De Gids. Jaargang 5
(1841)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Mr. G. Dorn Seiffen en de redactie van De Gids.Heuschheid, jegens eenen man van jaren, jegens eenen man van verdiensten, in den laatsten zomer door ons aan den dag gelegd, werd in de verledene maand onheusch beantwoord; schoon wij er geen berouw om gevoelen over ons gedrag, verpligt ons dat van partij tot openlijke verdediging. Wij gelooven, dat de mededeeling van het Stuk, hetwelk aanleiding gaf tot het geschil, dat die van een paar brieven, ons voldingend zal regtvaardigen. In No. VII van dezen Jaargang van ons Tijdschrift plaatsten wij de volgende beoordeeling:
‘Geslacht-Tafel der Koningen van Europa van 1500-1840, en overzigt der Staten, regerende Vorsten en Staatsvormen in 1840, door Mr. g. dorn seiffen, Ridder der Orde van den Nederl. Leeuw. Breda, broese en comp. 1840. 64 blz. in 8o. Dit Boeksken deed ons denken aan een Werkje, in 1768 te Amsterdam uitgekomen, getiteld: Vermakelijk wapenkundig, geographisch en historisch Spel, betreffende de voornaamste heerschende Staten in Europa, en dienende om de jonge lieden, inzonderheid die van een meer als (NB.) gemeene geboorte of educatie zijn, de wapenkunde, geographie en historie, gelijk als spelender wijze, te leeren, door j.h. knoop, zijnde eene navolging van het voor den Dauphijn van Frankrijk door den Abt de brianville vervaardigd jeu d'armoiries, in 1672 te Lyon uitgekomen, hoezeer het Werk van knoop voor zijnen tijd meer geeft en uitvoeriger is, dan het thans aangekondigde van den Heer dorn seiffen. De laatstgenoemde zegt in zijn Voorberigt, dat tot het vervaardigen van dit Werk meer naauwkeurigheid en geduld, dan wel eigenlijke studie moest aangewend worden. Dit laatste zijn wij volkomen met hem eens, maar zien juist niet in, dat er zoo veel geduld bij noodig is geweest; met behulp toch van de in 1722 en 1729 uit het Hoogduitsch in onze taal overgebragte 666 geslachtrekenkundige Tafelen, van den | |
[pagina 2]
| |
Hamburgschen Rector der Latijnsche School, johan hubner, en van het voor zijnen tijd uitmuntende, door s. de vries vertaalde, Werk: De doorlughtige Weereld, in 1700 door f. halma, more suo, keurig, in drie Deeltjes, uitgegeven; maar vooral met behulp van den te Weimar jaarlijks uitkomenden Genealogisch-historisch-statistischer Almanach, of van den sedert 1764 bestaanden Almanach de Gotha, van welken de geleerde Ds. emanuël christophell klupfer tot 1776 Redacteur was, kan men een dusdanig Werkje, naar ons inzien, met nog al weinig moeite bijeenbrengen. Vóór eenige weinige jaren kwam bij de Wed. g.a. diederichs en zoon te Amsterdam (zonder jaartal) een Boeksken uit, met den titel Amphiktyon, hetgeen met dat van den Heer dorn seiffen veel overeenkomst heeft, maar in vele opzigten nog beter en uitvoeriger is, daar het ook de Vorsten van minderen rang vermeldt, en hetwelk wij willen gelooven, dat gezegde Heer niet kent. De titel van het aangekondigde Werkje beantwoordt niet volkomen aan den inhoud, en het Werkje zelf is zeer onvolledig; want men vindt hier wel, behalve een overzigt van de huwelijksverbindtenissen en afstammelingen van Veertien Koningen, ook die der Keizers van Oostenrijk en Rusland vermeld; maar de Koningen van Hanover, België, Griekenland, Hongarije en Noorwegen zijn daarentegen onvermeld gebleven, terwijl die van Polen tot 1795 worden opgegeven. Het tijdvak van 1500 tot 1840, op den titel voorkomende, heeft slechts op weinige der Tafels betrekking; eenige beginnen vroeger, andere veel later. Met die van Beijeren, Wurtemberg en Saksen wordt eerst met 1806 een aanvang gemaakt, waarschijnlijk omdat in dat jaar die Rijken eerst Koningrijken zijn geworden, maar de Nederlanden werden zulks niet vóór den jare 1815, en toch zijn de Graven van Nassau van 1504 af vermeld. Over Turkije wordt geen woord gesproken. De Schrijver heeft eene zeer willekeurige volgorde in acht genomen; en daar er geen Register in het Werkje wordt gevonden, is het zoeken nog al lastig. Hier en daar heerscht eenige duisterheid. Zoo is het, b.v., bij de eerste lezing niet zeer duidelijk (blz. 58), of kathinka alexeïowna de tweede gemalin van peter den Grooten, of van diens zoon alexeï was. Op blz. 40 wordt van den zoon van napoleon gesproken op eene wijze, alsof hij nog leefde en nog Koning van Rome was; waarom hier niet bijgevoegd: Later Hertog van Reichstadt en sedert overleden?’ ‘Onze tegenwoordige Koningin wordt, onder de kinderen van Keizer paul (blz. 61), alleen anna, niet anna paulowna genoemd. | |
[pagina 3]
| |
H.M. is onder den naam van anna paulowna bekend; de laatste naam had alzoo op blz. 27 niet tusschen twee () moeten staan. Onze tegenwoordige Koning komt op blz. 27 en 61 alleen onder de namen willem frederik, niet onder die van willem frederik george lodewijk voor. Onder de Prinsen van Spanje zult gij te vergeefs zoeken naar Don francesco da paula, zoonGa naar voetnoot1 van ferdinand VII, en alzoo oom van de tegenwoordige jonge Koningin, en Pretendent-Regent van Spanje. Ook de kinderen van Don carlos en die van Prins oscar van Zweden zijn onvermeld. Maar het lust ons niet, meerdere onnaauwkeurigheden aan te stippen. Het Overzigt der Staten, regerende Staten en Staatsvormen is zeer kort, en beslaat slechts 3 bladzijden. Wij misten hier o.a. de vermelding van het Venetiaansch-Lombardisch Koningrijk en van Illyrië. Van den Heer Mr. dorn seiffen, Ridder, Correspondent van het K.N. Instituut, had men iets beters mogen verwachten, vooral daar er geene dadelijke behoefte aan een soortgelijk Werkje bestaat.’
Wij ontvingen, ten gevolge van deze beoordeeling eene antikritiek van Mr. g. dorn seiffen, tot onze verwondering door Zijn Weledele Zeer Gel. in den Recensent ook der Recensenten, voor October, 1841, No. IX, geplaatst; tot onze verwondering herhalen wij, daar wij den Heer Mr. g. dorn seiffen, in antwoord op Zijn Weledele Zeer Gel. geleidende missive, ons gevoelen over dat Stuk, als volgt deden kennen: | |
‘Weledele Zeer Geleerde Heer!’Bij aanzoeken, als dat van Uweledele Zeer Gel., om tegen eene in ons Tijdschrift geplaatste beoordeeling eene antikritiek op te nemen, is gewoonlijk ons antwoord, dat antikritieken en replieken eens vooral buiten het cadre van ons Tijdschrift liggen; maar dat wij aan de Schrijvers de vrijheid laten, mits geheel te hunnen koste, hunne bezwaren in een Bijblaadje achter het nommer van ons Tijdschrift aan het publiek mede te deelen. | |
[pagina 4]
| |
Toen de Redactie Uweledele Zeer Gel. antikritiek ontving, kon zij te minder den Schrijver der Recensie van Uweledele Zeer Gel. bedenkingen onkundig laten, dewijl een harer geachte Medeleden zelf die Schrijver was. Het gevolg dier mededeeling was eene repliek, uitvoerig, scherp (want waarom verzwegen, dat het slot uwer antikritiek tot dien scherpen toon aanleiding moest geven?) en, naar ons inzien, overtuigend. De Recensent betoogde daarin, dat hij geenszins over het hoofd had gezien, dat Uweledele Zeer Gel. Geslachtstafel enz., tot Bijdrage voor uw Handboek strekken moest; maar hij meende, dat dit oogmerk geene verschooning was voor de onvolledigheid en onnaauwkeurigheid, die hij in Uweledele Zeer Gel. Werk had opgemerkt, te meer daar, door den vóór twintig jaren uitgekomenen Amphiktyon, Uweledelens Werk min of meer overbodig geworden was. De Recensent beweerde vervolgens, dat de inhoud van uw Werk niet aan den titel beantwoordde. Dat de titel luidde: Geslachts-Tafel der Koningen van Europa van 1500-1840; maar dat er 1o. ook Geslachts-Tafels van Keizers in voorkwamen; dat slechts zeer weinige Tafels met 1500 beginnen; dat, omdat op den titel: Geslachts-Tafel der Koningen, en niet Lijst der Koningen, enz., staat, ook het geslacht der Koningen van Pruissen had behooren vermeld te worden, al nam ook de Keurvorst van Brandenburg eerst in 1701 dien titel aan. Dat Uweledele Zeer Gel. ‘de betrekking der Vorsten tot elkander, als van belang voor de juiste beoordeeling der gebeurtenissen’ beschouwende, juist daarom van Vorsten, zoo magtig van invloed, als de Hertogen van Saksen en de Keurvorsten van Brandenburg, had behooren melding te maken, om dezelfde reden, waarom Uweledele Zeer Gel. de Vorsten van Oostenrijk van de XVde eeuw af vermeld heeft, niettegenstaande die Staat eerst in 1804 tot een Keizerrijk verheven was. Met betrekking tot Uweledele Zeer Gel. verdediging over het onvermeld laten der Koningen van Hanover, België, Griekenland, Hongarije en Noorwegen, erkent de Recensent, dat, wat de drie eersten betreft, die door Uweledele Zeer Gel., met bijvoeging van hunne kwaliteit, onder Groot-Brittanje, Frankrijk en Beijeren vermeld zijn; maar hij merkt aan, dat hier hunne plaats niet was; en dat op deze wijze te regt kan gezegd worden, dat de dynastieën van Hanover, België en Griekenland, als zoodanig onvermeld zijn gebleven. Dat Uweledele Zeer Gel. voorts van Noorwegen en Hongarije geheel gezwegen heeft, en niet eens karel jan, als Koning van Noorwegen, noch de Keizers van Oostenrijk, als Koningen van Hongarije genoemd. Tot beantwoording van | |
[pagina 5]
| |
Uweled. vraag omtrent het verlangen van Recensent, betreffende het regerende Huis van Turkije, verwijst Recensent Uweledele Zeer Gel. naar de wijze, waarop in den Genealogisch-historisch statistischer Almanach, of in dien Amphiktyon, van het geslacht van osman melding gemaakt is. De aanmerking over anna paulowna, door Recensent gemaakt, verdedigt ZEd. met de opmerking, dat de dochters van iwan V alexeiwitch, ofschoon onmiddellijk onder haren vader geplaatst, echter door Uweledele Zeer Gel. voluit vermeld zijn, als catharina iwanowna, anna iwanowna en praskowia iwanowna; dat de wet der consequentie de vermelding onzer Koningin, als anna paulowna, te eerder geëischt had, omdat zij onder dien naam gemeenlijk wordt genoemd. Verkeerdelijk staat in de beoordeeling francesco da paula als zoon in plaats van als broeder van ferdinand VII vermeld, doch met de reden, waarom Uweledele Zeer Gel. hem geheel verzweeg, neemt Recensent geen genoegen. Uweledele Zeer Gel. zegt: ‘Dat deze Prins geene de minste betrekking heeft op de geschiedenis tot 1832;’ Recensent antwoordt, dat dit zelfde omtrent de door Uweledele Zeer Gel. vermelde karel lodewijk van Napels, geb. 1838, pedro en lodewijk van Portugal, geb. 1837 en 1838, lodewijk philips albert van Orleans, Graaf van Parijs, geb. 1838, en michaël van Rusland, geb. 1832, zou gelden; dat voorts Uweledele Zeer Gel. Geslachts-Tafel niet tot 1832, maar tot 1840 gaat, en dat dan althans deze Prins, als Pretendent-Regent van Spanje, wel had mogen vermeld worden. Hij voegt er bij, dat Uweledele Zeer Gel. ook van de kinderen van Don carlos en Prins oscar geene melding maakt, ofschoon daarvan vermoedelijk een, in 1818 reeds geboren, Pretendent van Spanje, en een, de Hertog van Scandinavië, geb. 1826, Koning van Zweden en Noorwegen zal worden. De Redactie heeft gemeend, bij wijze van uittreksel, Uweledele Zeer Gel. deze tegenbedenkingen te moeten mededeelen, om te toonen, dat de grieven, door Recensent tegen Uweledele Zeer Gel. ingebragt, geenszins het produkt zijn van ‘onwetendheid en kwade trouw’ maar hem door zijnen pligt als Recensent werden ingegeven. ZEd. bezit dus de middelen, om Uweledele Zeer Gel. aanval af te keeren, en de billijkheid eischt, dat wij hem evenzeer als Uweledele het strijdperk ruim laten. Maar die strijd is in ons oog hoogstonvruchtbaar, en kan noch voor hem, noch voor Uweledele Zeer Gel., tot leering of tot wijziging van overtuiging strekken. Het geldt hier geene duistere | |
[pagina 6]
| |
punten van wetenschap, die door den onderlingen twist kunnen opgehelderd worden; en de overtuiging, dat de Recensent zich niet door kwade trouw en onwetendheid heeft laten besturen, is al wat het publiek door schrift en tegenschrift zou kunnen winnen. Als Oud Schrijver draagt de Redactie van de Gids Uweledele Zeer Gel. eerbied en erkentelijkheid toe. Zij ziet Uweledele Zeer Gel. dus zeer ongaarne in het geval van óf ongelijk te krijgen, of scherp beantwoord te worden, na eenen aanval van uwe zijde, niet altoos in overeenstemming met de bezadigdheid van Uweledele Zeer Gel. leeftijd. Voorondersteld zelfs, waaraan de Redactie twijfelt, dat Uweledele Zeer Gel. bewijzen mogt, geen onregt te hebben gehad, wat zou daarbij Uweledele Zeer Gel. roem en achting als Geleerde winnen, die door lange jaren van nuttige werkzaamheid op hechtere grondslagen gevestigd is, dan de uitgave dezer Geslacht-Tafels? Deze redenen hebben de Redactie bewogen, alvorens aan Uweledele Zeer Gel. het aanbod te doen, op Uweledele Zeer Gel. kosten Hare antikritiek te laten drukken, de plaatsing in het geheel nogmaals aan Uweledele Zeer Gel. in overweging te geven, en daaromtrent Uweledele Zeer Gel. nadere dispositie te verwachten. Op deze wijze meent de Redactie van de Gids aan hare taak, om waarheid en kritiek voor te staan, evenzeer te voldoen, als aan de achting, eenen verdienstelijken grijsaard verschuldigd. Met de meeste hoogachting verblijven wij: Weledele Zeer Geleerde Heer! Amsterdam, 24 Julij, 1841. ‘Uweledele Zeer Gel. Dv. Dienaren,
‘Weledelen Zeer Geleerden Heere Mr. g. dorn seiffen, Ridder, enz. te Utrecht.’
Op dezen brief antwoordde de Heer Mr. g. dorn seiffen ons: | |
‘Weledele Heer (en)!’‘Indien die beschaafdheid bij den Recensent geweest was, die zich overal in UwEd. schrijven vertoont, zou de recensie geheel anders uitgevallen zijn. Een Recensent moet de waarde van de voortbrengselen van 's menschen geest naar waarheid aan het publiek mededeelen, maar hij moet des Schrijvers persoon er ook | |
[pagina 7]
| |
buiten laten. Een welopgevoed man beleedigt eenen anderen niet, door hem in een hatelijk licht te plaatsen, zoo als Recensent dit doet; hij maakt er eene aardigheid voor zich van, om den persoon te verguizen. Ik ben ook Recensent geweest, maar weet niet ooit personen met zaken verward te hebben; het publiek heeft met het goed- of afgekeurde Werk van nooden. Ik heb dien toon van recenseren in UwEd. geacht Maandschrift meermalen aangetroffen, en werd verontwaardigd, dat een mensch pleizier konde hebben, om zoo veel onaangenaams te bewerken. Geen wonder dus, dat ik, de mishandeling van mijnen persoon en de muggenzifterij omtrent mijn Werkje lezende, omdat de Recensent het doel van hetzelve voorbijzag, het Handboek der Geschiedenis zelfs niet kennende, kwade trouw vermoedde, en alzoo wat scherper, dan mijne gewoonte is, hierop antwoordde. Neen, scherp zal ik eerst dan worden, wanneer Recensent, om zijne onkunde of kwade trouw te dekken, met zijne nieuwe muggenzifterij zich zal trachten te verontschuldigen. Hij had beter gedaan, zoo hij ronduit gezegd had: “Peccavi, erravi!” dan wederom met nietswaardige aanmerkingen te dreigen. Het spijt mij, dat een Schrijver, zich beleedigd voelende, niet dan voor geld zich in UwEd. Maandschrift verdedigen kan, ten minste, wanneer hij billijk in de wederlegging is, en uit UwEd. brief straalt overal billijkheid door. Maar daar ik niet weet, hoeveel mij mijne regtvaardiging bij het publiek kan komen te staan, en ik niet ligtvaardig over gelden mag beschikken, zoo zie ik mij gedrongen, om mijne verdediging in de Gids op te geven, en UwEd. zult mij zeer verpligten, met mijne wederlegging te zenden aan den Hr. epkema, op den Singel bij het Leidsche plein, onder mijn adres, als die, aan zijnen zwager, den Hr. ekker alhier, schrijvende, mij dezelve kosteloos kan terugbezorgen. Intusschen acht ik mij zeer verpligt, om UwEd. te bedanken voor de genomene moeite. UwEd. geacht Medelid verdiende die niet, en het zal UwEd., zoowel als mij, uit deszelfs repliek wel gebleken zijn, dat zijne aanmerkingen nietsbeduidende vitterijen zijn, die alle even gemakkelijk te wederleggen zijn als de vorige. Ik heb de Eer met verschuldigde hoogachting te zijn: Weledele Heer! Utrecht, 29 Julij, 1841. Uweledele Dw. Dienaar,
Volgaarne beschouwden wij hiermede den nutteloozen twist | |
[pagina 8]
| |
geslecht. Mr. g dorn seiffen liet onzer heuschheid regt wedervaren, - te vergen, dat een beleedigd Auteur erkennen zou, dat hij mis had, ware te veel geëischt van het genus irritabile, - de tijd, vleiden wij ons, zou hem billijker doen worden voor ons geacht Medelid. De jongste Recensent ook der Recensenten bewees ons het tegendeel; het was hetzelfde Stuk, misschien met eenige verzachting. Wij achten het wederlegd door onzen vorenstaanden brief; bij dien des Heeren dorn seiffen vergunne men ons een paar toelichtingen te voegen, ten nutte van - niet alleen Zijn Weledele Zeer Gel. 1o. Auteurs zouden beoordeelen gaarne synoniem maken met loftuiten; want, al is er in eene gispende beoordeeling, als die van ons Medelid, geen zweem van personaliteit, - of dat eeretitels den Schrijver verleend, regt geven om in zijnen arbeid blijken van talent te verwachten, moest er eene zijn! - men verwart personen met zaken, men beleedigt, men verguist, men muggenzift, men wordt betigt van onkunde en kwade trouw, wanneer men de eerzucht des Schrijvers kwetst door aanmerkingen. Wij zouden, om de onaangenaamheden, waaraan deze blootstellen, misschien de voorkeur geven aan de kritiek uit de dagen, toen Mr. g. dorn seiffen Recensent was, wanneer wij, bij ons optreden, den invloed van deze hadden gezien in den gelouterden smaak des publieks. 2o. Auteurs, ‘die zich beleedigd voelen,’ kunnen niet dan op eigene kosten in een Bijblaadje tot ons Tijdschrift hunnen wrok lucht geven, daar wij gelooven, dat het algemeen regt heeft op belangrijker bijdragen, dan antikritieken plegen te zijn. Het besluit schijnt ons te billijker, daar wij beoordeelaars en beoordeelden met geene andere mate meten, dan ons zelve, dewijl de Uitgever, - die altoos bereid is ons en hun op te geven, hoeveel de handhaving van een gevoelen, ongeveer kosten kan, - ook door ons voor dit Bijblaadje schadeloos gesteld wordt. Ons geacht medelid, wij zelve hebben ook ditmaal niet geaarzeld over een weinig geld te beschikken, ter verdediging van ons goed regt. Wij zouden in dit opzigt misschien het voorbeeld van Letteroefeningen, Recensent, Letterbode, enz., die gaarne hunne bladen met antikritieken vullen, ter harte nemen, zoo zij ons overtuigden, dat de wetenschap bij zulk geschrijf wint, dat het vooruitbrengt! Amsterdam, 27 Oct., 1841. De Redactie van de Gids. |
|