| |
| |
| |
Schriften voor onderwijs.
Beknopt Geschied-, Aardrijks- en Fabelkundig Woordenboek der Classieke Oudheid voor Ongeletterden. Door J.H.A. Weytingh, Ph. Th. M. Litt. Hum. Dr. Rector der Latijnsche Scholen te Harlingen. In Elf Afleveringen compl. 8o. 724 pag. Te Amsterdam, bij Weytingh en Van der Haart, 1840, 1841.
Er bestaat ongetwijfeld behoefte ten onzent aan een dergelijk Woordenboek, als het aangekondigde; want niet alleen zoeken Ongeletterden dikwerf naar een geschikt hulpmiddel, dat hun bij het lezen van vertalingen of geschriften, de Oudheid betreffende, ter dienste kan staan tot het beter begrijpen van menigen naam of menige zaak, maar zelfs de leerling ziet nog te vergeefs naar een boek uit, dat hem bij zijne studiën de zoo noodige verklaringen van eigennamen en bijzondere zaken geeft. Ten minste Ref. kent ten onzent geen Woordenboek, dat vergeleken kan worden met hetgeen de Engelschen bezitten in Lempreyre's Classical Dictionary, op nieuw door e.h. barker uitgegeven. Van de voortreffelijke Duitsche Woordenboeken spreken wij niet, van welke de uitmuntende Real Encyclopaedie der Classischen Altherthumswissenschaft in Alphabetischer Ordnung, door vele Geleerden zamengebragt, en door a. pauly te Stuttgart uitgegeven, een hooger en uitgestrekter doel heeft, en op eene veel grootere schaal is aangelegd.
Wij hebben niets voor Ongeletterden, en voor studerenden moet de Bibliotheca Classica, die thans verre beneden de wetenschappelijke hoogte en de behoefte staat, in de eischen voorzien. De Heer weytingh nam alzoo eene taak op zich, die geenszins overtollig of nutteloos was. Als hij van den gemelden arbeid gebruik heeft gemaakt, dan mag die taak meer lastig en onaangenaam, dan wel moeijelijk gerekend worden, omdat de keus uit de genoemde en ander Lexica zeer ruim is. De Heer weytingh kon iets goeds leveren.
Het Woordenboek is drieledig: geschied-, aardrijks- en fabel- | |
| |
kundig; het is beknopt; het is voor de Klassieke Oudheid en ten gebruike van Ongeletterden. Zoowel de termen, Klassieke Oudheid, als Ongeletterden, zijn vrij onbepaald. Wat is Klassieke Oudheid, en hoeverre strekt zij zich uit? De Heer weytingh laat ons in het onzekere omtrent de grenzen, door hem gesteld; wij vinden constantinus den Grooten, maar niet constantinus, Justinianus heeft zijne plaats, doch vele Keizers vóór hem ontbreken; vele namen van dien tijd worden genoemd, doch nog veel meer weggelaten. Waarom cyrillus gemeld, en niet chrystostomus? Cyprianus, en niet clemens? Het is geheel willekeurig, wanneer men op deze wijze te werk gaat, en het is alsof men te hooi en te gras den eenen of anderen naam aangrijpt, die het eerst voor de gedachten komt. Waarom van Ketters, als: Gnostiken, Jovinianisten, Manichaeërs, Monophysiten, gesproken, en niet van Nestorianen, Monotheleten en andere sekten? Maar de Heer weytingh handelt overal zoo, en kan wel niet anders, als hij niet eerst een vast plan heeft ontworpen, naar hetwelk de keus der woorden geschieden moet. Vandaar is de bijeenvoeging al zeer vreemd; weinig bekende benamingen, die zeer zeker den Ongeletterden nooit zullen voorkomen, vindt men vele, terwijl andere hoogstbelangrijke artikels volstrekt gemist worden. Bijv. zoo treft men hier aan: alloprosallos, anakalypterieën, anagogia, anaideia, aozos (!), eiresione, hecatonchires, urocystis, enz. De namen van personen, als bijv. de Grieksche Godennamen, worden gedeeltelijk genoemd, gedeeltelijk niet De opneming van kunstwoorden, ook uit den hedendaagschen tijd, en de opgave van bijna alle Kerkelijke Roomsche termen maakt in een boek voor Klassieke Oudheid eene vreemde vertooning, bijv.
Annuiteiten, competent, concaaf, dissonant, dividend, epigram, monstrans, missaliën, neutraliteit, oppositie, ordinatie, oriflamme, préliminairen, rédacteur, statuten en dergelijke, waarbij soms geneeskundige termen, als semiotiek, hernia, haemorrhoiden, enz., in zonderlinge nabuurschap staan met de zeldzaamste uitdrukkingen van Grieksche Schrijvers. Voeg hierbij de namen van vele Roomsche feestdagen, als: Judica, Laetare, terwijl vele andere niet zijn opgenomen, en alle tijden door elkander zijn geworpen, en gij zult u een denkbeeld van de smakelooze bontheid vormen, welke in dit boek heerscht. Ref. heeft vergeefs getracht den draad te vinden, die hem door dezen Chaotischen doolhof van woorden moest leiden, en hij begrijpt volstrekt niet, hoe het boek gebruikt zal kunnen worden. Immers ontmoet men eene spreek- | |
| |
wijze of den naam van eenigen persoon, zoo is het bij geluk, indien men dezen in dit Werk vindt; stellig ontmoet men tien dingen, die men niet zoekt, tegen een, dat te pas komt.
Dit gebrek aan alle eenheid in keus en bewerking der artikelen heeft de Heer weytingh met zeer vele, ja bijna alle, bewerkers van dergelijke Lexica gemeen. En toch, is het onmogelijk uit den bijna grenzenloozen omvang der Oudheid eene verzameling van woorden uit geschiedenis, fabelkunde en geographie (waarom niet liever Kunst gekozen) bijeen te brengen, die met elkander een zeker geheel vormen.
Even onduidelijk als het begrip van Klassieke Oudheid, is de zin van het woord Ongeletterden. Waarlijk, indien het verstaan van uitdrukkingen, als: Aozos en Alloprosallos, enz., met regt van Ongeletterden niet gevergd wordt, zoo is daarentegen het opnemen van uitdrukkingen, als: redacteur, oppositie, enz., eene beleediging voor den Lezer, want hij zou niet eens Fransch of Duitsch moeten verstaan, of nooit een dagblad of Tijdschrift inzien, bijaldien hij zoo iets nog uit dit boek leeren moest. En waren de verklaringen dan nog goed!
Om eene zekere orde te bewaren, zal Ref. uit dit boek een artikel, bijv. letter C, meer bepaald nagaan, ten einde de beschuldiging van gebrek aan oordeel, onkunde, ongelijkheid aan zich zelven, verregaande achteloosheid en gemis van allen smaak te regtvaardigen, welke hij zijns ondanks op den Heer weytingh moet werpen. Ref. kiest letter C, omdat deze het midden houdt tusschen de uitvoerigheid der letter A en de kortheid van letters als R, ofschoon hij anders kan verzekeren, dat elke pagina van dit boek tot dezelfde aanmerkingen stof en regt geeft. Wij zullen uit iedere der drie rubrieken eenige staaltjes bijbrengen.
Geschiedkundige artikels. Vooreerst is de Heer weytingh zich zelven zeer ongelijk in het behandelen van historische personen. camillus staat zeer schraal naast den fabelachtigen candaules; cicero beslaat veel meer plaats, dan beide cato's zamen; cimon steekt af bij chabrias; appius claudius, de Tienman, behoort onder de gelukkigen, die zeer uitvoerig vermeld worden; cocles en cloelia erlangen meer dan constantinus de Groote; coriolanus, cornelia en croesus zijn zeer con amore vermeld. Cyrus is NB. vergeten! Maar dit mogt gaan. Erger is de tweede beschuldiging, dat de Heer weytingh bij deze historische personen weinig meer bronnen gebruikt heeft, dan nepos, hier en daar plutarchus, en voornamelijk zijn geheugen; zoodat men alles vindt, wat ieder- | |
| |
een weet, bijv. solon en croesus, candaules en gyges, coriolanus en zijne moeder, enz. enz. waarbij geene spraak is van eenige wetenschappelijk onderzoek of kennis; de personen zijn bij den Heer W. even historisch waar, en van karakterteekening heeft hij volstrekt geen begrip. B.v. op deze wijze is het artikel constantinus bewerkt:
‘Constantinus, bijgenaamd de Groote. Hij was de eerste Romeinsche Keizer, die de Christelijke Godsdienst aannam. Bij zijne komst tot de regering waren er buiten hem nog drie (!) mededingers, lucinus (sic!), maxentius en maximinus, die hem den troon betwistten; doch hij overwon hen allen. Voor het leveren van een gevecht tegen eenen hunner, maxentius, zegt men, dat hem een kruis aan den hemel verschenen was, met het opschrift: in dit teeken zult gij overwinnen; van welk verhaal echter de waarheid betwijfeld wordt. Hij bragt den zetel der Romeinsche heerschappij naar Byzantium over, en noemde die stad naar zijnen naam, welken zij nog heden draagt!’
Dat is alles over eenen persoon als constantinus den Grooten! Wie zijn toch de Ongeletterden, voor welke de Heer weytingh zijn boek schreef? En zoo verfoeijelijk slecht zijn alle artikels. Van cleon lezen wij: ‘Een beroemd Atheensch Veldheer (!) in den Peloponnesischen corlog. Schoon van geringe afkomst, had hij zich door zijne talenten (NB.) den weg tot de hoogste eerambten (!) gebaand. Hij sneuvelde in een gevecht tegen den Spartaanschen Veldheer brasidas.’
Ref. staat verbaasd over de mate van onkunde en onbeschaamdheid, die er toe behoort, om zulk een leugenmengelmoes, of liever zoodanigen onzin, zamen te flansen en het pu bliek te durven opdisschen.
Chabrias heet een beroemd Atheensch Veldheer en Wijsgeer! ‘chares. Er zijn vele mannen van dien naam geweest, van welke onder andere bekend is de Beeldhouwer, die te Rhodus het beruchte (!) standbeeld, den Colossus, vervaardigde. Choerilus ..... Er was ook een Geschiedschrijver (!!!) van dien naam, welke de overwinning der Grieken op de Perzen in verzen heeft beschreven.’ Sliep de Heer W., toen hij dit schreef? ‘Chrysippus, een beroemd Wijsgeer in Griekenland, van de sekte der Stoïcijnen. Hij was vooral sterk in het redetwisten, en schijnt ook veel geschreven te hebben, waarvan weinig of niets meer overig is.’ Van cimon zegt de Heer W. niets meer dan nepos, en is dus even dom en oppervlakkig als dit treurige vod- | |
| |
werk, dat eenen beroemden naam ontwijdt. Van staatspartijen hebben beide geen idée. - ‘Civilis (claudius,) de beroemde handhaver van de vrijheid der Batavieren tegen de Romeinen. Zijne daden zijn uit de Vaderlandsche Geschiedenis te veel bekend, dan dat het noodig is, hier breeder over hem uit te weiden.’ - Dat is gemakkelijk, Heer weytingh! hadt gij bij alle onderwerpen maar zoo gedacht, dan hadt gij uwe moeite geheel en te regt kunnen sparen.
Van de geschiedenis zij dit genoeg. Nu de aardrijkskundige artikels. ‘Campanië, oude naam van een landschap in het Koningrijk Napels, waarvan Capua, dat thans nog dien naam draagt, de hoofdstad is.’ Zeer beknopt, het is waar, en tevens duidelijk ook. - ‘Cappodocië, eene landstreek in Klein-Azië, wier inwoners wegens hunnen stompen aard bekend waren.’ - Durft de Heer W. dit aardrijkskundige artikels noemen? Bij Carthago verhaalt de Schrijver ons de geschiedenis der stad, in plaats van aardrijkskundige beschrijving. ‘Ceramicus. Dezen naam dragen twee plaatsen te Athene; eene, alwaar de gesneuvelden in den oorlog begraven werden, terwijl men eene lijkrede op hen hield; in de andere hielden de ontuchtige vrouwen zich op.’ Welk eene beklagenswaardige oppervlakkigheid en slordigheid!
‘Chaldea. Eene landstreek in Azië, tusschen den Tigris en Euphraat, de hoofdstad was Babylon; de inwoners legden zich op de Sterrekunde toe, tot welker beoefening hun vlak land bij uitstek geschikt was.’ Als dit voldoende is, dan is Nederland ook zeer geschikt voor de Sterrekunde. Het artikel Comana is bespottelijk dom en laf. En zulke slordigheden dragen den naam van Aardrijkskunde!
Fabelkunde. Consus, een God door romulus uitgevonden! Dat is sterk, zeggen wij. ‘Consentes, de twaalf oppergoden bij de Romeinen. Coeus, een reus, zoon des hemels en der aarde. Coelus, de outdste der Goden; clymene, er waren vele vrouwen van dien naam in de Fabelkunde; de bekendste is de moeder van Phaethon; cerberus, hij liet alle schimmen, die zich aanmeldden, binnen, doch zorgde, dat er niemand weder uitkwam.’ Ceres, cerealieën, en dergelijke dwaasheden en halfheden meer, moeten voor fabelkundige artikels gelden!
Volgens den titel, kon de Heer weytingh hiermede volstaan; doch er staan nog vele fraaijigheden, die men op den koop toe heeft. B.v. Civile Lijst (zeer klassiek, niet waar?), Contingent, Candelaber, Candidaat, Casuïstiek (dat gedeelte der voor- | |
| |
malige Godgeleerdheid en Zedekunde, hetwelk zich bezig houdt met de grondstellingen, naar welke vele moeijelijke gewetensvragen beslist moeten worden. - Hoe juist en duidelijk!!!), Catalogus, Cathetus, Camera Obscura en Clara, Chalazophylaces, Constitutie, Chirographarisch, Chlorine, Cholera Morbus, Chroastaceën, Classiek, Citeren, Circumvallatielijn, Claviger, Coalitie, Coëfficiënt, Cohaesie, Collateralen, Collegie, Competent, Componist, Concaaf en honderd andere curiositeiten, die men overal, behalve in een boek voor de Klassieke Oudheid, zou zoeken. Het Werk wordt zeker zeer piquant door deze contrasten, b.v. Crimineel naast Creüsa, Cryptogamie (geheim huwelijk, zoo heeten de planten, die geene zigtbare bloesems hebben, zegt de Heer W.) - Ctesians, Cultuur, Cumae - Curius Dentatus - Cursief, enz. Merkwaardig is de wijze, waarop boven elk woord de uitspraak wordt uitgedrukt; de Heer weytingh is daarin oorspronkelijk, b.v. Cyaxàres, met eene kleine a en accent, moet beteekenen Cyaxàres. Waarlijk al eene vreemde manier, die men eerst gewoon moet zijn, omdat het anders vlak omgekeerd gebruikt wordt.
Beknopt is het Boek wel, en dat is de eenige waarheid, die er in staat, doch het is eene beknopte prul. Schande over den Litterator, die op deze wijze de Wetenschap hoont en zich zelven ten toon stelt! De ellendige uitvoering is zulk een Boek waardig; het eene is als het andere. Wij beklagen de inteekenaren, die vooraan geplaatst staan, en op deze wijze teleurgesteld worden.
|
|