Beschaming.
Mevrouw de Gravin Dumas-Ruffey zamelde op eenen Zondagmorgen van 1804, in hare Parochiekerk te Parijs, de liefdegiften voor de armen in. Elk beijverde zich milddadig te zijn, en de smeekbede eener jonge en schoone vrouw bewoog de verstoktste zondaars wèl te doen. Nadat zij echter de onverschilligsten bekeerd had, kwam zij aan den stoel van den Fermier-Général Toinard, een' zeer rijk, maar ook zeer gierig man. Zij biedt hem de beurs aan. ‘Vergeef mij, Mevrouw!’ roept Toinard, verwonderd en knorrig, op eenen gemaakt droevigen toon uit, ‘ik zoude u gaarne iets geven, maar ik heb volstrekt niets.’ - ‘Hoe gelukkig gevoel ik mij!’ antwoordde hem de Gravin, ‘u de beurs der armen te kunnen aanbieden, Mijnheer! - gij hebt niets, zegt gij, neem er uit, wat er in is behoort u toe!’