De Gids. Jaargang 3
(1839)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij(Chineesch Gedicht.) | |
1.O wonder, daar in de verte, waar de weg zich om den berg kronkelende, aan het oog onttrokken wordt, | |
2.Zie, mijne broeders, daar rijst eene rookwolk als stofzand naar boven; en echter komt er tot nog toe niemand. | |
3.De lucht is zwoel en de hemel helder: het is niet de wind, die het stof doet opgaan. | |
[pagina 122]
| |
4.Ziet dien troep raven, die de nok van ons huis omringen. Wat vliegen zij door elkanderen! | |
5.Zij doorklieven naar alle zijden de lucht, en dartelend uiten zij duizendwerf duizend vrolijke kreten. | |
6.De Godheid bezielt haar: zij voorspellen een gelukkig voorteeken. | |
7.Zal de heilige GourouGa naar voetnoot(1) dezen avond voorbijkomen en bij ons zijnen intrek nemen? | |
8.Ja, vele uitwendige voorteekenen kondigen het mij aan en de echo's uit het heiligdomGa naar voetnoot(2) mijner ziel herhalen het mij: | |
9.Ga, mijn broeder, zeg aan onze beminde echtgenootGa naar voetnoot(3); dat zij de kamer, den geëerden gasten bestemd, in orde brenge. | |
10.Dat de Gourou, aankomende, zich tot ons getrokken voele, onze vooruitzorgende gastvrijheid ziende. | |
11.De heilige man kent alle geheimen, hij weet alle Geesten te overheerschen. Hij zal voor ons bidden. | |
12.Wie weet of niet de hemel, op zijn gebed, ons een kind zal toestaan! | |
13.Het is reeds sinds drie jaren, dat ons arm schaap alleen en verlaten gaat. Zij heeft nog geen lam aan hare zijde. | |
14.Dat hij kome, de heilige man! Dat hij kome, en dat hij onze woning zegene!
l.t. |
|