lucht zich uitzettende ontweek, door het water, bij B, en als nu het vuur, bij A, werd weggenomen, rees de vloeistof in de buis, en wel des te hooger, naarmate de bol sterker was verwarmd geworden. Op die wijze althans wordt de toestel beschreven in eene Latijnsche overzetting der Werken van Drebbel, die in 1628 te Genève het licht zag. Zie hier, wat er staat: ‘Id oculis et manu palpabimus, si cornutae vacuae ore frigidae aquae imposito, ventrem igni superposueris, actutum videbis, ubi primulum calefactum fuerit vitri corpus, egressuros ore illius, non sine strepitu, flatus, qui in bullas concitabunt aquam idque eo impensius, quo aer incaluerit magis; remoto ab igne vitro, cum aer frigescet, mox in se coïbit crassiorque fiet et proinde minor vitrumque aqua opplebitur illa sui parte, quam antea aer calefactus et expansus occupaverat.’ -
De thermometers door de Academici del limento te Florence vervaardigd, waren niet zoo geheel ongeschikt, om de betrekkelijke warmte op verschillende plaatsen aan te wijzen. Deze werktuigen waren met de meeste zorg vervaardigd en, hoewel zij geene vaste punten hadden, wezen allen, bij gelijke temperatuur, hetzelfde getal graden aan. Zij waren dus onderling vergelijkbaar.
Bl. 35. De Schrijver bedient zich uitsluitend van de graden van den thermometer Fahrenheit; hij had beter gedaan, in een boek als dit, de honderddeelige schaal te gebruiken.
Bl. 37. Op de verzekering, dat de pyrometer van Wedgewood zoo bijzonder geschikt is, om hooge temperaturen te meten, valt nog al wat af te dingen. De meesten, die dit werktuig gebruikt hebben, verklaren het tegendeel.
Bl. 41. Tot bepaling der temperatuur, waarbij het water zijn maximum van digtheid heeft, gebruikt V.B. de oudere proeven van Hällström, die 4o 1 C vond. Later heeft dezelfde Hällström dit onderwerp op nieuw behandeld; door verbinding van zijne vroegere en latere waarnemingen met die van Muncke en Stampfer, vindt hij voor die temp. 3o 9 ± 0o 04 C. De temperatuur van 3o 9 C of 39o F moet dus, in den tegenwoordigen staat der wetenschap, als de naauwkeurigste bepaling voor dit maximum van digtheid beschouwd worden, (vergel. Poggendorfs Annalen 1835. I bl. 220-245).
Bl. 82. Bij de waarnemingen over de toenemende temperatuur op grootere diepten wordt geene melding gemaakt van den arbeid van De la Rive en Marcet, in het boorgat van een' Artesischen put, in de nabijheid van Genève. Dit is een groot verzuim; want de waarnemingen van deze beide natuurkundigen zijn, onzes inziens, de beste, die er immer over dit onderwerp gedaan zijn; bij geene anderen hebben zoo vele gunstige omstandigheden