De Gids. Jaargang 5
(1841)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 202]
| |
Bij de rivieren van Babel.Daar zaten wij en weenden wij. Ps. cxxxvii. Aan Babels wateren gezeten,
Denk ik aan Sion, en verteer.
Jerusalem! hoe zoude ik U vergeten?
Mijn rechterhand vergat zich zelv' veeleer!
En in des vreemd'lings land gevangen
Vergt mij zijn overmoed nog zangen -
Een lied der feestvreugd van voorheen?
Een' overwinningspsalm den Heere?
Een tempellied mijn' God ter eere? -
Ween, Sionite! ween!
'k Heb mede, o schand! in blijder stonde,
Genot, verjeugdiging en kracht
(In mijne ellend gedenk ik aan mijn zonde!)
Van Babylon, mijn' stam ten hoon, gewacht.
Mijn vijandin heb ik ontboden,
Mijn' God verloochend voor haar goden!
Zij kwam, en bracht meêdogenloos
Haar toortsen voor mijn tempelwanden,
Haar ketenen voor deze handen. -
Bloos, Sionite! bloos!
| |
[pagina t.o. 202]
| |
Psalm CXXXVII
| |
[pagina 203]
| |
Ja, bloos, en leèg, in zak en assche,
Den bittren kelk der slavernij!
Tot eenmaal weêr een heilmaar u verrasse,
Een dag van troost, een woord uws Gods: Wees vrij!
Wanneer U tienmaal zeven jaren
Het heerlijk bedehuis herbaren;
Wanneer, veranderend zijn' loop,Ga naar voetnoot1
De Euphraat een' vreemden Koning holdigt,
Ter straf, aan Babylon verschuldigd -
Hoop, Sionite! hoop!
Die Koning, door Gods raad gedreven,
Spreekt tot uw' tempel: Word gegrond.
De volkeren zijn in zijn hand gegeven,
En 't woord der vreugd voor Juda, in zijn' mondGa naar voetnoot2.
Een nieuwe tijd is aangebroken,
Een nieuwe voorspoedszon ontstoken
Na nieuwen smaad en worsteling.
Weest welkom, kloeke Machabeeuwen!
En gij, bij 't opstaan van die leeuwen,
Zing, Sionite! zing!
Maar eindloos heerlijker vervulling
Wordt aan uw zielzucht voorbereid.
De tijd is dáár der groote Heilsonthulling:
Het is de Heer, van ouds door U verbeid!
In needrigheid, ofschoon als Koning;
| |
[pagina 204]
| |
In hemelmajesteitsbetooning,
Bij 't overgeven van Zijn ziel.
Voorafgegaan door Zijn' Elia,Ga naar voetnoot1
Zie hier uw' Goël en Messia! -
Kniel, Sionite! kniel!
Hij wordt verworpen! - Maagdenscharen!
Treurt bij die Godsverwerping, treurt!
Tot dat eerlang de klaauw der Adelaren
U van de plek, waar Hij U toesprak, scheurt.Ga naar voetnoot2
En thands! geen tienmaal zeven jaren,
Die wederom bevrijding baren!
Op dezen laatsten wanhoopskrijg
Volgt geen gevang'nis, maar ontërving,
Geen kwijning langer, maar versterving -
Zwijg, Sionite! zwijg!
Maar neen! Gij zult weêr ademhalen.
Maar neen! Jerusalem sterft nooit.
Gij zult haar zien van uit den hemel dalen,
Gelijk een Bruid, haar' Bruidegom getooid.
Van vrede zal men tot U spreken:
De nacht des afvals is geweken,
En weggenomen is de kloof.
Daar is verzoeninge gevonden
Ook voor die schrikbaarste uwer zonden. -
Loof, Sionite! loof!
|