spierdoorsnijding, eene onpijnlijke, in de overgroote meerderheid der gevallen gevaarlooze, kunstbewerking, een groot aantal verkrommingen te genezen, of althans te verminderen, hebben de Heelkundigen van alle Landen zich beijverd, de oorzaken der wanstaltigheid meer naauwkeurig op te sporen, deze kunstbewerking aan te wenden, de verschijnselen, die haar vergezellen en opvolgen, gade te slaan, en voor de bijzondere gevallen de meest geschikte wijze van behandeling aan te toonen. Als gevolg hiervan, zag men in verschillende talen eene menigte Geschriften over dit onderwerp verschijnen. Vaderlandsche Heelkundigen maakten wel op zich zelve staande waarnemingen in Tijdschriften bekend, doch, zoo als de Heer duparc in zijne Voorrede aanmerkt, er bestond bij ons geene oorspronkelijke monographie over de contracturen en derzelver genezing, waaruit hij aanleiding nam, om het onderhavige Werkje in het licht te geven. Geen wonder dus, dat wij het met belangstelling ter hand namen en lazen. Wij willen trachten de aandacht te vestigen op de poging, door den Heer D. aangewend, om deze gaping in onze heelkundige Litteratuur aan te vullen, en tevens de aanmerkingen, die ons bij het lezen voor den geest kwamen, in het kort mededeelen. In de Inleiding (p. 1-15) vinden wij eenige punten opgegeven, waarvan deels de verklaring, deels eene grondige behandeling, nog schijnen te ontbreken. Onder deze wordt door den S. opgegeven: ‘een grondig onderzoek naar het verschil tusschen de verkrommingen van den romp en die der extremiteiten.’ Wij lezen hieromtrent (p. 4): ‘bij de verkrommingen van den romp ..... zijn de spierkrachten aan de eene zijde verminderd of vernietigd, zoodat nu de spieren van de andere zijde van den romp, alhoewel derzelver toestand regelmatig is, eene betrekkelijk sterkere kracht bezitten. Het evenwigt tusschen de antagonistische spieren alzoo verbroken zijnde, wordt de romp natuurlijk scheef getrokken. Bij de verkrom- | |
[pagina 693]
| |
mingen der ledematen is de werking der spieren daarentegen eene active, door onregelmatige vermeerdering van derzelver zamentrekkingsvermogen.’ Deze explicatie als altijd geldende aannemende, zoude reeds, voor een gedeelte althans, het vraagstuk zijn opgelost. Doch wij vinden, pag. 58, melding gemaakt van het geval, waar een zekere graad van verlamming bestaat, die echter in eenige spieren sterker is dan in andere, zoodat deze boven gene een overwigt verkrijgen, en alzoo door passive contractie kromming veroorzaken, zoodat de active werking, door onregelmatige vermeerdering van het zamentrekkingsvermogen der spieren bij de verkrommingen van den voet, bezwaarlijk een geldend onderscheidingsteeken tusschen deze en de contracturen van den romp kan opleveren. Onder de heelkundige gebreken, waarop de onderhuidsche Pees- en Spierdoorsnijding met gunstig gevolg wordt aangewend, wordt in de eerste plaats genoemd het Scheelzien. De myotomia ocularis is echter primitief geene onderhuidsche operatie. Dieffenbach toch legt, zoo als ieder weet, door eene insnede in het bindvlies de te doorklieven spier bloot. Of bedoelt de S. hier welligt de subconjunctivale methode van guérin? Van deze wordt echter nergens eenig gewag gemaakt. De onderscheidene doorsnijding van den Musc. bulbo-cavernosus, tot genezing van in de pars bulbosa urethrae geplaatste stricturen, en de onderhuidsche breuksnijding, worden door den Schr. verworpen. Wij gelooven met hem, dat, wat de eerste kunstbewerking betreft, het welligt nader blijken zal, dat deze wijze van behandeling minder gevaarlijk en onzeker is, dan men tot nog toe uit gedane proeven moet opmaken; tegen de tweede verzetten zich èn ondervinding èn redenering a priori. Zeer juist zegt hierover dieffenbach (Ueber das Schielen, enz., pag. 53,): ‘Warum will man sich hier blindlings in grosse neue Gefahren begeben, da man mit sehenden Augen bei der Operation eines eingeklemmten Bruches schon genug zu bestehen hat?’ En verder: ‘Ein einziges unter der Haut durchschnittenes Auge oder Darmstück würde selbst viele glückliche Fälle in den Hintergrund drängen.’ Voorwaar eene uit den mond van den, alles behalven vreesachtigen, Berlijnschen Operateur, zeer te behartigen waarschuwing. Zijn wij het hieromtrent met den Schr. volkomen eens, de verwerping van het onderhuidsche openen van vocht bevattende gezwellen komt ons te algemeen voor. De eenige grond, dien de Schr. voor zijn afkeurend oordeel opgeeft, is, dat door de | |
[pagina 694]
| |
aanraking der dampskringslucht, eene ontsteking opgewekt wordt, welke de radicale genezing bevordert. Wij voeren hiertegen aan, dat in vele gevallen, b.v. waar, ten gevolge van caries, zich ichoreuse etter in en om eene geleding bevindt, de werking der dampkringslucht op de ziekelijk aangedane deelen gewoonlijk hoogstnadeelig is; men vermijdt deze door de onderhuidsche opening en door het ontledigen met behulp eener spuit (guérin). Doch ook in de gevallen, waarin een zekere graad van ontsteking vereischt wordt, gelooven wij de onderhuidsche boven de gewone wijze van openen te moeten verkiezen. Immers heeft men de lucht eenmaal vrijen toegang gegeven, dan is het moeijelijk en dikwerf ondoenlijk, deze wederom volkomen af te sluiten, en hetzij door haren prikkel een te hevige of te geringe graad van ontsteking worde opgewekt, hare werking blijft voortduren. In de meeste gevallen komt het ons daarom geschikter voor, de ontlasting door eene onderhuidsche operatie te bewerkstelligen, en daarna, door inspuitingen, welke men naar gelang der omstandigheden kan wijzigen, den tot de genezing noodigen graad van ontsteking op te wekken en te onderhouden. Na deze inleiding gaat de Schr. over tot de beschouwing van de oorzaken en het wezen der contracturen. Hij onderzoekt en beoordeelt eerst het gevoelen van scarpa, die, de eerste oorzaak der klompvoeten in eene verdraaijing of verplaatsing der beenderen van den tarsus stellende, aanraadt de behandeling te beginnen met deze in hunnen normalen stand terug te brengen. Duvernay, delpech en de meeste over dit onderwerp handelende Schrijvers beschouwen deze verplaatsing der beenderen niet als eerste oorzaak, maar als een gevolg van de zamentrekking der spieren, hetwelk den S., zoowel uit waarneming als theorie, ook het waarschijnlijkst voorkomt. Omtrent de Vari en Valgi congeniti lezen wij, p. 30: ‘Het is voor het overige zeker, dat de verkrommingen der voeten, even als die van andere ligchaamsdeelen, dikwijls aangeboren zijn, en dat de primaire oorzaak van alle, zoowel aangeboren als acquisite distorsiën, altijd en alleen van de centra nervosa uitgaat.’ Brengen wij het eerste gedeelte van dezen volzin (op het tweede komen wij nader terug) in verband met hetgeen, p. 24, gezegd wordt: ‘Zeer onwaarschijnlijk zijn de gevoelens van hen, die den klompvoet en soortgelijke verkrommingen beschouwen voor (als) een ongeluk, waardoor het kind reeds in utero materno zoude getrof- | |
[pagina 695]
| |
fen worden,’ dan stuiten wij op eene zonderlinge contradictie. Doch het blijkt weldra, dat de Schr. het voorkomen van aangeborene verdraaijingen van den voet niet ontkent, en hij treedt zelfs in eene beoordeeling der oorzaken, waardoor zij, volgens verschillende Schrijvers, worden te weeg gebragt. Op het laatste gedeelte van de boven door ons aangehaalde plaats moeten wij nog aanmerken, dat, aangezien men onder centra nervosa gewoonlijk het cerebrum, de medulla en de plexus N. sympath. verstaat, volgens hetgeen wij daar lezen, aandoeningen der zenuwen nooit oorzaak van verkrommingen der voeten kunnen zijn, iets, hetwelk zoowel met theorie en ervaring, als met des Schr. eigene woorden (p. 65) in strijd is. Rachitis wordt, volgens den Schr., door malfiatti onjuist voor eene oorzaak van kromme voeten, bij kinderen, opgegeven. Het is hier de plaats niet, na te gaan, in hoeverre rachitis, op verschillenden leeftijd, bij voorkeur bepaalde deelen van het beenstelsel aandoet; wij willen alleen aanmerken, dat de door Dr. elsässer medegedeelde waarnemingen van craniotabes infantum (froriep's Notizen, Nov. 1842, p. 188 sqq.) der meening van malfiatti eenige waarschijnlijkheid zouden kunnen geven. De oorzaken van alle verkrommingen worden door den Schr. verdeeld in naaste en verwijderde. ‘De naaste oorzaak is steeds het verloren evenwigt tusschen antagonistische spieren, ontstaan òf uit spasmus òf uit paralysis. De verwijderde (p. 34) is altijd eene prikkeling van de peripherie, of het centrum des zenuwstelsels.’ Gaarne zouden wij gezien hebben, dat de Schr. bij dit punt langer hadde stilgestaan, het meer ontwikkeld, nader toegelicht had. Nergens toch wordt melding gemaakt van slecht geconsolideerde beenbreuken, waardoor sommige pijpbeenderen, in plaats van regt te zijn, eenen hoek vormen; evenmin van beenuitwassen (Exostoses, Osteophytes, lobstein), welke somwijlen eenen zeer aanmerkelijken omvang hebben, en die, in dit geval, ook al zijn zij van een niet groot volumen, toch aan de beenderen der hand of van den voet geplaatst, de rigting, waarin de spieren werken, door deze of hare pezen op te ligten of te verplaatsen, moeten veranderen, en hierdoor contracturen te weeg brengen. Bedoelt nu de Schr., dat door de abnormale plaatsing der beenderen, in het eerste geval, of door den tumor, in het tweede, het centrum nervosum geprikkeld wordt (verwijderde oorzaak), waarop zamentrekking van de spieren (naaste oorzaak), die dan de | |
[pagina 696]
| |
contractuur daarstelt, volgt? Indien deze inderdaad zijne bedoeling is, dan had zijn Werk er zeker door gewonnen, indien hij in eenig betoog der geldigheid van deze verklaring getreden ware. Immers, indien b.v. aan het ondereinde van een der voorarmsbeenderen, of van beide, eene dikte ontstaat, zal zij trachten de M.M. flexores quatuor digitorum sublimis et profundus op te ligten, hetwelk evenwel door de handpalmbanden voor een groot gedeelte verhinderd wordt; zij zal echter noodzakelijk te weeg brengen, dat de vingers gebogen worden, even als zulks in het lijk zoude geschieden, zelfs indien men in de plaats der spieren koorden spande, en tusschen deze en het ondereinde der ossa cubiti een eenigzins dik ligchaam bragt. Men zoude dit eene mechanische contractuur kunnen noemen; doch zoo die uitzetting, die tumor vermindert, verdwijnt, dan is daardoor de contractuur niet altijd per se opgeheven; zij kan blijven voortduren. Is dit altijd en alleen ten gevolge van prikkeling der centra nervosa? Of kan het cen gevolg wezen van organische, pathologische veranderingen in omliggende weefsels, inzonderheid echter van de spieren zelve, daar toch, door den prikkel van eenen tumor osseus, de spieren niet alleen uitgerekt, maar ook verhard zijn gevondenGa naar voetnoot(1). Zeer aannemelijk komt ons de door den Schr., pag, 69, gegevene verklaring der atrophie van gecontraheerde deelen voor; wij houden het met hem voor niet onwaarschijnlijk, dat de pijn, die somwijlen aanwezig is, middellijk iets tot de vermagering kan bijdragen; ook stemmen wij gaarne toe, dat verhoogde sensibiliteit in het algemeen verzwakkend, althans nadeelig op de voeding werkt. Op zijne vraag (p. 73): ‘Hoe kan het anders verklaard worden, dat na langdurige geestinspanning, vermagering en atrophie van alle organen volgt?’ zoude men evenwel kunnen antwoorden, dat door langdurige inspanning van den geest niet alle organen atrophisch worden; het cerebrum, door dezelve meer bloed ontvangende, is eerder tot hypertrophie dan tot atrophie geneigd; verder, door dezelve de werking van het systema nervosum vitae animalis ten koste van het syst. nerv. vitae vegetativae verhoogd zijnde, wordt de sensibiliteit van het laatste niet vermeerderd, maar verminderd; immers bij groote inspanning van den geest wordt de | |
[pagina 697]
| |
eetlust vaak niet gevoeld, de alvi et urinae excretio niet volbragt, omdat de prikkel, door behoefte aan voedsel, de aanwezigheid der te excerneren stoffen, te weeg gebragt, niet wordt gepercipiëerd. De spijsvertering wordt traag; de afscheidingen, de opslorping en de voeding worden niet geregeld volbragt, omdat, door de antagonistische verhouding tusschen de genoemde systemata, de zenuwen, waarvan deze functiën afhangen, te ongevoelig zijn geworden, dat dat zij door gebruikte spijs, enz. genoegzaam zouden worden aangedaan, om de werkzaamheid dezer functiën op te wekken en te onderhouden. Verhoogde sensibiliteit heeft in dit geval primitief alleen in het syst. nerv. animale plaats. Zij is een gevolg van te langdurige geestinspanning, even als de verminderde gevoeligheid van het syst. nerv. vegetat.; doch deze, en niet gene, is oorzaak der vermagering. Tot de behandeling zelve overgaande, dringt de Schr. zeer te regt met klem er op aan, dat men de tenomatie slechts als eene voorbereidende kuur voor de radicale genezing der verkrommingen beschouwen, van haar alleen, bij eenigzins lang bestaan hebbende wanstaltigheid, deze niet verwachten moet. Zij verkort de mechanische behandeling, en maakt genezing mogelijk, waar deze alleen hiertoe ongenoegzaam zoude zijn; doch zulks alleen in vereeniging met, en onder medewerking van, mechanische middelen. De na-behandeling is dus van het hoogste belang, wil men in de genezing slagen; zij is eene conditio sine qua non. Daarom vinden wij ook den toestel van scarpa, met de daaraan door stromeijer en little gebragte wijzigingen, naauwkeurig beschreven, en even als de aan denzelven door den Schr., Dr. taapken en den Heer jonxis uitgedachte veranderingen afgebeeld, en den tijd, die er tusschen de operatie en het aanleggen van denzelven moet verloopen, opgegeven. Steunende op waarneming en ondervinding bepaalt de Schr. dien voor de gewone gevallen op 6 tot 8 uren. De wijze van opereren is kort en duidelijk beschreven, terwijl het Werkje met de mededeeling van 19 door den Schr. behandelde gevallen (waarvan het 19de, zonder gemis, had kunnen achterwege blijven) wordt besloten. Wij moeten hier nog bijvoegen, dat het Werkje in bruikbaarheid gewonnen zoude hebben, indien het, in plaats van alleen in doorloopende paragraphen, ook in hoofdstukken verdeeld ware, en Schr. het gebruik van noten eenigzins beperkt had (op noot 53 zijn wederom 5 andere). | |
[pagina 698]
| |
Het Werkje, zoo als het hier ligt, kan echter met regt aanspraak maken op de belangstelling der Heelkundigen; veelen zullen het met voordeel en genoegen lezen, en zoo moge het bijdragen, om eene der schoonste aanwinsten der hedendaagsche Heelkunde in ons Land algemeen te doen behartigen! Het is onze opregte wensch, dat de Heer duparc in de gelegenheid moge wezen, zijnen arbeid voort te zetten, en dat hij de hier medegedeelde opmerkingen beschouwen zal als een bewijs van deelneming in zijn streven naar vooruitgang; dit toch was het eenige doel, dat ons tot derzelver ternederstelling dreef. |
|